Verordcniug van algemeene plaatselijke politie.
raad kan gerust zeggenlajuslice, c'esl mot', want hij is de
eenige rechtsgeleerde in den raad van justitie; de overige
leden zijn een apotheker, een vendumeester,een ontvan
ger en een ingenieur van den waterstaat. De pleitbe
zorgers zal ik maar liever met den mantel der liefde
bedekken,die toch niet ruim genoeg is, om den oorsprong
geheel te verbergen; geheel eigenaardig zit een pleitbe
zorger in de pot en doet van daar uit zaken; de een
werkt al mooier dan de andere. De president is dan ook
voor genoodzaakt aller terecbtwijzer te zijn, wil hij ten
minste iets kunnen afdoen."
Burgerlijke stand.
(Van 21 tot 28 Juli.)
Vwssingen. GehuwdA. Hessier,jm. 25j. met C. I. B.
van den Dorpel, jd. 26 j. L. Timmermans, jm. 37 j. met
S. van der Weele, achtergelaten vrouw van P. Telie-
mans, 41 j.
Bevallen D. C. Aspeslagh, geb. Belderok, z. J. W, A.
Vastenou, geb. Israël, d. J. A. Baljé, geb. Streefkerk, d.
J. Riemers, geb. van Poelje, d. S. Vis, neb. Koppejan, d.
J. M. van der Linde, geb. van Dierendonck, d.
OverledenD. de Vroome, man van L. O. Delvaux, 49 j.
W. J. S. Waltman, wed. van C. van der Swalme, 80 j.
Goes. Gehuwd: A. Bruinshoofd, weduwn. 32 j. met
J. Schrijver, jd. 23 j.
BevallenJ. C. Verbeeme, geb. Jacobs, d. J. P. de
Windt, geb. van Beloois, d. W. A. Bolland, geb. den
Boer, d. A. Ie Clercq, geb. van de Weert, z.
Overleden: R. Buren,vrouw van J.Maas, 28j. J.J. van
de Velde, man van L. Schippers, 35 j.
Zierikzee. Bevallen1: M. Molegraaf, geb. van der
Poel, z. C. D. Jongmans, geb. Brengelmans, d. A. Fon-
teijne, geb. Gilden, d. J. I. Strooband, geb. Ango, z.
N. Paret, geb. Kapelle, d. W. Ringel berg, geb. Koop
man, z. F. den Herder, geb. de Vos, z. J. Flikweert, geb.
Moermond, d. G. J. Oosterman, geb. Resch, z. A. C. Hen-
ning, geb. Roodhaert, d. M. Buijse, geb. Kaneman, 2
d. (tweel.) N. L. Isebree Moens, geb. Voorbeijtel, z.
(doodgeb.)
Overleden: M. J. Swarts, z. 10 m. W. Borrendamme,
weduwn. 71 j. P. C. van der Valk, z. 4 w.
Verkooplngen cu aanbestedingen.
Te Vlissingen zijn ten verkoop aangeboden 1. Een
huis en erf, zijnde het koffiehuis La ville d'Ostende, gele
gen op de Bierkaai bij de benrsbrtig, wijk D no. 42. Ver
kocht voor 3600. 2. Een buis en erf, gelegen in de
Beursstraat, wijk D. no. 45. Verkocht voor 2080.
De buitenplaats „La Favorite" te 's Gravenpolder,
op gisteren te Goes geveild, is onverkocht gebleven.
Thermonictcrstand
30 Juli 's av. 11 u. 57 gr.
31 'smorg.7u.6lgr.'smidd.lu.63gr.'sav.llu.54gr.
1 Aug.'smorg. 7 u.59 „'smidd. 1 u. 66 gr.
Statcn-gcneraal.
tweede kamer.
Begrooting van Nederlandsch-Indië voor het dienstjaar 1667.
Memorie van beantwoording.
De minister van koloniën heeft deze voordracht, van
zijn voorganger uitgegaan, getoetst aan de beginselen
die hij zelf ten aanzien van het bestuur der koloniën
toegedaan is, tengevolge waarvan hij meerder of minder
belangrijke wijzigingen gebracht heeft in de uitgetrok
ken cijfers, voor zooveel die het gevolg waren van ont
worpen organisatiën of maatregelen, welke vooralsnog
niet wenseiielijk of noodig kunnen worden geacht.
De minister deelt de bedenkingen, die tegen de oprich
ting eener directie van justitie zijn aangevoerd, en gelooft
ook, dat er geen behoefte aan bestaat. Aan de directie
van onderwijs en nijverheid wenscht hij ook deneeredienst
toe te voegen. Met het denkbeeld, om den raad vanlndië
samen te stellen uit de hoofden der departementen van
algemeen bestuur, kan hij zich niet vereenigen.
Met opzicht tot de assistent-residentiën die tot resi-
dentiën zullen verheven worden, is de minister van oor
deel, dat Patjitan daarvoor te onbelangrijk is en bij
Madioen of Kedirie kan ingedeeld worden, zoodat hij de
begrooting van de daartoe betrekkelijke kosten heeft
ontheven. De uitgetrokken sommen voor reiskosten der
residenten en assistent-residenten zijn den minister te
hoog voorgekomen, zoodat bij den gouverneur generaal
heeft aangeschreven die toelagen alleen te verleenen in
geval van werkelijke reizen.
De bedenkingen tegen de handhaving der cultuur
percenten voor de inlandsche hoofden hebben den minis
ter niet overtuigd van de onjuistheid dier bepaling.
De minister treedt ineene zeer uitvoerige beschouwing
over de opmerkingen, tot welke de voorgestelde tracte-
ments-verhooging der inlandsche hoofden op Java en
Madura aanleiding heeft gegeven. Het resultaat zijner
overwegingen is, dat hij den koning heeft voorgesteld
te bepalen
1. dat de uitvoering der vastgestelde maatregelen
worde geschorst, voor zooveel betreft het onvoorwaarde
lijk verbod van verplichte diensten aan de inlandsche
hoofden
2. dat eene beslissing ten aanzien van de beperking
of het verbod van die verplichte diensten afhankelijk
blijft van eene nadere overweging der te gemoet geziene
mededeelingen omtrent de uitkomsten der in Indië inge
stelde onderzoekingen en van de van den gouverneur-
generaal verzochte inlichtingen;
3. dat de gouverneur-generaal bij de toekenning der
tractements-verhoogingen slechts in zoover gebruik van
de daarvoor toegestane sommen zal maken, ais noodig is
om de hoofden eene betere belooning te doen erlangen
voor de in hunne betrekking aan het gouvernement be
wezen diensten, en zonder dat zoodanige verhooging
eene compensatie behoeft in te sluiten van de diensten
of leveringen, waarvan zij in meerdere of mindere mate
of in het geheel het kosteloos genot zouden verliezen.
De afkoopbaarstelling der heerediensten is een punt,
waarvoor men telkens teruggedeinsd is, doch dat de
minister van zijn kant ook nog ernstig zai overwegen.
De aanmerkingen omtrent de te hooge opvoering der
onvoorziene uitgaven komen den minister gegrond voor,
zoodat hij die gezamenlijk met 880,000 verminderd
heeft.
De vermeerdering der uitgaven voor oorlog en marine
gedurende de laatste jaren, is het gevolg van de nood
wendige uitbreiding, welke de land- en zeemacht moest
ondergaan, om tot de noodige sterkte gebracht te worden.
Nu echter mag de oorzaak van die toeneming van
uitgaven geacht worden te hebben uitgewerkt.
Het denkbeeld om een gedeelte onzer overzeesche
bezittingen te laten varen en ons tot de belangrijkste te
bepalen, vindt bij deze regeering volstrekt geen ingang.
De neiging om te lichtvaardig tot militaire expeditiën
over te gaan, zal echter met allen ernst worden gestuit.
De regeering erkent de rechtmatigheid der bezorgd
heid van sommige leden omtrent de toekomst der Indi
sche financiën, doch herinnert dat de reden daarvan reeds
sedert geruiinen tijd haar invloed heeft doen gevoelen.
Op grond van uitvoerige becijferingen komt zij tot de
slotsom, dat de Indische inkomsten, die (met inbegrip
van den rentepost van 9,800,000 enz.) gedurende de
laatste driejaren nog gemiddeld ƒ20,700,000 jaarlijks heb;
ben beloopen, voor den dienst van 1867 tot 15,987,500
zullen dalen.
De memorie van beantwoording is van twee gewijzigde
wetsontwerpen vergezeld.
Gemeenteraad van Vlissingen.
Zitting van Maatidag 30 Juli. Overlegging gemeente
rekening; voortzetting behandeling politic-verordening;
beslissing adres kominiezen; af- en overschrijviugmede-
deeling eedsaflegging controleur; wijziging verordening
braudweer; mededeeling goedkeuring raadsbesluiten; be
zwaren J. G. Hector lidmaatschap commissie hoofdelijken
omslag.
Voorzitter de heer Callenfels. Afwezig de heeren de
Krnijff,Tideman en Ockers, laatstgenoemde volgens schrif
telijke kennisgeving wegens familie omstandigheden.
Na goedkeuring van de notulen der vorige zitting legt
de voorzitter namens burgemeester en wethouders over,
de verantwoording betreffende de geraeente-coraptabili-
teit, alsmede de door den gemeente ontvanger ingediende
rekening over 1865, bedragende in ontvang ƒ168,191.44),
in uitgaaf ƒ152,882.79, goed slot 15,308.65). Deze reke
ning is gesteld in handen der financieele commissie.
Vervolgens is aan de orde de voortzetting der behan
deling van de voorgedragen wijzigingen in of aanvulling
van de
In de eerste plaats worden, op voordracht der commissie
"voor de strafverordeningen, nog enkele wijzigingen ge
bracht in de reeds goedgekeurde artt. 2,8,1 i en 65, onder
anderen door in art. 8 bij te voegen de woorden „kozijnen
of ramen;" in art. 11 het voorschrift tot behoorlijke af
sluiting van regenbakken aan de straat, uit te strekken
tot „secreet- of andere putten;" in art. 65 te doen weg
vallen de woorden „van belendende eigenaren."
ZEVENDE HOOFDSTUK.
Van het nasporen der overtredingen.
De artt. 146152 zijn aldus gewijzigd:
Art. 146 (139 oud): „De bevqegdheid om de woningen
der ingezetenen, zoo noodig, huns ondanks binnen te
treden, wordt toegekend aan de leden vau het bestuurder
brandweer en de ambtenaren van politie, ten einde te
.waken voor de naleving."
Art. 147: „Gelijke bevoegdheid wordt toegekend aan
de ambtenaren van politie tot het binnentreden van alle
logementen, koffiehuizen, herbergen, slijterijen, tapperijen
en dergelijke huizen waar sterke drank wordt verkocht,
ten einde te waken voor de naleving."
De heer Verkuijl Quakkelaar noemdo het wat kras, dat
éen agent van politie ook des verkiezende eene woning,
koffiehuis enz., mag binnentreden.
Namens de commissie werd hierop door den heer van
Uije Pieterse geantwoord, dat ieder die de woning van
ingezetenen huns ondanks wil binnentreden, zich hou
den moet aan de bepalingen der wet van 31 Augustus
1853 (Staatsblad no. 83).
Art. 148: „Gelijke bevoegdheid wordt verleend aan de
ambtenaren van politie ter richtige uitvoering der bepa
lingen van de artt. 65, 70, 71,104 en 124."
Art. 149: „De bevoegdheid, toegekend bij de artt. 146
en 147, zal ten allen tijde kunnen worden uitgeoefend."
Art. 150: Allen die, ondanks de bewoners, de wonin
gen der ingezetenen „of schepen en vaartuigen" binnen
treden, nemen stiptelijk de voorschriften der wet van
31 Augustus 1853 (Staatsblad no. 83), in acht.
Art. 151 stelt, ten opzichte van perceelen die door
onderscheidene personen of huisgezinnen bewoond of
gebruikt worden, de bewoners of gebruikers van de bene
denverdieping aan de straatzijde aansprakelijk voor de
richtige naleving van de politiebepalingen, vervat in de
artt. 75 en 81.
In art. 152 (145 oud) zijn „de leden van het bestuur
der brandweer" weggelaten onder degenen die met het
opsporen vau overtredingen zijn belast.
ACHTSTE HOOFDSTUK.
Van de boeten en straffen.
Art. 153: voor zoover bij het strafwetboek of andere
wettige verordeningen daartegen geene straf is bedreigd,
zullen de overtredingen dezer verordening worden
gestraft:
die van de artt. 25, 32 tot en met 36, 40, 41, 43 tot
en met 45, 50 tot en met 53, 58, 61, 63, 72, 73, 75, 77 en
78, met eene geldboete van l
die van de artt. 3, 4, 6 tot en met 15, 17, 20 tot en met
23, 26, 27, 42, 46 tot en met 49, 54, 57, 59, 62, 64 tot en
met 71, 76, 79 tot en met 86, 89, 92 tot en met 96, 93, 99,
101 tot en met 104,108, 113 tot en met 125,127 tot en
met 145, met eene geldboete van ƒ3;
en die van de artt. 1, 2, 16,18, 37, 38, 55, 56, 60,100,
105 tot en met 107,109 tot en met 112, met eene boete
van 10
terwijl daarenboven de overtreding van de artt. 16,18,
20, 22, 37, 38, 55, 56,106,107,111 en 137 nog kan worden
gestraft met eene gevangenisstraf van een tot drie dagen.
De verordening is vervolgeus in haar geheel gearres
teerd.
Namens de financieele commissie brengt de heer Win
kelman (bij afwezigheid van den heer Ockers) rapport
uit omtrent het in hare handen gesteld adres der kom
miezen bij de plaatselijke belastingen, strekkende om te
verzoeken dat de raad terngkomeop het afwijzend besluit
ten aanzien van hun verzoek om eene gratificatie, of dat
anders de tractementsverhooging, waartoe zij het voor
nemen bij den raad meenen te mogen onderstellen, moge
gerekend worden in te gaan met 1 Januari 1866. De
motieven van dit verzoek zijn zooals wij in ons verslag
der zitting van 27 Juni mededeelden hoofdzakelijk:
te geringe bezoldiging, in verband met de duurte der
levensmiddelen enz.; de verhooging der tractementen
van meest alle gemeente-ambtenaren; en het gemis der
bezoldiging als kommiezen der plattelandsgemeenten,
welke betrekking ten gevolge der wijziging in het belas
tingstelsel is opgeheven.
De bovengenoemde commissie deelt in den aanvang
van haar rapport mede dat zij, alvorens over het adres
beraadslaagd te hebben, een brief van den controleur
heeft ontvangen, houdende klachten over plichtverzuim
van een vijftal zoo gewone als buitengewone kommiezen.
De hierdoor ontvangen indruk was niet gunstig, doch is
evenwel niet van invloed geweest op het onderzoek van
het adres: zij wilde de goeden niet om de kwaden laten
lijden en heeft dan ook onpartijdig de gronden van het
adres overwogen.
De geschiedenis van de tractementen der koramiezen
nagaande, is der commissie gebleken dat in de laatste
vijftig jaren twee malen verhooging dier tractementen
heeft plaats gehad. In 1816 bedroeg de bezoldiging der
kommiezen le klasse400, 2e klasse ƒ350, 3e klasse
ƒ300. In 1826 had eene verhooging plaats en wel voor
die der le klasse tot ƒ500, voor die der 2e klasse tot
400 en voor die der 3e klasse tot 350. In 1850 had
eene tweede verhooging plaats en wel voor die der
2e klasse tot 450 en voor die der 3e klasse tot 400,
terwijl het tractement van die der le klasse op ƒ500
bepaald bleef. In bedoeld tijdsverloop werden echter,
zooals de commissie specifiek aantoont, herhaaldelijk
verzoeken gedaan om eene gratificatie, welke meermalen
afgewezen, maar ook meermalen toegestaan werden. De
verhooging der tractementen werd d in ook steeds als
een middel beschouwd om aan die aanvragen eener gra
tificatie een einde te maken de ondervinding heeft echter
geleerd dat het vragen van gratificatiën regel is ge
worden en immer herhaald wordt eenigeo tijd nadat eene
verhooging van tractement beeft plaats gehad, en het is
op grond dier ondervinding en de in het adres aange
voerde gronden dat de commissie niet gunstig op het
gedaan verzoek meende te kunnen adviseeren. Er
blijft thans alleen over om na te gaan of er even
redigheid bestaat tusschen de tractementen der kommie
zen en die der andere gemeente-ambtenaren. Zij stelt
mitsdien voor: 1. het adres van de kommiezen bij do
plaatselijke belastingen, op grond van het aangevoerde,
thans te wijzen van de hand; en 2. haar te machtigen
tot het nagaan van allo tractementen der gemeente
ambtenaren, ten einde omtrent eene nadere regeling
daarvan eene voordracht te doen en dit punt bij de aan
staande behandeling der gemeeutebegrooting voor 1867
in overweging te nemen.
De heer Pot verklaart zich tegen de conclusie van het
uitgebracht rapport. Van het in de tweede plaats voorge
stelde onderzoek betreffende de tractementen van alle
gemeente ambtenaren stelt hij zich weinig resultaat
voor, daar reeds vóór vijf of zes jaar tot gelijk doel eene
commissie is benoemd, wier bemoeiingen nooit eenig
gevolg hebben gehad, want de verhooging der jaarwed
den van den secretaris en den griffier is daarvan geen
uitvloeisel geweest. Wat overigens het eerste gedeelte
van het voorstel der commissie betreft, meent hij dat het
de vraag niet moet zijn of vroeger reeds herhaaldelijk
verzoeken om tractementsverhooging of gratificatiën zijn
gedaan, maar alleen of de tractementen geëvenredigd
zijn aan de behoeften van den tegenwoordigeu tijd.
De heer Winkelman antwoordt dat de commissie heeft
gemeend dat, al kon zij ook adviseeren om tot eene ver
hooging van de tractementen der kommiezen over te
gaan, zulks wellicht onbillijk zou wezen als de tracte
menten der andere ambtenaren niet werden nagegaan.
De heer Ruysch brengt hulde aan het rapport. Hij
meent evenwel dat de commissie, bij de opsomming der
menigvuldige toetredingen van den raad tot verzoeken
om verhooging van tractement of gratificatiën, do in
het belastingstelsel gebrachte wijzigingen en de