öuitfnlanö. Oorlogsnieuws. alsof hij gezegd zou hebben dat er uitzicht bestond op de spoedige exploitatie van den spoorweg in Zuid-Beve- land, daar hij heeft gesproken van het kanaal van Zuid- Beveland, waardoor de communicatie met België zal bevorderd worden. Voorts houdt hij het door hem aan gevoerde omtrent het bezwaar tegen het verleenen der subsidie van f 2000 over het tijdvak van Januari tot Juli van dit jaar vol. Eindelijk merkt hij op, dat, als de directie der spoorboot maatschappij aan den heer Verhagen verklaard heeft bereid te zijn tot voortzetting van den dienst bij aanname van zijn voorstel, zij alsdan is afgewe ken van hare vroegere aan eene commissie uit gedepu teerde staten kenbaar gemaakte zienswijze. De heer Vader stelt een sub amendement voor, het welk de strekking heeft om te besluiten„dat, voor het geval de vergadering het voorstel om de subsidie te verleenen goedkeurt, bepaald worde dat die subsidie niet zal verleend worden dan onder beding dat de dienst alleen op werkdagen en niet op Zondag zal mogen plaats hebben." Blijkens de toelichting van dit sub amendement stelde de heer Vader dit voor met het oog op God, op de wetten des rijks en op bet recht der menschelijkheid. Ten aan zien van het eerste motief wijst hij er op, dat sinds acht tien eeuwen de eerste dag der week bepaald is geweest tot algemeene viering van den godsdienst, waarvan al de leden dezer vergadering belijders zijn. In de tweede plaats beroept hij zich op de wet van 1 Maart 1855, welke steeds van kracht is en ook nog telken jare wordt afge kondigd en door de dagbladen in berinnering gebracht. Ook in de nieuwe wetgeving, hoeveel vrijgevigheid men daarin ook gelieft te betoonen, is het beginsel van eer biediging vau den Zondag toch behouden: hij wijst te dien aanzien onder anderen op het wetboek van burger lijke rechtsvordering, voor wat dagvaardingen betreft, op de jachtwet, enz. Ten derde betoogt hij dat het recht der menschelijkheid vordert, dat aan ieder zooveel mogelijk gelegenheid worde gegeven tot godsdienst oefening op Zondag, hetgeen zijns inziens ook alleszins betamelijk is. De hoer Verhagen verklaart zich tegen het sub-amen dement, zelfs al mocht de voorsteller daarvan zijne stem voor het eerste amendement afhankelijk maken van de aanneming of verwerping van het subamendement. Overigens verzekert spreker een meer dan gewonen lust te hebben om zijne argumenten tegenover die van den heer Vader te stellen, maar dit, met het oog op de plaats waar hij zich bevindt en ter vermijding van naar buiten werking, niet te zullen doen. Verder beantwoordt de heer Verhagen den heer van der Bilt ten aauzien van het gezegde omtrent de schijn bare iuconsequentie der directie vau de spoorbootmaat schappij het onderhoud der directeuren met de commissie uit gedeputeerde staten heeft namelijk reeds vóoreenigen tijd, dat met spreker eerst kort geleden plaats gehad, zoo dat hij naaraanleidingdaarvan kan verklaren, dat de door hem aangegeven vorm geen beletsel zou zijn, mits de ondervonden welwillendheid der aandeelhouders zich andermaal wilde openbaren. Nog vestigt hij echter de aandacht op een ander argu ment dat hij heeft hooien aanvoeren en hetgeen als een bom iu deze vergadering kan werken, den finaricieelen toestand der provincie namelijk. Hij begrijpt,dat zoodanig argument als bet ware een locomotief is, om het voorstel te doen vallen, doch hij vertrouwt dat zijne zienswijze gedeeld en dientengevolge zijn voorstel aangenomen zal worden. De heer F. van Deinse vreest dat men door het sub amendement in deze vergadering te ondersteunen, in lijnrechten strijd handelt met hetgeen besloten is ten aanzien der regeling van den dienst op de Wester Schelde, waar men juist ook vaart op Zondag, al ware het dan ook slechts eenmaal, heeft verlangd, ten einde zich uit en naar de vierde eu vijfde districten te kunnen verplaatsen. Ook is het zijns inziens niet te denken dat de schippers en varensgezellen door het stilliggen der boot op Zondag zouden gebaat worden, want alsdan zal het onderhoud en schoonmaakwerk hun vermoedelijk juist op dien dag, als de boot niet vaart, worden opgedragen. De heer Callenfels zegt dat in de afdeeling, waarvan hij deel uitmaakte, ook tegen het verleenen van subsidie gesproken is met het oog op den korten tijd van slechts driejaren gedurende welken de dienst zal worden voort gezet, alsmede op de mindere noodzakelijkheid van dezen dienst en het gemakkelijker vervoor dan vroeger met andere middelen. De heer J. L. de Jonge geeft de redenen aan, waarom hij het niet eens is met den heer Verhagen. Hij acht namelijk het cijfer der subsidie te boog, in verhouding tot den met redelijkheid te verwachten dienst. Die ver houding mag zijns inziens niet uit het oog worden ver loren. Hij beaamt dat de financieele toestand te recht een „bom" is genoemd, en na hieromtrent zijne ziens wijze te hebben toegelicht, verklaart hij onder herinne ring dat ook hij vroeger tot de voorstanders van de sub sidie ten behoeve der spoorboot heeft behoord en met de verzekering dat bij thans ook niet onvoorwaardelijk daartegen is het voorstel van den heer Verhagen niet te kunnen steunen, uithoofde van het gemis eener zijns inziens noodige evenredigheid tusschen ondersteuning en dienst. Overigens verklaart hij openlijkdat hij zich, zonder daaromtrent in détails te treden, vereenigt met het sub amendement van den heer Vader, op het gevaar at van voor een domper te worden gehouden, die stoffe- lijke belangen aan hoogere belangen ondergeschikt acht. De lieer de Caseinbroot zegt met genoegen zijne stem aau het amendement vau den heer Verhagen toe. Als inwoner van Tholen is hij bekend met het belang vau den spoorbootdienst voor dat district, zoodat hij den wensch uitspreekt dat de subsidie verleend worde. De beraadslaging wordt alsnu gesloten en overgegaan tot de stemming over: a. het sub amendement van deu heer Vader (om de boot alleen op werkdagen te laten varen), hetwelk ver worpen wordt met 22 tegen 5 stemmen (vóór stemden de heeren de Jonge van Ellemeet, Callenfels, Vader, van der Have en J. L. de Jonge); b. het eerste gedeelte van het amendement van den heer Verbagen (om een subsidie te verleenen van ƒ2000 voor de maanden Januari tot Juli van dit jaar), hetgeen is aangenomen met 17 tegen 10 stemmen (tegen stemden de beuren de Jonge van Ellemeet, Callenfels, Vis, van Eek, van der Have, Ongkena, Lambrechtsen, Hammacher, Hoelands Janssen en van der Bilt) c. het tweede gedeelte van het amendement van den heer Verhagen (over de subsidie per dagreis te bepalen), hetgeen wordt verworpen met 14 tegen 13 stemmen, (vóór stemden de heeren Winkelman, Blaaubeen, F. van Deinse, de Casembroot, Verhagen, Dronkers, Benteijn, Bybau, Cau, Snonck Hurgronje, Mazure, Hoinbach en van Citters). De heer Verhagen wil het overige gedeelte van zijn amendement intrekken, maar de voorzitter merkt op dat dit niet strookt met het reglement van orde, doch dat het overige gedeelte thans als vervallen moet worden beschouwd. Thans wordt in stemming gebracht het voorstel van gedeputeerde staten (om aan adressanten te kennen te geven, dat hun verzoek, zooals het is gedaan, voor geen inwilliging vatbaar is). Dit voorstel is aangenomen met 15 tegen 12 stemmen (tegen stemden de heeren Winkelman, Blaaubeen, F. van Deinse, de Casembroot, Verhagen, Dronkers, Benteijn, Bijbau,Snouck Hurgronje, Mazure, Hennequin en Hombacb). Bij al de hier genoemde stemmingen waren tijdelijk afwezig de heeren Pierssens, Becius, Snijder en Sprenger. V. De verantwoording van gedeputeerde staten wegens de enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten eu uitgaven over het den laatsten December 1865 afgesloten dienstjaar 1864, bedragende in ontvang 264,731.65 j in uitgaaf 259,557.71en het voordeelig slot /'5,173.94j. Deze verantwoording is met algemeene stemmen goed gekeurd, hebbende de leden van gedeputeerde staten zich van de stemming onthouden. VI. De begrooting der kosten van het provinciaal bestuur voor zooveel hot rijksbestuur is, voor den dienst van 1867, geraamd tot een generaal bedrag van 50,350. De heer vau der Bilt verklaart namens gedeputeerde staten, dat aan de wenschen.in het verslag der afdeelingen, ten aanzien van de verhooging der jaarwedden van de ambtenaren en bedienden der provinciale griffie gegeven, gevolg zai worden gegeven. De begrooting is vervolgens met algemeene steramen tot het geraamd bedrag gearresteerd. VII. De begrooting der enkel provinciale en huishou delijke inkomsten en uitgaven voor de dienst 1867, welke is voorgedragen in ontvang en uitgaaf op 242,363.391 De heer van der Bilt deelt namensgedeputeerdestaten mede, dat zij hebben gemeend, naar aanleidiug van den in bet verslag uitgesproken wensch tot verhooging der jaarwedde van den hoogst verdienstelijken archivaris der provincie, vooraf een nader onderzoek te moeten doen, zoodat zij zich voorbehouden te dien aanzien in de aan staande najaarsvergadering een voorstel ter tafel te brengen. Zonder algemeene beraadslaging wordt overgegaan tot de artikelsgewijze behandeling der begrooting, in de eerste plaats der uitgaven: In hooidstuk I is art. 5: jaarwedde sluiswachter te Philippine ƒ50, vervallen naar aanleiding van het geno men besluit tot overdracht der havenwerken enz. van Phillippine in beheer en onderhoud aan het gemeente bestuur aldaar. Bij art. 1 der 2e afd. van dit hoofdstuk: onderhoud daromen enz., vestigt de heer de Jonge van Ellemeet de aandacht op bet pontveer tusschen Noord- en Zuid-Beve land, tot welks overname gedeputeerde staten reeds in 1861 gemachtigd zijn, doch waaromtrent nog niets bekend is. Hij beveelt gedeputeerde staten aan, om zon der aanzien des persoons, deze zaak tot een goed einde te helpen brengen. De voorzitter antwoordt, dat de zaak tot langdurige correspondentie aanleiding heeft gegeven, doch midde lerwijl vertoogen van anderen aard zijn ingekomen, waaromtrent met de betrokken besturen onderhandelin gen zijn aangeknoopt, welke nog niet zijn afgeloopen. Gedeputeerde staten vleien ^ich echter in de najaars- of anders in de volgende voorjaarsvergadering deze zaak weder ter sprake te zuilen kunnen brengen. De heer Snijder wijst bij dit artikel ook op den ongnn- stigen toestand van den provincialen dam aan den Onrustpolder, waar de passagiers vaak zijn genoodzaakt, óf tot aan de knieën in het water te springen, óf zich door de schippers te laten overdragen, waarom hij op de vereischte verbetering aandringt. Namens gedeputeerde staten wordt hierop door den heer van Citters geantwoord, dat bij de aanbesteding voor de jaren 1866, '67 en '68 in dien min gnnstigen toestand zooveel mogelijk is voorzien. Art. 2 der 3e afd. van hoofdst. II, onderhoud haven werken Philippine ƒ400, is vervallen als een gevolg van meergenoemd besluit tot overdracht dier werken. Zie verder het bijvoe/f^lèfi^ Algemeen ovcrxleht. Te midden van al de tegenstrijdige berichten omtrent aanneming of verwerping van den wapenstilstand door Pruisen, schijnt dit althans zeker, dat een wapenstilstand door koning Wilhelm niet zal worden aangenomen, zon der dat men te Parijs en te Weenen in zekere voorwaarden hebbe toegestemd. Volgens een half officieel Oostenrijksch orgaan zou de Fransche maarschalk Forey Parijs hebben verlaten, om zich ter verdere onderhandeling naar het Pruisisch hoofdkwartier te begeven. Dit bericht werd echter tot dusverre door geen enkel Fransch dagblad bevestigd. Intusschen bevatten die dagbladen verschillende mede- deelingen omtrent de door Pruisen gestelde voorwaarden. La France verzekerde eergisteren dat door Berlijn en Florence werd geëischt: de overgave der voornaamste vestingen in Bohemen, het terugtrekken van alle Oos- tenrijksche troepen langs de spoorweglijn van König- griitz en Josephstadt, de onmiddellijke ontruiming van Venetië en de overgave van twee grensvestingen aan de Italianen. Andere dagbladen spreken te dien opzichte slechts van éene grensvesting, en voorts wat Bohemen betreft, van een wapenstilstand met het uti possidetis ten grondslag. De Pruisische miuisterieele organen slaan overigens een zeer hoogen toon aan, en uiten niet weinig blijken van wantrouwen tegenover Frankrijk. Waar hetFransch officieus dagblad La France verklaarde dat geen gouver nement te Parijs zou dulden dat een uitgebreid en mach tig Pruisen in het leven werd geroepeD, daar zegt thans het orgaan van von Bismnrek in de Rijnprovincie, de Kölnische Zeitung, dat, indien de Franschen zich in Duitschlands aangelegenheden op onrechtmatige wijze mochten mengen, de Ziindnadelgewereu hen even goed zullen treffen als de Oostenrijkers. Uit deze en andere verschijnselen blijkt het dat von Bismarcken zijne partij ten gevolge van de laatste overwinningen in zulk eene gemoedsstemming verkeeren dat zij misschien voor een oorlog met Napoleon III niet zouden terugdeinzen. Niet onbelangrijk is met bet oog op de tegenwoordige omstandigheden in Europa de ontvangst geweest van koning Leopold II van België aan het Engelsche bof. Op het banket, te zijner eer door den lord-mayor van Londen gegeven, werden door den nieuwen minister Disraeli de volgende woorden geuit: Ik hoop dat de regeering door eene vastberaden en voorzichtige politiek, gematigd in algemeene strekking, maar gereed om, zoo noodig, krachtig te handelen, voor Engeland de weldaden des vredes zal-kunnen blijven behouden. Geen land heeft daarbij meer belang dan dat waarvan de achtenswaardige souvereinen n thans met hunne tegenwoordigheid ver eeren. Ik vertrouw dat ieder Engelschman belang heeft bij het welzijn van België. Deze waarschuwing aan Frankrijk zal waarschijnlijk te Parijs niet onopgemerkt voorbijgaan. Met belangstelling wordt thans verwacht of de Éngelsebe reis van koning Leopold ook het oproepen van lichtingen in België ten gevolge zal hebben, indien althans de thans gevoerde onderhandelingen over een wapenstilstand tot geen resultaat leiden. Het veelbesproken senaatsbesluit hetwelk door de Fransche regeeriug zou worden ingediend, is thans bekend geworden; het luidt aldus: Art. 1. Dc constitutie kan in geen ander staatslichaam een onderwerp van beraadslaging uitmaken dan in den senaat, daarbij te werk gaande volgens de vormen, in die constitutie voorgeschreven. Petitiën, welke betrekking hebben op eene constitutie-wijziging, mogen niet in de algemeene vergadering worden gebracht dan in geval de beraadslaging daarover is goedgekeurd door minstens drie der vijf afdeelingen van den senaat. Art. 2. Aan de periodieke pers of aan de niet perio dieke geschriften aan zegelrecht onderworpen, is verboden om vertoogen omtrent de wijziging der constitutie op te nemen. Eene petitie, eene constitutie-wijziging ten onderwerp hebbende, kan slechts publiek gemaakt wor den door het officieel verslag der zitting, waarin zij is behandeld. De overtreding van dit artikel wordt gestraft, met eene boete van vijf honderd tot tien duizend franken. In art. 3 en 4 wordt voorts bepaald dat een amende ment, door de commissie van het wetgevend lichaam aangenomen, aan den staatsraad zal worden verzonden. De amendementen door de commissie of den staatsraad, aangenomen, zuilen niet aan de definitieve beslissing van het wetgevend lichaam worden onderworpen, maar zij kunnen in overweging worden genomen en tot een nieuw onderzoek aan de commissie worden verzonden. Indien deze de nieuwe redactie niet voorstelt of indien de door haar voorgestelde niet door den staatsraad wordt goedgekeurd, zal de oorspronkelijke tekst van het ont werp alléén in behandeling worden genomen. Weenen. Vrijdag. De hevelhebbervan het Zuider- leger bericht dat gisteren te vijfujfiS^Wjirgeus door de Italianen een kanonvuur opJW'ugg'^Jw'd te Borgo forte is geopend, hetwelk tnfcpvaalf uren iciWjLield. Het garnizoen heeft zich moedig/i|j&dedigÊten zajjé'htien man aan dooden en gekwetsten l^Boren^? j| j Florence. Zaterdag. Het raBes Ctjer Tfalni'nfe'n bij den aanval tegen het brug ge n 11 tb, Bo r ajniar t e be draagt acht dooden en dertig gesj^&ji^^j'Oosteur

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 3