MIDDELBURGSCHE COURANT. N°- 127. 1866 Zondag 12 x\ugustus. Edilio van Zaterdag avond 8 uren. Middelburg 11 Augustus- Geen dag schier gaat er voorbij, of wij vernemen klach ten over den stoombootdienst op de Wester-Schelde, en wij hebben brieven voor ons liggende van verschillende personen, die de reis hebben medegemaakt en wenschen door middel van ons blad aan hunne verontwaardiging lucht te geven. Dat gaat natuurlijk niet. Maar de ontboe zemingen die we alom vernemen getuigen toch van een zoo groote teleurstelling van het publiek, dat wij gemeend hebben nogmaals inlichtingen te moeten vragen aan hem, die ons, toen de boot pas in de vaart was, met zijD advies beeft bijgestaan. Op ons schrijven van 11. Dinsdag ontvingen wij nog denzelfden dag de volgende beschouwing: „Ik heb de eer u mede te deelen dat „de Zeeland" Zaterdag middag niet, gisteren middag wei overge varen is. Iloe de reis is uitgevallen kan ik u niet met zekerheid zeggen. „Ai lang heb ik het voornemen opgevat om u iets van „de Zeeland" te berichten; doch ik ben daarvan terug gehouden, omdat ik geen goed gemotiveerd oor deel uitbrengen kan. „Van waar toch de gegevens te verkrijgen? Op de uitspraak der bemanning is volstrekt niet te rekenen, vooral nadat een van hen gestraft is, zoo ik boor „omdat hij te veel praat." De uitspraak der passagiers? Het grootste deel geeft den oogenblikkelijken indruk weder, dien de n is op hen gemaakt heeft, meer niet. Hun oor deel wordt meestal geleid door den meerderen of minde ren angst dien zij hebben ondervonden; doordemeerdere of mindere kennis die zij bezitten om het gevaar, zoo het bestaat, te kunnen schatten; door de goede ot kwade meening die zij zich vóór de afvaart van de reis gemaakt hebben. In éen woord, bet is geen onbevangen oordeel. „Zoo gaarne zou ik een oordeel uitspreken naar waar heid, dat in vervolg van tijd door de ervaring bekrach tigd werd; maar dat is zeer moeilijk en is bijna alleen te verkrijgen, indien men onder verse billende omstan digheden meermalen de reis kon mede maken, en daar zie ik geen kans toe. „Bovenal moet ik voorzichtig zijn in mijn oordeel, omdat bet bootje in mijne oogen maar geen genade kan vinden en ik daarom allicht geneigd ben om de schaduw zijde te veel op te merken. „Hoewel ik mij dus onthoud van eene stellige uitspraak, wil ik daardoor niet geacht worden iets terug te nemen van hetgeen ik u vroeger als mijn gevoelen mededeelde. Integendeel, hetgeen ik zoo nu en dan hoor en een enkele maal gelegenheid gehad heb zelf op te merken, geeft mij aanleiding genoeg om dat gevoelen vast te hou den, ja zelfs daaraan nog wel iets te durven toevoegen. „Het moet, zooals ik gezegd heb, nog al bard waaien eer het bootje zal moeten blijven liggen, maar toch is het geenszins voor alle gelegenheden bestand. Ik vrees vroeg of laat een ongeluk met dat vaartuig. Van vele zijden is er aansporing om te wagen wat kan, en hoe meer dat goed gaat des te meer zal de vermetelheid toenemen, totdatmen de eene of andere keer van eene slechte reis terug zal keeren. Het ballasten betee- kent nt. i. weinig of niets, mogelijk zelf geeft het meer na- dan voordeel, vooral op de wijze waarop dit heeft plaats gehad. Voor het slingeren der boot kan het geen beterschap geven; voor het diep liggen om de schroef onder te houden is het onvoldoende. „Een groot nadeel voor deze boot is, dat zij van eene scbroef voorzien is. Bij slecht weder komt deze boven -Ik reis zoo lezen wij 0. a. in een brief van een handels reiziger nu ruim 30 jaren, maar zoo een reis heb ik nog nooit gemaakt, en al zeggen nu de heeren gedeputeerde staten dat de boot goed is en er geen gevaar bij is, zoo tart ik hen om zoo een reisje mede te inaken, en dan zouden zij zeer leelijke gezichten trekken het was zoo erg dat ik elk oogenblik dacht: daar gaan wij naar de visschen." Deze ontboezeming heeft betrekking op de reis van 30 Juli 's morgeus. water, en het aantal omwentelingen, reeds aanzienlijk in gewonen toestand, neemt dan zoo verbazend toe dat men dikwijls óf gevaar loopt de machine te beschadigen óf genoodzaakt is de snelheid te matigen, terwijl de laatste, de snelheid, juist de grootste kracht moet uit maken om meester van den toestand te blijven. Vrij wat grooter Bchroefstoomscbi pen dan „de Zeeland" heb ik om die oor/.aak in hoogst moeilijke positie gezien. „Voor bet publiek is en blijft dat bootje echter in elk geval ongeschikt. Het slingert veelneemt zoo veel water over dat men voorop niet blijven kan en achteruit nog nat wordtvoorts is er volstrekt geen ruimte en hoe kort de reis ook dnnrt, als er eenige pas sagiers zijn loopt men elkaar in den weg." In het Slnisch weekblad van gisteren lezen wij omtrent dit stoombootje nog het volgende: „Breskens, 3 en 4 Augustus. Deze dagen hebben het publiek voldingend overtuigd, niet alleen van de totale ongeschiktheid van „de nieuwe Zeeland", maar aan een aantal personen is door niet overzetten nit Vlissingen schade berokkend, zoowel aan tijd als geld. Reeds het ongeregeld aankomen der Zeenwsebe posten, bij het stormweder en de donkere avonden en nachten, deden ons vermoeden, dat er niet veel van de overige tochten komen zou. „Vrijdag was er eene familie aan boord, die uit Noord- Amerika per stoomboot was aangekomen, zonder zee ziekte op de geheele reis, behalve op „de Zeeland." „Zaterdag was het nog veel erger; eene familie nit dit oord was aan boord; de boot slingerde van de eene naar de andere zijde allergeweldigst over of liep niet den kop onder waier, zoodat alles naar achter moest vluchten beneden was het onhoudbaar. Zaterdag namiddag werd in 't geheel niet gevaren, zoodat de herwaarts gezondene rijtuigen, welke faifiiliën kwamen afhalen, ledig moesten wederkeeren. Eene veldwachtersvrouw met vier kleine kinderen was genoodzaakt in Vlissingen te overnachten en baar vader met zijnen ledigen vrachtwagen naar Aar denburg terug te keeren; voor zulke meuschen is zoo iets dubbel kostbaar en onaangenaam. Een stuurman, die onderscheidene reizen naar de Oost deed, verklaarde almede het bootje ten eencnmale ongeschikt. De eenige verdienste aan bet bootje is eene groote snelheidin 20 a 25 minuten doet bet den overtocht, dit is ook al. Men meldt ons niet of er thans commissarissen voor een nieuwen proeftocht aan boord waren." De Staatscourant van heden bevat de aanwijzing der gronden, die ten behoeve van den aanleg van den staats spoorweg van Goes langs Middelburg naar Vlissingen en van het kanaal van Vlissingen naar Middelburg, met daarbij hehoorende werken, ten algemeenen nutte, in het publiek belang en ten name van den staat zullen worden onteigend in de gemeenten 's Heer Arendskerke, Arne- muiden, Middelburg, Koudekerke,Oost-en West-Souburg, Vlissingen, St. Laurens, Vrouwepolder, Wolphaartsdijk en Nieuw- en St. Joosland. Toen in de maand Mei 1861 een betrekkelijk groot garnizoen te Veere geplaatst werd, waardoor meer leven en vertier ontstond en bijgevolg meergeld in de gemeen tekas vloeide, was bet gemeentebestuur er reeds spoedig op bedacht om de bezoldigingen van het personeel, daar aan verbonden, te verhoogen, zelfs werden er nieuwe betrekkingen in het leven geroepen, als die van stads bode enz. Thans nu bet garnizoen en de daarbij hehoo rende familiën vertrokken zijn, en Veere weder geheel tot den vroegeren armoedige toestand is teruggekeerd, had men verwacht dat het gemeentebestuur van die pas ingevoerde weelderiger huishouding zon zijn terugge komen, door de verhoogingen weder in te krimpen Dit is echter, "naar men ons mededeelt en de persoon van onzen berichtgever is ons een waarborg voor de juist heid niet geschied. Men beklaagt zich dan ook zeer dat de nccijnsen op de eerste levensbehoeften, tengevolge van de terugontvangst van het gedeelte der personeele belasting, niet beduidend zijn verminderd, zijnde alleen die op bet brandhout afgeschaft. De verplichte heffing van den hoofdelijken omslag brengt nu het hare bij om de lasten drukkender te maken dan ooit. Onze berichtgever drukt voorts den wensch uit dat, indien het gemeentebestuur zich ongezind blijft betoonen tot het invoeren van bezuinigingen, gedeputeerde staten de begrooting voor 1867 niet zullen goedkeuren. Wij weten der Veerennren die deze zienswijze van onzen berichtgever mochten deelen, geen beteren raad te geven dan zich met een adres tot gedeputeerde staten te wenden en aan deze hunne bezwaren kenbaar te maken. Voor de komst van het garnizoen kwamen op de begroeting o. a. de volgende tractementen voor: Burgemeester300. Secretaris- 600. Griffier- 300. 2 Wethouders a 50. - 100. Geen bode. Later ii dit vermeerderd als volgt Burgemeester500. Secretaris- 700. Griffier- 300. 2 Wethouders a 100 - 200. Bode- 300.— Op de hegrootingen van de gemeente Veere uitgetrokken sommen voor jaarwedden van het gemeentebestuur, gemeente ambtenaren en bedienden en schrfjfloonen, wezen aan voor 1860 2785, voor 1861 ƒ3852, voor 1862 ƒ4387, voor 1863 en '64 ƒ4762, voor 1865 ƒ4962. Het bedrag dier posten voor 1866 kunnen wij op dit oogenblik niet niet zekerheid opgevenwij meenen echter te weten dat dit gobjk is aan de raming voor 1865. Het Handelsblad meldt met zekerheid, dat de spoor- weglijn Venlo—Kalderkerken den 1 September voor het publiek zal worden geopend, alsmede de lijn Venlo Helmond den 15 dier maand. De Staatscourant deelt de volgende opgave omtrent de cholera mede Den 9 dezer zijn aangetast: te Amsterdam 15, over leden 7; 'sGravenhage 5, overleden 3; Delft 1, overle den 0; Schiedam 1,overleden 1;Rotterdam 13, overleden 7; Gorinchem 1, overleden 0Gouda 2,overleden 1Utrecht 3, overleden 5; Arnhem 3, overleden 0. Den 8 dezer zijn aangetast: te Kampen 2, overleden 3; Meppel 1, overleden 0; Groningen 2, overleden 5. Van de aangetasten te 's Gravenbage woonden 3 t« Scheveningen, van de overledenen 1. De Staatscourant van Dinsdag bevat opgaven betref fende de cholera over de week van 2228 Juli jl. Noord-Brabant: aangetast 96, overleden 60. Sedert het begin der ziekte aangetast 462, overleden 249. Gelderland: aangetast 228, overleden 142. Sedert het begin der ziekte aangetast 702, overleden 400. Zuid-Holland: aangetast 831, overleden 526. Sedert het begin der ziekte aangetast 10,300, over leden 6065. Noord-Holland: aangetast 472, overleden 288. Sedert het begin der ziekte aangetast 2003, over leden 1385. Zeelan d aangetast 24, t- w.: 1 te Goes, 8 te Nenzen, (waaronder 3 van het garnizoen), 10 te Sint-Annaland, 2 te Tholen, 1 te Vlissingen en 2 te Wemeldinge. Overleden 18, waarvan 4 te Nenzen, 12 te St. Annaland, 1 te Tholen en 1 te Wemeldinge. Sedert het begin der ziekte aangetast 86, waarvan 2 te Breskens, 3 te Brninisse, 2 te Goes, 8 te Neuzen, 1 te Oud-Vossemeer, 1 te Rilland, 48 te Sint-Annaland, 1 te Sint-Maartensdijk, 1 te Stavenisse, 6 te Tholen, 2 te Vlissingen, 10 te Wemeldinge en 1 te Zierikzee. Over leden 59, waarvan 1 te Breskens, 1 te Bruinisse, 1 te Goes, 4 te Neuzen, 1 te Rilland, 37 te Sint-Annaland, 1 te Sta venisse, 5 te Tholen, 1 te Vlissingen, 6 te Wemeldinge en 1 te Zierikzee. Utrecht: aangetast 271, overleden 182. Sedert het begin der ziekte aangetast 3393, overleden 2149. Friesland: aangetast 102, overleden 59. Sedert het begin der ziekte aangetast 446, overleden 272. Overijsel: aangetast 327, overleden 182. Sedert het begin der ziekte aangetast 1056, overleden 604.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 1