v na. MIDDELRURGSCHE COURANT. Donderdag 1866. 19 Juli. föinnntlcmö. Editie van Woensdag avond 8 uren. AANBESTEDOCi. Op Vrijdag, den 27 Julij 1866, des voormiddags ten 10 ure, zal, onder nadere goedkeuring, door den commis saris des konings in de provincie Zeeland, ot, bij zijne afwezigheid, door een der leden van de gedeputeerde staten, en in bijzijn van den hoofdingenieur van den waterstaat, in het 11de district, aan het lokaal van het provinciaal bestuur te Middelburg, worden aanbesteed De voortzetting van het herstel of de ver nieuwing der havenwerken te Breskens. Deze aanbestediug zal geschieden bij inschrijving en opbod. Bet bestek ligt ter lezing aan het gebouw van het minis terie van binnenlandsche zaken, aan dat van liet provin ciaal bestuur van Zeeland, te Middelburg, en is voorts op franco aanvrage, tegen betaling der kosten, te beko men bij den boekbandelaar M. Nijhoft', Raamstraat no. 49 te 's Gravenhage, en door zijne tusschenkomst iu de voornaamste gemeenten des rijks. Zullende den 7en en 4en dag vóór de besteding de nootlige aanwijzing in loco worden gedaan; voorts zijn nadere inlichtingen te bekomen bij den hoofdingenieur van den waterstaat te Middelburg, en bij den adspirant- ingenieur te Breskens. 's Gravenhage, 25 Junij 1866. Van wege den minister, De secretaris generaal, C. J. FEITH, 1. s. g. AANBESTEDING. Op Vrijdag, den 27 Julij 1866, des voormiddags ten 10 ure, zal, onder nadere goedkeuring, door den commis saris des koningsin de provincie Zeeland, of, bij zijne afwezigheid, door een der leden van de gedeputeerde staten, en in bijzijn van den hoofdingenieur van den waterstaat, in het 11de district, aan het lokaal van het provinciaal bestuur te Middelburg, worden aanbesteed Het bouwen van een steenen duiker onder den inlaagdijk van het jaar 1828, in den calamiteusen Hoofdplaatpolder. Deze aanbesteding zal geschieden bij enkele inschrijving. Het bestek ligt ter lezing aan het gebouw van het minis terie van binnenlandsche zaken, aan dat van het provin ciaal bestuur van Zeeland, te Middelburg, en is voorts op franco aanvrage, tegen betaling der kosten, te beko men bij den boekhandelaar M. Nijhoff, Raamstraat no. 49 te 's Gravenhage, en door zijne tusschenkomst in de voornaamste gemeenten des rijks. Zullende den 7en en 4en dag vóór de besteding de noodige aanwijzing in loco worden gedaan; voorts zijn nadere inlichtingen te bekomen bij den hoofdingenieur van den waterstaat te Middelburg, en bij den adspirant- ingenieur te Breskens. 's Gravenhage, 28 Junij 1866. Van wege den minister, De secretaris-generaal, C. J. FEITH, 1. s. g. De Burgemeester en Wethouders van Vlissingen, Maken bekend, dat op Vrijdag den 27 Juli a. des, namiddags te 2 uren, ten raadkuize aldaar, zal worden aanbesteed de levering van 20,000 FEL.III STRAATKEIEN, waarvan de voorwaarden ter lezing liggen ter gemeente secretarie. Vlissingen, den 13 Juli 1866. De burgemeester en wethouders voornoemd, J- W. CALLENFELS. De secretaris, P. FORBES WELS. middelburg IS Juli. De directie der spoorboot-maatschappij heeft ander maal een adres tot de provinciale staten gericht, waarin zij naar aanleiding van het onlangs verhandelde in de vergadering der staten, te kennen geeft, dat zij tot de voortzetting van den dienst zou kunnen besluiten bij een subsidie van 40 per reis van Middelburg op Tholen of Zierikzee visa versa, gedurende het 2e halfjaar van 1866, en 30 per reis gedurende de jaren 1867 en 1868, met bereidverklaring tevens om de bepaling van een maximum aan te nemen van 6000, voor liet tweede half jaar van 1866 en van ƒ8000 voor de twee volgende jaren. Wie dit adres leest wij moeten met welgeval len terloops opmerken - dal de toon van verzoek dien men vroeger aansloeg, thans in dien van voor stel is overgegaan zal zich zeker verwonderen over de volharding van de directie der spoorboot maat schappij, en liet waardeeren dat deze, niettegenstaande herhaaldelijk te zijn afgewezen, na soms krenkende bejegening te hebben verduurd, tot liet uiterste oogen- blik de belangen, welker bevordering zij op zich heeft genomen, blijft voorstaan. Binnen een paar dagen zal nu het lot van den spoorboot- dienst beslist zijn. Wij hebben laDg geaarzeld eer wij dit onderwerp in ons blad ter sprake brachten. Wij houden er niet van een pleidooi te leveren voor een zaak die zich zeiven moet aanbevelen. Wij houden er evenmin van, den schijn aan te nemen, alsof wij meenden door onze aanbeveling eenige leden van provinciale staten van gevoelen te doen ver anderen. Daarom hebben wij, hoe het ons ook bevreemd heeft, dat vele leden der staten nog zoo weinig doordron gen zijn van de noodzakelijkheid om de middelen van gemeenschap in onze provincie te verbeteren, steeds opzettelijk het stilzwijgen bewaard. Nu het echter ook in deze meermalen duidelijk gebleken is, dat goede zaken niet altijd voldoende sympathie vinden nu ten aller laatste over de voorstellen der spoorbootmaatschappij zal moeten gestemd worden; nu over het al dan niet voort duren van den dienst onherroepelijk zal beslist worden, achten wij ons verplicht nog een enkele opmerking ter overwegiug te geven. Het heeft veler opmerkzaamheid getrokken, dat de verschillende nu en dan tot de staten gerichte verzoeken, zoo al niet niet een zeker wantrouwen ontvangen zijn, dan toch opmerkingen hebben uitgelokt alsof de gelde lijke ondersteuning die uien verlangde wel wat ruim berekend was, alsof men wilde trachten er ten koste van de provincie een winstgevende zaak van te maken, alsof men, niet afkeerig van loven en bieden, bij slot van rekening het wel voor wat minder zou willen doen. Der gelijke onderstellingen moeten nu echter welaan een ieder gebleken zijn eiken grond te missen, nadat de directie niet alleen alle verlangde inlichtingen heeft gegeven, maar hare boeken heeft opengelegd, waaruit aan ieder die ze heeft ingezien, wel duidelijk zal zijn geworden dat de aandeelhouders in de spoorbootmaatschappij zich opof feringen en risico hebben getroost, die in dergelijke zaken zekeronder de zeldzaamheden behooren, entevens, dat bij liet verleenen der verlangde subsidie toch nog van winsten wel geen sprake zal zijn. Waar het dus boven alle verdenking moet staan dat de spoorboot-maatschappij de ondersteuning inroept, niet voor haar geldelijk voordeel, maar, na reeds herhaal delijk gebrachte offers, in het belang van het algemeen verkeer, daar verdient haar tegenwoordig adres zeker nog meer dan in elk ander geval een nauwgezette over weging. Wij zullen niet stilstaan bij de vraag of de spoorboot wel werkelijk belangrijke diensten aan het algemeen ver keer bewijst. De nog onlangs opgegeven cijfers van het aantal vervoerde personen toonen dit genoegzaam aan, en er is dan ook wel niemand die niet op dit oogenblik het staken van den spoorbootdienst als een groot gemis zou beschouwen. En toch is het niet alleen in verband met de tegenwoordige behoefte dat men dien dienst be schouwen moet. Naarmate de spoorweg- en kanaalwerken in Zeeland vorderen, wordt hij nog van oneindig meer nut, zoo niet geheel onmisbaar. Wanneer nu de provinciale staten ook dit adres der spoorbootmaatschappij afwijzen of ter zijde leggen, wat zal er dan worden vau het verkeer op de Ooster-Schelde, hetwelk juist door het varen der spoorboot in ontwikke ling is toegenomen? De tegenwoordige maatschappij zal worden ontbonden. Andere particuliere personen dat is wiskunstig zeker zullen de zaak niet opvatten. De provincie zal niet voor eigene rekening een dienst op de Ooster-Schelde ondernemen, nu zij met een proef op den anderen Scheldearra zoo ongelukkig geslaagd is. Er bestaat dus veel kans dat we binnen kort ten op zichte van het onderling verkeer een grooten stap achter uit zullen doen, en dat, j uist terwijl alles ons noopt om toch het hoofd boven te houden, om toch met alle kracht aan een toestand van enerveerend isolement ons te ontwrin gen, eene, wij zeggen het met het oog op andere zaken in volle overtuiging, verkeerd geplaatste zuinigheid aan een werkelijk nuttige onderneming den doodsteek zal geven. Wij hopen derhalve dat de provinciale staten zich op dit punt nog eens ernstig bedenken zullen, opdat geen besluit worde genomen, waardoor aan het pas eeniger- mate ontluikend verkeer in onze provincie een gevoelige slag wordt toegebracht. Eergisteren werd in de Concertzaal alhier door de commissie Loon voor werk, bij monde van haren voor zitter A. M. Eramer, verslag uitgebracht over het 28e dienstjaar. De spreker beeon met de opmerking dat zijn verslag ditmaal al bijzonder eenvoudig en kort kon zijn, maar liet behoefde daarom niet onbeteekenend te wezen de zaak kroeg een ander aanzien als men lette op de afzonderlijke huisgezinnen door de commissie ge holpen, en de behoeften door haar vervuld. Immers ook in den afgeloopen winter was er, ondanks hot zachte weder, wegens gebrek aan werk nog veel nood te leni gen met het voorjaar was daarin gelukkig verandering gekomen (wat ook de armen inrichtingen wel in aanmer king nemen moesten). De gewone inteekeningen bedroegen ƒ2484, juist 30 minder dan ten vorigen jare. Dit was wel een gevoelig verlies, maar toch licht uit de gewone oorzaken te ver klaren; zoodat men nog altijd de milddadigheid en trouwe ondersteuning van velen prijzen en den, volgens spreker, algemeenen goeden dunk van deze inrichting dankbaar erkennen moest. Bij dat bedrag kwam nog de steeds gewaardeerde gift van 500, alsmede de helft der verloting van vrouwelijke handwerken ad ƒ439,08. Bij de laatstgenoemde toezending was een schrijven der directrices gevoegd met bericht, dat wegens de liooger geklommen behoeften van andere inrichtingen de com missie voortaau een vierde in plaats van de helft der opbrengst ontvangen zoude. De commissie, dankbaar voor de vele jaren genoten gunst, moest de billijkheid dezer schikking erkennen. Als werkvakken had men weder, in de werkplaats: timroerw in kei, spijkermakerij, ton wbereiding; daar bui ten: touwpluizerij aan de huizen, en arbeid aan de bolwer ken. De twee eerstgenoemde werkten op kleine schaal en ongunstig, door gebrek aan bestelling, behalve eene kleine voor de marine te Vlissingen. Aan oud touw werd verplozen ongeveer 13,060 Ned. pond, in omtrent 90 huisgezinnen, die daarmede gemiddeld 85 cent 's weeks verdienden. Aan liet bolwerk eu stadssingel werkten 25, 30, 40, eens zelfs 60 uiari tegelijk, voor korteren of langeren tijd naar de grootte der huisgezinnen zoodat er in 't geheel 119 man geplaatst werden. De 17 eerst geplaatsten luidden te zamen 80 kinderen beneden 15jaar (onderen komen niet meer iu aanmerking). Zij verdien den, eu kregen dagelijks uitbetaald, 60 cent. Het was dezen winter in 'toog springend, boe weinigen de ge- lieele week door werkten, daar liet hun dagelijks vrij staat, om voordeeliger werk elders te zoeken. Weikplaats en bolwerk weiden 14—17 weken aan den gang gehouden. De geldelijke uitkomsten waren hoofdzakelijk deze: Aan grondstof werd verwerkt voor ƒ2800 en daaruit ge fabriceerd eene waarde van ƒ3900. Aan werkloon werd uitbetaald ƒ3840, en het batig saldo werd vermeerdei d met 300. Ten slotte meende de spreker nog te moeten gewagen van het in den laatsten winter veelbesproken plan van een algemeen werkhuis met volledige voeding der opge- uomenen. Het eenvoudigste ware hierbij zeker, zich te houden aan het antwoord, indertijd aan het departements- bestuur der Maatschappij tot nut van't algemeen ge geven op zijn verzoek om advies. De commissie, zich geheel op haar standpunt houdende, had daarin te kennen gegeven1. dat er een radicaal verschil was tusschen de twee soorten van werkinrichtingen, daar- haar hoofddoel was volslagen armoede te voorkomen; 2. dat zij het groote nut van deze inrichting moest vast houden, en het alzoo zeer zon betreuren, indien dat ver stoord werd zonder iets zeker beters iu de plaats; 3. dat zij moest opmerkzaam maken op de groote bezwaren, aan alle werkinrichtingen verbonden; eindelijk 4. dat indien het nieuwe plan ondernomen mocht worden, zij tot raad en hulp bereid zoude zijn. De spreker wilde echter ook wel zijne persooulij ke meeningiri dezen verklaren,doch- moest éeue opmerking vooraf laten gaan. Het isblijkbaar een moeilijk, ingewikkeld onderwerp. Er is veel kennis van zaken noodig om hierin met grond en daarenboven veel bezadigdheid, onpartijdigheid en zelfstandigheid,-1 om onbevangen te kunnen oordeelen,eindelijk veel menschenkennis en ervaring, om ecr.ige gegronde ver wachting te vormen. De voorstanders spannen hun ver wachtingen licht te hoog, en achten de bezwaren te weinig, en oordeelen onbillijk over Loon voor werk. De tegenstanders grijpen licht alle bezwaren aaD, zonder naar redenen te luisteren. „Ik voor mij zeide spreker ben noch het een noch het ander. Mijne meening is, dat, indien de zaak goed aangevat en goed volgehouden wierd

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 1