{Buitenland. 3nQqcmöm stukken. Oorlogsnieuws. het aangehaalde wetsartikel, onder opmerking dat de inzenders door de openbaarheid welke aan het verrichte in deze vergadering gegeven wordt voldoende in staat zijn om van het genomen besluit en do reden daarvan kennis te dragen. Hij herhaalt mitsdien zijn voorstel om het adres ter zijde te leggen, waartoe wordt besloten. Aan de leden worden in drnk rondgedeeld twee adres sen van de spoorbootmaatschappij van Middelburg, om een vernieuwd doch verhoogd subsidie uit de provinciale fondsen, over de jaren 18(56, 1867 en 1868; benevens een adres van G. Wittermans c. s., beurt-en andere schippers te Bergen-op-Zoom, houdende verzoek dat voor het ver volg geen subsidie uit de provinciale fondsen voor de spoorboot worde verleenden een adres van de kamer van koophandel en fabrieken te Zierikzee, houdende ver zoek om inwilliging van het door despoorbootmaatschappij gedaan verzoek. Naar de nader te benoemen commissie voor de ver zoekschriften worden gezonden: a. adressen van de Middelburgsche en van de Zeeuvvsche maatschappijen van stoomvaart, benevens van deGoessche stoombootonderneming, houdende verzoek lot verminde ring van het tarief voor steigergelden, aan de provinciale steigers geheven wordende, alsmede een adres van Verweij en Co. te Rotterdam tot ondersteuning van bovengemeld verzoek. b. een adres van A. Willemse en C. van de Putte, te Oost-Souburg, houdende aanbod tot overname door de provincie voor ƒ6000 van de stoomboot „de Schelde", vroeger dienst gedaan hebbende tnsschen Vlissingen en Neuzen (waarvan zij door aankoop eigenaars zijn gewor den), of wel tot afstand dier boot in huur, tegen zoodani- gen billijken prijs als nader kan worden overeengekomen. Voor kennisgeving worden aangenomen de mededee- lingen des voorzitters dat de presentielijsten van de vergaderingen van gedeputeerde staten, ter voldoening aan art. 86 der provinciale wet, voor de leden tor kennis neming op de griffie zijn nedergelegd; alsmede dat een staat van al de provinciale ambtenaren en bedienden, volgens art. 11 der instructie voor gedeputeerde staten, eveneens voor de leden ter inzage is nedergelegd. Tot leden der commissie voor de verzoekschriften worden door den voorzitter benoemd de heeren Cau, Bybau en Becius. De verkiezing van een buitengewoon lid van gedepu teerde staten, volgens art. 89 der provinciale wet, wordt tegen de eerstvolgende zitting bepaald. Overgegaan zijnde tot de splitsing der vergadering in afdeelingen, worden aangewezen voor de eerste afdeel in g: de heeren F. van Deinse, H. J. van Deinse, Ilombach, van Eek, Janssen, Pierssens, Mazure, Bybau en Snijder, en als leden van gedeputeerde staten, de heeren van der Bilt en Sprenger; tweede af deeling: de heeren de Jonge van Ellemcet, Vis, Callenfels, Dronkers, Hennequin, J. L. de Jonge, Ilammacher, Onghena en Blaaubeen, alsmede als leden van gedeputeerde staten, de heeren Becius en Lainhrechtsen derde afdeeling: de heeren Cau, Vader, van der Have, de Casembroot, Winkelman, Snouck Hurgronje, Verhagen en Benteyn, benevens de heer van Citters als lid van gedeputeerde staten. De heer Vader dient een schriftelijk voorstel in,strek kende om bij eerbiedig adres aan de regeering de bezwa ren kt nbaar te maken, welke voor Zeeland uit de voorgenomen slooping der vesting Veere voortvloeien en aan te dringen op de instandhouding dier vesting. Na ondersteuning van dit voorstel is besloten, den voorsteller in eene volgende openbare vergadering tot toelichting daarvan toe te laten. De heer Pierssens vraagt vergunning om op een latei- te bepalen dag van gedeputeerde staten eenige inlich tingen te mogen verzoeken aangaande de stoomboot- dienst op de Wester-Schelde. De vergadering verleent bij acclamatie het gevraagd verlof tegen de volgende openbare zitting, terwijl de voorzitter te kennen geeft dat gedeputeerde staten ook in de afdeelingen bereid zullen worden bevonden, om reeds vooraf inlichtingen dienaangaande te verschaffen. De heer F. van Deinse herinnert dat de belangrijke ministerieels missive ten aanzien dercalamiteuse polders volgens genomen besluit op de griffie voor de leden ter inzage ia gelegd, en vraagt of er geen mogelijkheid zon bestaan om, ter vergemakkelijking dier inzage, in iedere afdeeling een afschrift daarvan neder te leggen. De voorzitter antwoordt dat aan dit verlangen zal worden voldaan. De heer van Eek merkt op dat hij lieden niets heeft gehoord aangaande het eltde punt der agenda, namelijk een verslag van gedeputeerde staten op het adres van eenige ingezetenen van de gemeenten Borsselen, Elle- wontsdijk en Driewegen, houdende verzoek om bij gele heid van de regeling der nieuwe stoombootdienst op de Wester-Schelde te willen bepalen, dat de bootte Borsselen en aan de haven te Ellewoutsdijk zal aanleggen. De voorzitter beaatnt deze opmerking, daar dit punt niet in de agenda van heden is opgenomen. Gedepu teerde staten zullen echter, volgens zijne tnededeeling, in de afdeelingen ook bereid zijn tot het geven van inlichtingen hieromtrent, in verband met de door den heer Pierssens voorgenomen interpellatie. De volgende openbare zitting wordt alsnn bepaald op Donderdag 5 Juli, des namiddags te 1 uur. Algemeen overzicht. De steeds verwachte veldslag tusschen Pruisen en Oostenrijkers in Bohemen, welke omtrent het bezit dier provincie zal beslissen, heeft nog niet plaats gehad. De veldmaarschalk Benedek verzamelt intnsschen al zijne troepen met het oog hierop, in de nabijheid van Konig- gratz, alwaar waarschijnlijk het belangrijk treffen met den vijand zal plaats hebben. Overigens bevestigt het zich, dat de verschillende overwinningen der Pruisen, waarover men te Berlijn zooveel vreugde heeft betoond, nog geenszins tot de vereeniging der troepen van prins Frederik Karei met het leger van den kroonprins hebben geleid. Wel beweren depêchesnit de Pruisische hoofdstad, dat die vereeniging thans „verzekerd" is, doch zoolang deze nog niet heeft plaats gehad hechten wij aan derge lijke beweringen weinig waarde. Dit is te meer bet geval, omdat, volgens depêches uit Weenen, de Oosten- rijksche troepen zich in hunne stelling te Kost (in do nabijheid van Mnnchengifttz) en in hnnne positie tus schen SkalitzenKöninginhof hebben kunnen handhaven, terwijl juist op die beide punten ongeveer de vereeniging der twee Pruisische legers zou moeten plaats hebben. De bedreiging van den militairen gouverneur der Rijnprovincie, dat de Pruisische troepen naar den Mein zouden oprukken, heeft reeds een begin van uitvoering ontvangen. De Pruisen zijn op 28 Juni over de Nahe getrokken en hebben Bingen bezet. Eene afdeeling Nassansche troepen sbiat aan de overzijde van den Rijn den vijand gade. Meri verwacht eene demonstratie der Pruisen tegen de bondsvesting Mainz. De bondsvergadering te Frankfort heeft in hare ver gadering van 27 Juni besloten, om bet vorstendom van Hohenzollern, geheel en al ingesloten door Wurtem- bergscb grondgebied,te doen bezetten door bondstroepen. Dit is thans geschied en in naam der bondsvergadering wordt het bestuur uitgeoefend door een daartoe benoem den commissaris. Volgens the Morning Post zouden er in de laatste dagen, ten opzichte der samenstelling van een nieuw Engelsch kabinet, pogingen zijn aangewend om eenige leden der gematigd-liberale partij in het ministerie te doen optreden. Daar deze echter dit geweigerd hebben, zal lord Derby een zuiver tory-kabinet samenstellen. Volgens the Morning Post zou lord Stanley de porte feuille van buitenlandsche zaken ontvangen, de heer Iienley de portefeuille van binnenlandsche zaken, sir Robert Peel de portefeuille van oorlog, sir Stafford- Northcote de portefeuille van koophandel, terwijl lord Chelmsford als lord kanselier zou optreden. In Spanje heeft de senaat de wet bekrachtigd, reeds door de kamer van afgevaardigden aangenomen, waarbij aan de regeering eene buitengewone macht wordt ver leend. Volgens regeeringsberichten uit Madrid wordt echter gemeld dat de rust thans allerwege hersteld is. Weenen. Zondag. Uit Traag wordt van gisteren gemeld dat de Oostenrijkers eenige gelukkige gevechten tegen de Pruisen hebben geleverd bij Kost, Tnrnau en Chwolkonitz, tnsschen SkalitzenKöniginhof. De Pruisen hebben de Boheemsche districten Jungbunzlau en Kamnitz ontruimd. Berlijn. Maandag. De vereeniging der legers van de Elbe en van Silezië (van prins Frederik Karei en van don kroonprins) is verzekerd. Men schrijft uit Milaan 28 Juni. Men verzekert mij, dat prins Humbert in den slag bij Cnstozza het bevel over zijne legerdivisie overgaf en zelf aan het hoofd van een escadron cavalerie de Oostenrijkers heeft gechargeerd. Hij drong aldus tot ver achter Villa- franca door, aldaar slechts gevolgd door een twintigtal ruiters. Prins Amedens zou zich insgelijks in eene zeer gevaar lijke positie hebben bevonden, en daarop door zijn aide de camp opmerkzaam gemaakt, zich wrevelig tot hem hebben gekeerd. Juist op dit oogenblik trof hem een kogel, die bij zonder deze zijdeiingsche beweging in de borst zou hebben ontvangen. De kogel bragt hem echter toch zulk een wond toe, dat hij van zijn paard viel en bewnsteloos naar de ambulance moest worden gebracht. De avondkoelte deed hom echter spoedig weder tot be wustzijn komen. De Wiener Zeitung bevat het volgende: „Al de kleine gevechten, welke thans in Bohemen hebben plaats gehad, zijn van ondergeschikt belang en hebben geen nadeeligen invloed gehad op onze gezamen lijke krijgsoperatiën. Wij moeten dan ook bij het publiek aandringen om nog gedurende eenige dagen zijn onge duld, overigens zeer wel te begrijpen, te bedwingen. Jnist in dit belangrijk oogenblik is de grootste stilzwijgend heid omtrent onze marschen en kriigsmaatregelen nood zakelijk. De aanstaande veldslag, welke beslissen zal omtrent het lot van verschillende honderd dnizeuden menschen, maakt het thans ten plicht om elke tnededee ling achter te houden, waardoor de Pruisen in de gele genheid konden worden gesteld, om maatregelen te nemen welke ons zonden belemmeren." De „verovering van Ems" heeft zich volgenderwijze toegedragen. De trein die te 9 uren uit Obcrlahnstein kwam, bracht het bericht, dat over den Fachbacher berg Pruisische militairen in aantocht waren, waarvan de voorhoede reeds op een kwartier afstands was van de stad. Onmiddellijk werden de kassen van den spoorweg, het telegraafkantoor, de post en de speelbank weggezonden. Eenige oogenblikken later kwamen zes Pruisische huza ren, door een officier aangevoerd, aan het station, terwijl kort daarna de infanterie binnenrukte. De cavalerie legde beslag op de kas van het station; de infanterie op die van het postkantoor ofschoon beiden ledig waren. Daarop werd de brug bezet. De 400 infanteristen werden in de elementaire school ingekwartierd. Te 12 uren werd op bevel van den kommanderenden officier de bank geslo ten. Hij had echter de welwillendheid zijn bevel niet uit te spreken voor dat de bankier les trois derniers had aan gekondigd. Het verkeer met spoortreinen en telegrafen werd gesehorst; de gemeenschap evenwel niet onmogelijk gemaakt. Ook Nieder- en Ober Lahustein zijn in bezit genomen en alle wapenen en voorraad naar Cobientz gezonden. Nassausche troepen hebben in het Niederwald post gevat. Verschillende telegrammen uit Berlijn en Gitschin stellen het aldaar plaats gehad hebbend gevecht tusschen de Oostenrijkers en Pruisen als zeer belangrijk voor, en daarin wordt beweerd dat ten gevolge dezer overwinning de vereeniging der twee Pruisische legers „heeft plaats gehad." Gitschin. Dinsdag. Het verlies der Oostenrijkers bedraagt veertig duizend man, waarvan vijftien duizend gevangenen. De koning van Pruisen is hier gisteren aangekomen. Weenen. Dinsdag. De zetel van het Oostenrijkscb bestuur in Bohemen zal weldra van Praag naar Pilsen worden overgebracht. Wetzlar. Dinsdag. Vierduizend man van het bonds- leger, onder den prins van Hessen, zijn iiier aangekomen en voorts in de richting van Giessen voortgerukt. Berlijn. Dinsdag. Uit Trautenau wordt gemeld: De Oosteurijksche Noorderarmee is door het succes der Pruisische wapenen en de vereeniging der beide Pruisi sche legers gedwongen achter de vestingen Jozefstadt en Königsgratz bescherming te zoeken en schijnt daar eene stelling te willen innemen. De hertog van Koburg is te Gitschin aangekomen. NATUURKUNDIGE- EN PHARMACEUTISCHE SCHOOL. De ondergeteekenden hadden gemeend door eene enkele betuiging van adhaesie aan het stuk door de heeren doctoren van den Broecke en de Man geplaatst in no. 102 van de Middelburgsche courant, van hunne belangstelling te doen blijken, toen zij in de courant van Dinsdag, no. 104, een ander stuk, en wel ter bestrijding aantroffen. De verdediging van eerstgenoemd stuk zal wel aan geene betere handen dan aan die der geachte inzenders kunnen worden toevertrouwd, doch zij meenen evenwel den geëerden inzender van het latere artikel te moeten opmerkzaam maken, dat ZEd. van het punt in qnaestie is afgedwaaldhet is nu toch niet de vraag, of het wenschelijk is een tweeden stand van geneeskun digen in het leven te roepen, maar wel, het daarstellen eener school waar de pharmaceuten hunne gelieeie, de geneeskundigen een zoo voornaam deel hunner oplei ding kunnen verkrijgen, dat zij met de nood.ge kundig heden worden toegerust, tot het afleggen van het door de wet gevorderd natuurkundig èxamen. In het oprichten eener zoodanige natuurkundige en pharma- ceutische school zien zij nut, zoowel wat het belang der wetenschap .aD'datdqr provincie betreft; en daarom kunnen zij zjtrh verenigen met de denkbeelden vervat in het liieib(j*mB,.'pngehaaide stuk der heeren doctoren van den BrjJiscko en dé Man. Middelburg, 3 Juli 1866. Dr. DE MARREE. Dr. S. DOBBELAER DE WIND. Leden der commissie van bestuur over de clinische school.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 3