sJuitrntcmD.
meerdere werkzaamheden der kommiezen heeft voorbij
gezien. Hij althans beschouwt, dit laatste in aanmerking
nemende, eene verhooging van tractement als billijk.
Men mag zijns inziens ook niet vergeten dat de gemeente
veel verplicht is aan den ijver en het goed gedrag van de
groote meerderheid der kommiezen, al zij het ook dat som
migen reden tot klachten schijnen te geven. Ten aanzien
van het voorstel der commissie tot eenealgemeene herzie
ning der tractecnenten vanallegemeente ambtenaren, her
innert hij inededat vroeger, naar hij meent, reeds ongeveer
zeven jaren geleden, daartoe ook reeds eene commissie
is benoemd, die een rapport heeft ingediend, doch waar
van men later niels meer vernomen heeft. Hij weet dus
niet of men van het thans gedane voorstel wel een heter
resultaat verwachten kan. Daar men zijns inziens
alleen letten moet op den omvang der werkzaamheden
van de ambtenaren, is hij vóór tracteinents-verhoogiug
en tegen de conclusie van het rapport.
De heer Winkelman merkt op dat de commissie zich
heeft onthouden van alle beschouwingen of zij al of niet
eene verhooging van tractement zou wenschen toe te
staan. Zij heeft alleen van allo partieele wijzigingen
willen afzien en daarom eene algemeene herziening
voorgesteld. Verder verklaart hij, dat het hem onbe
kend is dat er ooit door de vroeger benoemde commissie
een rapport is iugediend. Mocht dit echter zoo zijn, dan
geeft hij in overweging om daarvan inzage te neuien en
inmiddels de beslissing op het nu gedane voorstel aan
te houden.
De heer van Uije Pieterse verzekert dat nooit eenig
rapport door de vroeger benoemde commissie is
overgelegd.
De heer Kuysch zegt dat hij na die verzekering niet
wil volhouden dat de commissie indertijd een oiiicieel
rapport heeft uitgebracht, docli hij weet toch zeker dat
verschillende adressen en stukken, welke daarmede in
verband staan, in handen van burgemeester en wethou
ders zijn gesteid.
De heer Mestdagh deelt mede dat de bedoelde com
missie, waarvan ooit hij lid is geweest, nooit een rapport
heeft ingediend. Bij hare beraadslaging was het alge
meen gevoelen Uarer leden echter dat de tijdsomstan
digheden eene verhooging der traciementen verboden.
Daarop is wijlen de wethouder Ujr'ttenhooven, die in de
commissie ook zitting had, ziek geworden en na diens
overlijden is de zaak niet weder hervat.
Nadat de heer van Uije Pieterse andermaal heeft ver
klaard dat er nooit een ïappoit, zelfs geen concept, is
geweest, vraagt de heer Kuysch, waar dan de indertijd
ingekomen adressen enz. gebleven zijn, die, zooals iiij
zeker weet, toch bij de commissie zijn ingekomen.
De heer van Uije Pieterse zegt dat hij zich ook herinnert,
dat destijds adressen om verhooging zijn ingekomen,
onder anderen van de heeren Siegers en Bedelaar; hij
weet echter niet zeker waar die stukken zich thans
bevinden. Uit nadere inlichtingen blijkt dat de be
doelde stukken in bet archief zijn opgenomen.
De heer Laernoes noemt het eene vreemde omstan
digheid dat zoodra een post als kommies is opengevallen
zich dadelijk tal van sollicitanten voordoen, terwijl na
de beuoeming telkens verbooging van tractement wordt
gevraagd. Zijns inziens zijn er in de gemeente vele
andere meusclien, die zeer veel moeten werken, maar
niet zooveel verdienen als de ambtenaren der belastingen.
De heer Winkelman geeft in overweging om de be
slissing thans aan te houden tot eene volgende vergade
ring en middelerwijl een onderzoek naar de bedoelde
stukken te doen.
De heer Pot verklaart dat hij tegen het voorstel der
commissie zal blijven stemmen, tenzij de beslissing
worde aangehouden tot de behandeling der gemeeute-
begrooting en dan het eerste gedeelte van het voorstel
der commissie, om namelijk het adres van de hand te
wijzen, worde weggelaten.
De heer van Uije Pieterse merkt op dat de commissie,
ter voorkoming van partieele verhooging of het verleenen
van gratificatiën, thans weder het voorstel tot eene geheele
herziening der tractementen heeft gedaan. Hij herinnert
dat hij zich altijd een tegenstander heeft betoond om,zoodra
een verzoek daartoe is ingekomen, verbooging van tracte
ment toe te staan. Hij is bet dan ook volkomen eens met
den heer Laernoes en erkent dat de sollicitant naar de
betrekking van kommies geene moeite ontziet om zich
van de mede werking der leden van der. raad te verzekeren;
dat, wordt hij gewezen op de niet zeer ruime bezoldiging,
bij zich daardoor niet laat afschrikken, maar integendeel
verklaart gelukkig te zijn als de openstaande post hem
-ten deel mag vallen. Doch nauwlijks, zegt spreker, heelt
hij de begeerde betrekking gekregen, of er wordt een
verzoek oin tractementsverhoogiug of gratificatie gedaan.
Hij aebt het een verderfelijk stelsel wanneer een ge
meenteraad telkeus het oor leent aan argumenten, waarop
zoodanige verzoeken rusten. Waar toch, zoo vraagt hij
herhaaldelijk, moet het dan met de financiën heen? IIij
erkent wol dat de bozoldiging der ambtenaren niet te
hoog is, maar men móet ten aanzien der tractementen
regelmatig te werk gaan en letten op liet belang der
gemeente. De gemeente-financiën zijn niet gunstig; de
heffing van een hooldelijken omslag, op aandrang van den
minister ingevoerd, hoezeer sommigen, ja allen naar hij
meent in principe daartegen zijn, is noodig geweest om
in de bestaande behoefte te voorzien, en zijns inziens is
bet nog zoo zéker niet dat de tegenwoordige toestand
der gemeente zoo spoedig verbeteren zal. Hij verklaart
mitsdien dat hij, als bij de behandeling der gemeente-
begrooting een voorstel mocht worden gedaan tot tracte-
mentsverhooging der ambtenaren, tegen zoodanig
voorstel stemmen zal. Na nog te hebben herinnerd dat hij
reeds twaalf jaren lang dezelfde zienswijze heeft gehad
en kenbaar gemaakt als nn en het door hem gesprokene
ter overweging te hebben aanbevolen, zegt hij te zullen
stemmen voorde conclusie van het rapport der commissie.
De heer Mestdagh verklaart dat hij zijne volkomene
adhesie schenkt aan hetgeen de heer van Uije Pieterse
heeft aangevoerd.
De heer Ruyseh merkt op, dat het door den heer van
Uije Pieterse gesprokene bewijst dat die heer in het
algemeen tegen tractementsverhooging is. Spreker meent
echter dat men zich voor „algemeenheden" moet wachten
en dat het in 't waarachtig belang der gemeente is, dat
zorg gedragen worde voor een nauwkeurig toezicht door
de ambtenaren, maar men die dan ook billijk bezoldigen
moet. Men moet zijns inziens niet zeggen dat men in
geen geval tot tractementsverhooging zal medewerken;
hij althans zal dit wei doen, als hot blijkt noodig of wen-
schelijk te zijn. Nogmaals wijst hij op de vermeerderde
werkzaamheden der kommiezen en verklaart zich ten
slotte tegen eene afwijzende beschikking op het adres.
De heer Winkelman geeft thans in overweging om het
eerste gedeelte van het voorstel der commissie aan te
honden en thans alleen omtrent het tweede gedeelte te
beslissen; hij doet dit op grond dat het voorstel tot
afwijzende beschikking op het adres bij sommigen geen
goeden indruk schijnt te maken, hoezeer het de bedoe
ling der commissie niet is, tot eene onbepaalde afwijzing
van het verzoek te doen besluiten, en evenmin om het
onderzoek naar de verhouding van de tractementen
der overige gemeente-ambtenaren op de lange baan te
schuiven.
De heer Hector geeft in bedenking om, daar het
adres eene tweeledige strekking heeft, namelijk vermeer
dering van tractement en genot dier vermeerdering van
1 Januari jl. aan adressanten te kennen te geven dat
op hun verzoek voor dit jaar niet gunstig kan worden
beschikt, en de beslissing voor volgende jaren aan te
houden.
De voorzitter verklaart dat de zienswijzeder commissie
ook de zijne is en hij mede tegen de inwilliging van het
verzoek is. Ook hij kan zich in het algemeen niet met het
verleenen van gratificatiën vereenigen, omdat die zijns
inziens alleen bij uitzondering te pas komen, als eenige
buitengewone werkzaamheid heeft plaatsgehad, hetgeen
thans niet het geval is geweest. Eene geheele herziening
der tractementen van alle gemeente ambtenaren, waar
omtrent de commissie later voorstellen zal doen, acht hij
echter ook wenschelijk.
De heer Laernoes zegt dat er van de ambtenaren der
plaatselijke belastingen gesproken wordt, alsof zij zich
den geheelen dag in 'tzweet werken, hetgeen er echter
zijns inziens verre af is. Hij is tegen alle verhooging
van hun tractement.
Alsnu wordt de beraadslaging gesloten en overgegaan
tot de stemming over de beide gedeelten van liet voorstel
der commissie. Het eerste gedeelte, strekkende tot afwij-
ziug van het adres, is aangenomen met 11 stemmen tegen
1 (van den heer Pot); het tweede gedeelte, strekkende
tot het inBteilen van een onderzoek tot regeling der trac
tementen van alle gemeente ambtenaren, is met algemeene
stemmen aangenomen.
Een verzoek van het algemeen armbestuur, om mach
tiging tot het doen van af en overschrijvingen op zijne
begrooting voor 1865, is toegestaan.
Voor kennisgeving wordt aangenomen de mededeeling
des voorzitters, dat de heer P. R. van Visvliet is beëedigd
als controleur der plaatselijke belastingen en de vorige
week deze betrekking heeft aanvaard.
De voorzitter deelt mede dat de ondervonden moeilijk
heden om het personeel voor de brandspuit voltallig te
krijgen, hebben geleid tot een voorstel tot wijziging van
de verordening op het brandwezen. Uit de voorlezing
van dit voorstel blijkt dat het strekt om art. 40 en de
eerste alinea van art. 41 in de verordening te doen ver
vallen en een nieuw art. 42 op te nemen, luidende: „Aan
elk stel brandspuiten zijn voorts, verbonden 56 man
schappen. Deze en de bij het vorig artikel bedoelde
personen worden door burgemeester en wethouders, op
voordracht van den opper-brandmeester, benoemd."
Deze wijziging is eenparig goedgekeurd.
Voor kennisgeving wordt aangenomen de mededeeling
des voorzitters, dat de jongste raadsbesluiten tot be
schikking» over den post voor onvoorziene uitgaven door
gedeputeerde staten zijn goedgekeurd.
Het laatste op de agenda voorkomende punt: bezwaren
van den heer J. Gr. Heetor tegen zijne benoeming in de
commissie voor den hoofdelijken omslag, wordt in eene
gesloten zitting behandeld.
Na verloop van een uur wordt de openbare zitting
weder heropend, doch om onmiddellijk daarna te worden
gesloten.
Algemeen ovcrziclit.
Het gewone lot van diegenen, welke tot de gelederen
van den vijand overioopen, is dat zij bij hunne nieuwe
vtienden steeds met zeer veel wantrouwen worden be
jegend en hun,naar verdienste, eene niet geringe minach
ting wordt betoond. Zoo gaat het thans ook met een
gedeelte der progressistische partij in Pruisen. Degenen,
die de zijde van den heer von Bismarck hebben gekozen,
roepen nu, even als de meeste overioopers, aan ieder die
het maar hooren en gelooven wil, toe: „hetgeen thans ge
schiedt, hebben wij eigenlijk altijd gewenscht en de thans
door de regeering gevolgde politiek hebben wij, alles wel
beschouwd, steeds voorgestaan." Neen, zegt de Kreuz-
zeitnng, hetgeen thans door den heer von Bismarck wordt
verricht is juist het tegenovergestelde van hetgeen gij,
liberale partij, altijd hebt gewenscht en gewild. De mili
taire reorganisatie is ingevoerd zooals de regeering deze
noodig achtte, de progressistische partij is vernietigd.
De Pruisische kroon neemt een plaats in, luisterrijker
dan ooit; de droombeelden der progressisten,der aanhan
gers van Augustenburg en der voorstanders van het
parlementarisme zijn in rook verdwenen,, zoowel in het
binnenland als in het buitenland.
De Zeidl. Corr. roept de afvallige progressisten al ver
der toe: dat de Pruisische regeering volstrekt hunne
medewerking, hunne ondersteuning niet behoeft. Zij zal
toch het doel bereiken, hetwelk zij zich heeft voorgesteld,
en het volk zal het zonderling verschijnsel naar waarde
weten te schatten, waarbij juist diegenen, welke vroeger
het sterkst oppositie voerden tegen den oorlog, thans aan
spraak maken op den dank van het vaderland, alsof de
thans behaalde roem en luister hun werk was.
Men ziet het, de afvallige leden der liberale partij in
Pruisen ontvangen ioon naar werken. Zij tiansigeerden
lafhartig met hunne beginselen, liepen tot den vijand over
en worden nn in het kamp hunner nieuwe vrienden ge
minacht, bespot, terug gestooten.„Wij hebben u volstrekt
niet noodig om onze overwinning te helpen vieren,"
roepen dan ook de regeeringsorganen met volle recht
hun toe.
Hoewel het lot dezer afvalligen alzoo niet zeer benij
denswaard kan geacht worden, heeft toch de hertog van
Meiningen hun niet zeer uitlokkend voorbeeld gevolgd.
Hij had partij gekozen voor den bond, zich met zijn
contingent van twee duizend mau bij het bondsleger
aangesloten en maakte deel uit van het garnizoen
te Mainz. Dezer dagen heeft hij echter zich ten gunste
van Pruisen verklaard en is met zijn „leger" na de
wapens te hebben overgegeven aan den kommandant
der vesting en de belofte te hebben afgelegd van niet
meer tegen den bond oorlog te zullen voeren uit Mainz
vertrokken. Berlijn heeft over deze belangrijke verzwak
king van den vijand nog nietgeillumineerdendePruisi-
sche regeeriug heeft den hertog van Meiningen slechts
in zooverre een betere ontvangst bereid dau aan de
afvallige leden der liberale partij ten deel viel, dat hij
ten minste voortaan den rol van Pruisisch gouverneur
over zijn hertogdom zal mogen vervullen.
De groote quaestie, welke nog steeds de Europeesche
dagbladpers bezig houdt, is die der vredespreliminairen,
om daarop vervolgens hunne beschouwingen te gronden,
omtrent de vraag of men het sluiten van een duurzamon
vrede mag verwachten. Al deze beschouwingen hebben
echter zeer weinig waarde, daar de grondslag waarop
zij rusten nog hoogst onzeker is. Een Pruisisch regee-
ringsorgaan gaat zelfs zoover van te verzekeren, dat de
vredespreliminairen nog zeer bezwaarlijk aan de redactie
van eenig dagblad kunnen bekend zijn, omdat deze zeer
geheim worden gehouden. Wij teekenen echter te dien
opzichte hier nog op, dat de in ons vorig nommer mede
gedeelde lijst der Köln. Zeitung met de lezing van een
aantal andere dagbladen overeenstemt.
Ouder de verschillende geruchten, omtrent de nieuwe
kaart van Duitschland in omloop, behoort ook dat het
groothertogdom Luxemburg aan Frankrijk zou worden
afgestaan. Welke vergoeding de groothertog daarvoor
zon erlangen of verlangen blijkt echter niet.
Na de nederlaag der Italiaansehe vloot bij het eiland
Lissa heeft men in Italië hetzelfde kunnen waarnemen,
als in Oostenrijk na den slag bij Sadowa (thans door de
Pruisen slag bij Königgratz genoemd). Evenzeer als de
groote massa hevig te velde trok tegen den generaal
Benedek, zoo ook heerscht thans in Italië een ontzag
lijke vijandschap tegen den admiraal Persano. Om aan
deze gisting een einde te maken, heeftde regcering thans
het opperbevel over de vleot voorloopig aan den admiraal
Vacca opgedragen. De admiraal Persano heeft verzocht
om voor een krijgsraad terecht te staan.
Een bericht uit Ragnsa meldt, dat de Turksche regee
ring met hare wapeningen steeds voortgaat en thans de
grenzen der Hergezowina heeft bezet.
Ofschoon de berichten uit Ierland schier niet meer
spreken van Fenian-onlusten, heeft het Engelsche minis
terie eergisteren in het lagerhuis medegedeeld, dat het
verlof zou vragen tot indiening van een bill, waarbij de
schorsing van de haheas corpus act wordt verlengd.
Onze lezers ztrllen zich herinneren welk een ontzag
lijken indruk de barbaarschheden van den gouverneur
van Jamaica gedurende de laatste oninsten aldaar in
Engeland hebben gemaakt, tengevolge waarvan eene
commissie tiaar dat eiland werd gezonden om een onder
zoek in te stellen. Het resultaat van dat onderzoek wordt
thans in The tiines medegedeeld. Daarbij worden de
handelingen van den gouverneur Eyreen daaronder
vooral het ter dood brengen van Gordon heftig ver
oordeeld en voorts gezegd dat zijne afzetting ten deze
niet voldoende zou zijn, maar dat er strafrechterlijke
vervolgingen tegen hem moeten-worden ingesteld voor
zijn schandelijke misbruis v!tn mach^hetwelk zelfs voor
geen moord is teruggedeinsd'.-^
Het bericht der b^to&chtiging iya^ jle Mexicaansehe
stad Matamoras dooi de repablikütnën'^ordt thans dooi