Onder de gemeente IJzendijke heeft zich jl.Maan dag de persoon van A. Dnbois door middel van een pistoolschot van het leven beroofd. Op verre na zegt de Goessche courant ligt onze spoorbaan er nog niet en reeds betreuren wij een ongeluk, den werkman M. Goverse Maandag morgen overkomen. Behnlpzaaam bij het vervoeren langs de rails van de met grind gevulde vrachtwagens schijnt hij gestruikeld te zijn en zijn de wielen over zijn been geloo- pen, waardoor het op twee plaatsen gebroken is. Uit Zwolle schrijft men, 30 Juni: Het gebrek aan Pruisische en Hannoversche arbeiders, die hier anders in dezen tijd van het jaar bij honderden gevonden wor den, doet zich drukkend gevoelen. Een groot aantal bunders hooiland ligt wachtende om gemaaid te worden, in sommigen staat het hooi reeds gedroogd nog op stam. Door de drukke werkzaamheden aan den staatsspoorweg is er geen binnenlandse!) werkvolk te krijgen, niettegen staande per dag, behalve den kost, 3 geboden wordt. Zaterdag avond te 8 uren ontving koning Wil helm van Pruisen de deputatie tot gelukwensching wegens de behaalde zegepraal op het slagveld. Te 7 uren kwamen do leden op de Parijsclre plaats bijeenallen waren voorzien van een witten armband met een rood kruis, en begaven zich, voorafgegaan door een muziek korps dat het Pruisische volkslied speelde, arm in arm naar het koninklijk paleis onder de Linden. Na het aan heffen van een driewerf hoera, verscheen Z. M., gekleed als officier der artillerie, op het balkon, en groette naar alle zijden. Nadat de ontelbare menigte het lied: „Een vaste burcht is onze God" aangeheven had, werd het adres overhandigd. Wederom verscheen de koning en thans met ontbloot hoofd op het balkon, en gaf een tee- ken dat hij wenschte te spreken. Met luider stemme zeide hij, na eenige oogenblikken: „Ik dank u, ik dank u voor uwe gelukwenschen. Wat uit het hart komt, gaat tot het hart. Bidden wij den almachtigen God, dat hij aan onze wapenen de zege geve. Ik vertrek thans naar het leger; uwe gelukwenschen zal ik uwen broeders in het dappere leger overbrengen. Wij hebben een goed begin gemaakt; de taak, die wij nog te volbrengen hebben, is zeer zwaar! Stemt met mij in: „Met God, voor koning en vaderland!" Op nieuw hief bet volk juichkreten aan, terwijl de koning zich verwijderde. De menschenmassa begaf zich daarna naar het paleis van den kroonprins en naar dat van prins Karei, die uit het raam het volk zijn dank betuigde. Van daar begaf men zich naar het bót el van den minister-president; deze verscheen, nadat hem een driewerf „hoera" was gebracht, aan het venster en richtte eenige woorden tot het publiek, waarbij hij het zegevierende leger prees en er ten slotte op aandrong, dat men voor de achter gebleven vrouwen en kinderen een open hart en een open beurs zou hebben. Een hevige bliksemstraal en een ratelende donderslag vergezelden de woorden des ministers, waaruit hij de gevolgtrekking maakte, dat de hemel er mede instemde. Uit Silezië schrijft, men (van Pruisische zijde) het vol gende: „Gedurende den dag van gisteren (27 Juni), die tot een boete-en bededag bestemd was, werd onze bevol king door ontsteltenis en schrik getroffen wegens eene gebeurtenis in het stadje Trautenau, vier mijlen van hier gelegen. Roken er op dat ik n het feit zonder overdrijving mededeel, gelijk ik het van een ooggetuige vernomen heb. Een Pruisisch korps van 30,000 man wilde het stadje passeeren en zond een bataljon jagers vooruit, om zich te verzekeren of de stad en de omtrek niet door den vijand bezet waren. Deze manschappon kregen ten antwoord, dat er in de stad geen garnizoen was, en kort daarna kwam de burgemeester met den gemeenteraad en de geestelijkheid de Pruisische officieren te gemoet. Die heeren drukten hun de band en verklaarden dat er niet aan gedacht werd, om de stad te verdedigen, daar de plaats geheel ontwapend was en zij voortaan met de Pruisen als vrienden wenschten om te gaan. De militairen marcheerden dus vol vertrouwen de stad binnen en reeds hadden eenigen hunner bijna de andere zijde der stad bereikt, om aldaar door de poort naar buiten te komen, toen eensklaps uit den toren een signaal werd gegeven. Oogenblikkelijk werden de poorten gesloten en de onge lukkige soldaten werden van alle kanten aangevallen door eene menigte Oostenrijkers, die zich tot nu toe in de huizen hadden schuil gehouden en nu uit de vensters niet alleen begonnen te schieten, maar ook heete olie en kokend water op hen te werpeu. Hierdoor ontstond eene verschrikkelijke verwarring, te midden waarvan op de rondom de stad liggende heuvels een kanonvuur werd gehoord. Onze troepen lieten zich evenwel niet ontmoedigen en ofschoon er binnen weinig tijds een duizendtal dapperen buiten gevecht werden gesteld, werd de vijand in zijne hinderlagen krachtig aangevallen. Intu8schen is zulk eeno handeling geene eerlijke wijze van oorlogvoeren en zeker strekt zij den Oostenrijkers niet tot eer. De burgemeester en andere gemeente ambtenaren zijn alsnu gevangen genomen en zullen hunne schandelijke daad duur moeten boeten. In een bericht uit Landsbutt vindt men vermeld, dat aldaar een transport gevangenen was doorgekomen en dat zich daaronder ook de burgemeester van Trautenau bevond, die mot een der landraden en diens zoon op een wagen aan elkander waren geboeid." Als een contrast van de algemeene klacht omtrent het geraas door locomotieven veroorzaakt, kan dienen de aanbeveling, gedaan door den gouverneur van de Frau- sche nederzetting in China, om bij de toezending eener locomotief', voor het maken van nieuwe wegen benoodigd, toch vooral te letten op eene machine die zooveel moge lijk geraas maakt; het gefluit, gesis en gezucht eener stoommachine zijn eigenschappen, die in Cochin-China, behalve de andere voordeelen, het verkiezen van stoom machines voor het vervoer van aarde en andere ruwe stoffen boven het gebruik van karren, met paarden of buffels bespannen, wenschelijk maakt. De talrijke tijgers, zoo spreekt de gouverneur, zouden noch de trekdieren, noch de drijvers een oogeublik rust laten, maar hij houdt zich verzekerd dat het geraas eener stoommachine ook de brutaalste tijgersop een behoorlijken afstand zal houden. Het zou al een zeer vermetel beest moeten zijn dat een stoomfluit durfde trotseeren, en ook voor Engelsch- en Neerlandsch-Indië kan het nuttig zijn te wijzen op het nieuwe gezichtspunt, waarin het nut van stoommachines te bezigen zich voordoet. De machinisten stoker zouden door stevige ijzerddraadvlechtingen kunnen beveiligd worden, maar meestal zal het geluid der locomotief vol doende bevonden worden om alle gestreepte en gevlekte roovers op een eerbiedigen afstand te houden. Burgerlijke stand. Middri.bürg. Eerste huwelijksafkondiging van den 1 dezer: P. Mathijsse, weduwn. 53 j. met P. Flipse,jd. 34 j. A. van de Helde, jm. 23 j. met E. S. Boes, jd. 24 j. M. Rubens, weduwn. 47 j. met R. Drilsma, jd. 31 j. (Van 23 tot 30 Juni.) Vi-issingen. Gehuwd: A. van Ligteren, jm. 32 j. met M. C. Schott, jd. 32 j. Bevallen: A. M. Ie lioy, geb. Tanis, z. P. Prins, geb. van Reems, d. A. Meijer, geb. van Dorp, d. L. Theune, geb. Stroo, z. M. S. C. Pillault, geb. Durt, d. C. J. Dehe- nauw, geb. Beije, d. N. A. Sohier, geb. Ilermau, z. P. Agaart, geb. de Bruyne, d. L. Koeman, geb. Leynse, z. J. Kort, geb. Florisse, z. OverledenA. J. den Hollauder, man van M. J. Hart man, 79 j. Goes. Bevallen: M. van den Broek, geb. Klooster man, z. J. Vermaire, geb. Polderman, d. M. Rijkaard, geb. Korstanje, z. M. Proos, geb. Ken keiaar, z. P. J. Meijler, geb. Heijblom, d. M. Krijger, geb. Meulmeester, z. Overleden D. Kloosterman, man van L. de Laat, 59 j. Zierikzee. Gehuwd: J. van Dongen, jm. 20 j. met I. Erkes, jd. 17 j. H. de Graaf weduwn. 42 j. met M. van der Valk, wed. 35 j. Bevallen: J. W. van Dishoeck, geb. Weltenbnrg, d. A. P. Lochmans, geb. de Crolij, d. E. Paasse, geb. van Dalen, d. T. Versteeg, geb. Heuseveldt, d. S. II. van Dijk, geb. Blaaker, z. (doodgeb.) K. J. van der Valk, geb. Appels, z. Overleden: D. Goedegebure, man van J. Bijnagte, 68 j. Thermometers tand. 2 Juli 's av. 11 ti. 58 gr. 3 'smorg.7u.56gr.'smidd.lu.64gr.'sav.llu.56gr. 4 's morg. 7 u. 59 's rnidd. 1 u. 64 gr. Zomervergadering der provinciale staten van Zeeland. Avondzitting van Dinsdag 3 Juli. Tegenwoordig de commissaris des konings, voorzitter, 31 leden en de griffier. Afwezig zijn, volgens mededeeling des voorzitters met kennisgeving, de heeren Butenx, van den Bosch, Iloogen- boom, Kakebeeke, de Lange, Moolenburgh, Risseeuw, de Visser en van der Vliet, alsmede zonder kennisgeving de heeren de Smidt en Sergeant. Na de vergadering in naam des konings te hebben geopend, deelt de voorzitter mede, dat bovengenoemde leden bericht hebben ingezonden dat zij om verschil lende redenen deze zomervergadering niet kunnen bij wonen, alsmede dat, het verslag van den toestand der provincie over 1865 is afgedrum en Woensdag of Don derdag aan de leden zal worden rondgedeeld, zullende een exemplaar van dat verslag ter griffie worden neder- gelegd. Deze mededeelingen worden voor kennisgeving aange nomen, betgeen mede geschiedt met de volgende door den griffier voorgelezen stukken: a. Het koninklijk besluit van den 2 Januari 1866, no. 42, houdende goedkeuring van de besluiten der staten van den 10 November 1865, no. 3a en 34, tot wijziging van de begrootingen van de enkel provinciale en huis houdelijke inkomsten en uitgaven voor de diensteu 1865 en 1866; b. het koninklijk besluit van den 8 Maart 1866, no. 57, houdende goedkeuring van de besluiten der staten van den 1 Maart 1866, als: I. no. 6, tot aankoop van het noo- dige materieel voor de uitoefening derstoombootdienst op de Westerschelde; II. no. 8, tot het aangaan, ten laste der provincie, van eene geldleening van hoogstens f 75000, tegen eene rente van 4j- pet. in het jaar, volgens het daarbij vastgestelde plan vari geldleening; III. nn. 9, tot wijziging van de begrooting van de enkel provinciale en huishoudelijke inkomstenen uitgaven voorde dienst 1866; c. het koninklijk besluit van den5 Januari 1866, no.57, houdende verdaging van de beslissing ten aanzien van het door de staten den 9 November 1865 vastgestelde reglement van politie voor de polders in Zeeland; d. het koninklijk besluit van den 21 October 1865, no. 54, houdende toepassing van art. 36 der wet op het lager onderwijs, voor zooveel betreft de buitengewone kosten van dat onderwijs in de gemeente Hontenisse, namelijk die voor den bouw van schoollokalen metonder- wijzerswoningen; e. het koninklijk besluit van den 22 Maart 1866, no. 69, houdende gelijke toepassing als boven, voor de kosten van den bouw van een schoollokaal in de gemeente Hoofdplaat; het koninklijk besluit van den 1 Februari 1866, no. 50, houdende intrekking van dc subsidiën, aan eenige gemeenten ter zake van de gewone kosten van haai lager onderwijs vroeger tot wederopzeggens verleend, en zulks uithoofde van hare verbeterde geldelijke omstan digheden, voornamelijk ten gevolge der wet van 7 Juli 1865 (staatsblad no. 79), houdende wijziging der ge meentewet, voor zooveel de plaatselijke belastingen betreft g. een brief van den minister van binnenlandsche zaken van den 5 December 1865, no.207,5eafdeoling, houdende mededeeling van het door den koning bepaalde aandeel der gemeente Philippine, in de kosten van den bouw van een schoollokaal met onderwijzerswoning aldaar. h. een brief van den minister van binnenlandsche zaken, van den 23 Januari 1866, no. 274, 3e afdeeling, houdende mededeeling van hetgeen door hem besloten is met be trekking tot de calamitense polders en de daaraan uit te voeren werken. Uit dezen brief blijkt, dut de minister met leedwezen heeft kennis genomen van het in de jongste najaarsvergadering door de staten ten aauzien van de heffing van opcenten ten behoeve der calamitense polders genomen besluit, en dat hij, nu de provincie zich ook voor het jaar 1866 aan de heffing dier opcenten onttrekt, van nn af niets ter verbetering, maar alleen de hoog noodige herstellingen en onderhoudswerken zal doen uitvoeren, in welken zin de hoofdingenieur van den waterstaat ook is aangeschreven.Deze briefis voor de leden ter griffie nedergelegd. Nog is voorgelezen en voor kennisgevingaangenomen: i. een besluit van den minister van binnenlaudsche zaken van den 14 December 1865, no. 188, 9e afd., betrek kelijk het aan Z. M. ingediende adres, strekkende dat door de regeering een wetsontwerp in gereedheid gebracht en ten spoedigste aan de vertegenwoordiging ingediend worde, ter voorziening in de meer en meer erkende be hoefte aan eene wettelijke regeling van de uitoefening der veeartsenijkunst in dit rijk. Hieruit blijkt, dat de regeering op dit gewichtig onderwerp bedacht is en te gelegener tijd eene voordracht tot regeling kan worden tegemoet gezien. De aan de leden in drnk rondgedeelde mededeeling van gedeputeerde staten, dat aan eenige aanvragen om rentelooze voorschotten tot verbetering van wegen geen gevolg is kunnen worden gegeven [zie ons noininer van 24 Juni jl.], is mede voor kennisgeving aangenomen. Naar de afdeelingen worden gezonden 1. de voorstellen van gedeputeerde staten: a. betreffende de geneeskundige school te Middelburg; b. tot afstand in beheer en onderhoud der havenwerken te Philippine, met het daartoe behoorende spuisluisje aan het gemeentebestuur aldaar; c. tot onderhandsche verpachting, voor den tijd van éen jaar, van bet overzetveer aan het Sloe; 2. de verantwoording van gedeputeerde staten wegens de enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uit gaven, over 1864; 3. de begrootiug der kosten van het provinciaal bestuur, voor zooveel bet rijksbestuur is, voor 1867; 4. de begrootingder enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven voor 1867, met een voorstel van gedeputeerde staten, betreffende de te heffen opcenten op de grond- en persoueele belasting ten behoeve der provincie. De voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een adres van J. F. Roeise te Middelourg, houdende, namens de leerlingen der clinische school, verzoek dat het ten aan zien van diescbool door den gemeenteraad van Middelburg gedaan voorstel worde aangenomen. Nadat dit adres is voorgelezen, merkt de voorzitter op dat het door slechts éen persoon uit naam van meer is onderteekend, hetgeen in strijd is met art. 9 der grond wet, zoodat hij voorstelt het ter zijde te leggen. De heer J. L. de Jonge acht het wenschelijk dat den leden gelegenheid worde gegeven tot nadere kennisne ming van dit adres; ook zou hij gaarne zien dat, als bij toepassing van art. 9 der grondwet het adres ter zjjde moet worden gelegd, de reden daarvan aan de inzenders werd kenbaar gemaakt, ten einde zij alsnog gelegenheid zouden hebben tot het inzenden van een ander. Hierop antwoordt de voorzitter, dat de gelegenheid tot inzage van het adres voor de leden blijft bestaan ook al wordt het ter zijde gelegd, en wat voorts de verlangde kennis geving aan de inzenders betreft, wijst hij nogmaals op

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 2