3nö^0nöm stukken.
Laatste telegrammen.
brieven uit belgie.
41
405
105
245
67f
68
14
10|
Reichenberg. Zondag. De vijfde en derde divisie
bebben Vrijdag Gitseliin stormenderhand ingenomen
Zij leden daarbij een niet onbeduidend verlies, daar de
positie des vijands zeer sterk was. De Oostenrijkers
hadden een verlies van 4000 man. Men ziet nog voort
durend transporten van gevangenen.
Liebait. Zondag. Het totaal verlies door de Oosten
rijkers tot heden geleden wordt op 20,000 man begroot.
Mulhausen. Zaterdag. De koning van Hannoveris
oaar Frankfort vertrokken.
Weenen. Zondag. Gisteren zijn het eerste Oosten-
rijksche legerkorps en het korps Saksische troepen door
de Pruisen teruggeslagen. Zij retireerden zich daarop in
de richting van Konigsgratz.
Berlijn. Zondag. Uit het hoofdkwartier van den
kroonprins is het volgende bericht afgezonden. De drie-
daagsche strijd van het vijfde Pruisische legerkorps heeft
een uitslag gehad, die niet genoeg kan gewaardeerd
worden. Woensdag stond het tegenover de zesde Oosten-
rij ksche legerafdeeling, onder bevel van den generaal
Ramming. Van dezen kregen de onzen een brief in han
den, aan den generaal Benedek te Josephstad gericht,
Waaruit bleek dat het Oostenrij ksche korps geheel uitgeput
was. De Oosten rij ksche bevelhebber vroeg dan ook om
versterking van twee nieuwe brigades en meldde dat hij
niet in staat was den volgenden dag slag te leveren.
Dit had ten gevolge dat het vijfde Pruisische leger
korps den 28 en 29 dat van den aartshertog Leopold en
nog een ander tegenover zich had. Die dagen waren
veel belangrijker dan de vorige dag. Het korps van
Gablenz werd geheel in do pan gehakt. Behalve vele
gevangenen zijn twintig stukken geschut vermeesterd.
Brussel30 Juni.
Gij hebt zeker reeds uit de couranten vernomen, dat
de koning en koningin naar Engeland zijr. vertrokken.
Zij zullen het huwelijk van prinses Helena te Windsor
bijwonen en den 7 Juli terugkeeren.
Er moesten wel gewichtige politieke redenen zijn, om
nog op het laatste oogeublik tot zulk eenereis te besluiten,
die aan de daartegenoverstaande weigering eener uit-
noodiging van Frankrijk een karakter geeft, waarover ik
niet verder zal behoeven uit te weiden.
Voor het vertrek van den koning heeft hij een minister
raad gepresideerd.
Met het oog op de wijziging van het Engelsche kabinet
zal men gemakkelijk kunnen begrijpen, dat Leopold II
gaarne van nabij wil weten, in hoeverre hij op de hulp
van Engeland kan rekenen, indien er een inval der
Franschen plaats had.
Zonder juist te beweren dat deze reeds nabij is, kan men
zich toch niet ontveinzen, dat het keizerlijk goevernement
de vijandelij kheden tegen België reeds heeft aangevangen.
Zijne ofócieuse pers is gelast geweest om België voor
de vierschaar van Europa te dagen en het te beschuldi
gen dat het ongestraft den koningsmoord prediken liet.
Het is inderdaad waar, dat Ie Grelot en TEspiègle, twee
blaadjes in den trant van den Charivari, eenigen tijd gele
den caricaturen hebben geleverd, die juist geen groote
rechtzinnigheid van het vorstelijk gezag verrieden.
Ik vraag u echter, welke verantwoordelijkheid kan er
drukken op de regeering van een volk, welks drukpers
in werkelijkheid vrij is, omdat eenige in het duister
rondsluipende blaadjes teekeningen en artikelen leveren,
die schier even onopgemerkt voorbijgaan als zij ontstaan
zijn.
De kleine Engelsche en Italiaauscbe bladen ziju nooit
zoozeer in het openbaar afgestraft en toch hebben zij
somtijds even hevige revolutionaire begrippen verkon
digd. Maar België is klein, België is zwak en haalt zich
dus veel spoediger dan elk ander land eene berisping op
den hals.
Het eerste geweerschot is alzoo gelost: eene waarschu
wing door zijne keizerlijke majesteit Napoleon III tot
zijne jonge koninklijke collega Leopold II gericht. Het
liberale ministerie heeft zich dit laten welgevallen. Het
heeft tegen le Grelot en l'Espiègle vervolgingen ingesteld.
Binnen kort staan ons dus twee drukpersvervolgingen
te wachten op requisitoir van den Constitutionnel.
Ik wil het kabinet niet hard vallen. Tegenwoordig
gaat macht boven recht; de zwakken hebben ongelijk.
Maar duizendmaal beter ware het geweest, indien het
ministerie, de kwaadwillige bedoelingen van onzen altijd
op de loer liggenden Franschen nabuur kennende, de
sommatie van den Constitutionnel niet had afgewacht en
genot inde blaadjes ambtshalve had doen vervolgen.
De jurie zal den 30sten Juli haar zitting aanvangen.
Het zullen twee causes célèbres zijn om te bepleiten, en
de democratische advocaten betwisten elkaar reeds om
het hardst de eer van voor de twee beklaagden op te
treden.
De reis, die de koning en koningin voornemens waren
door de voornaamste provinciesteden van ons land te
ondernemen, zal waarschijnlijk tot een gelegener tijdstip
worden uitgesteld. Hoogstens zal de koning zich den
9 Juli naar Gent begeven.
De binnenlandsche politiek sluimert. Alles verdwijnt
foor de reusachtige en bloedige gebeurtenissen, die in
Duitschland en Italië voorvallen en waarvan geheel
Buropa de gevolgen zal ondervinden. Ik ben dus wel
genoodzaakt kort te zijn. Gelukkig het volk, dat geen
geschiedenis heeft, zegt het spreekwoord. Indien dit nog
maarzoo ware, doch juist het tegendeel is waar. Tegen
woordig zijn het juist de volken, die geen geschiedenis
hebben, die het ergst bedreigd worden.
In eenige faubourgs van Brussel blijft de cholera heer-
schen, maar over het algemeen is hier de gezondheids
toestand tot nu toe vrij gunstig.
DE GENEESKUNDIGE SCHOOL TE MIDDELBUHG.
De wensch, waarmede de geachte inzenders van het in
de Middelburgsche courant van 30 Juni jl. geplaatste
stuk eindigen, dat namelijk de leden en plaatsvervan
gende leden van den geneeskundigen raad aan de ver
tegenwoordigers van dit gewest uit hunne streken ook
hunne gedachten over deze voor Zeeland toch wel niet
onverschillige zaak zullen gelieven mede te deelen, dringt
mij om mijne gevestigde meeuing omtrent het voortbe
staan der geneeskundige school tot opleiding van toekom
stige artsen openbaar te maken.
Het plan, waarbij eene volledige opleiding van apothe
kers alhier bedoeld wordt, wil ik geheel daarlaten; dat
evenwel tot opleiding van artsen voor hun natuurkundig
examen, meen ik uit overtuiging te moeten bestrijden.
In 1865 ijverde het meerendeel der hier gevestigde
doctoren tegen eene geneeskundige wetgeving, die,
niettegenstaande eenheid van bevoegdheid, het betreu
renswaardig dualisme van stand en opleiding naar hun
inzien bestendigen zou. Intusschen het bleek overvloe
dig, zoo uit de discussiën in de kamer als uit latere ver
klaringen van den toenmaligen minister van binnen
landsche zaken, dat het ook geenszins de wensch der
regeering was twee standen te bestendigen. Vordert de
vrijheid van onderwijs, dat men niet zal vragen, waar de
kennis is opgedaan, de eischen der examina zijn aan
den anderen kant zoo gesteld, dat men die kennis zich
moeilijk anders dan aan de hoogescholen en de grootere
klinische inrichtingen van ons land kan eigen maken.
In de zitting van de eerste kamer van 27 December jl.
verklaarde o. a. de toenmalige minister van binnenland
sche zaken zich sterk tegen het oprichten van losse
natuur- en geneeskundige faculteiten. „Voor dergelijke
inrichtingen zal ik geene subsidiën voordragen. Gaarne
wil ik echter medewerken om het klinisch onderwijs
op hoogeren voet te brengen, en zoo de middelen in de
genoemde plaatsen (Amsterdam en Rotterdam) daarvoor
te kort schieten, zal ik ze bij de staten-generaal aanvra
gen om haar te helpen. Wij hebben behoefte aan zulke
groote klinische inrichtingen, die alleen kunnen bestaan
in groote steden, als Amsterdam en Rotterdam. Onze
aanstaande medici moeten niet gedwongen zijn naar
Berlijn, Parijs of Praag te gaan, enz."
De nieuwe medische wetgeving wil blijkbaar geen
dii minorum gentium en dezen wil moeten zeker niet alleen
de geneeskundigen, maar niet het minst alle openbare
staatslichamen eerbiedigen. „Maar in dat geval," zeggen
veie deskundigen, „zullen de plattelands-heelmeesters
verdwijnen, zonder dat er artsen voor in de plaats komen,"
en het is ongetwijfeld hoofdzakelijk ook deze reden,
welke de geachte inzenders genoopt heeft om met zoo
belangloozen ijver er naar te streven, om zooveel van de
geneeskundige school alhier als slechts doenlijk is, te
behoudeD. Ik respecteer deze meening, maar deel ze niet.
Vooreerst moet nog bewezen worden, dat de platte
lands-heelmeesters niet door doctoren of artsen zullen
vervangen worden, wanneer deze zich op het platteland
een fatsoenlijk bestaan verschaffen kunnen en de ge
meentebesturen niet meer voor den prijs van i f 100 een
plaatselijken geneesheer bekomen kunnen; maar toege
geven zelfs, dat binnen weinige jaren in vele gemeenten
van Zeeland, ook tegen een fatsoenlijk honorarium, zich
geen geneesheer vestigen wil, dan kan zulks toch niet
als argument voor onze school dienen. Want wat hier
geldt zal ook in andere provinciën waar zijn; dan zal het
blijken, dat er eene leemte in de wetgeving bestaat,
waarin de wetgever voorzien moet. Trouwens, deze be
hoefte aan geneeskundige hulp zal niet plotseling ont
staan en wij mogen van het tegenwoordig geneeskundig
staatstoezicht verwachten dat het, zoo noodig, bij tijds
de regeering op deze leemte zal weten opmerkzaam te
maken.
De geneeskundige school voorzag voorzeker in 1824 in
eene groote behoefte, en wel hoofdzakelijk wegens de
toen vigeerendebepaling,dat de plattelands- en stedelijke
heelmeesters zich slechts in het ressort mochten vestigen,
waarin zij geëxamineerd waren. Toen was inderdaad het
onderhoud eener klinische school voor de provincie van
het hoogste belang; thans evenwel heeft zij, naar mijne
bescheiden meening, niet alleen geen raison d'etre meer,
maar meen ik haar zelfs als kweekschool van een
tweeden stand van geneeskundigen te moeten bestrijden.
Ik wil nog kortelijk de in bovengenoemd stuk aange
voerde verdedigingsgronden nagaan.
a. Wetenschap. Het is juist om den wille der weten
schap, dat ik wensch dat de toekomstige artsen elders
gevormd worden. Zou het der wetenschap schade doen,
wanneer de geneeskundigen, die zich in het vervolg in
onze provincie zullen vestigen, zich aan wetenschappe
lijke inrichtingen hebben moeten vormen, die in den
regel nog oneindig meer materiaal zullen bevatten dan
het Zeeuwsch genootschap en het Natuurkundig gezel
schap kunnen aanbieden, en zullen aan den anderen kant
deze beide instellingen er zooveel bij verliezen, wanneer
zij niet meer gesteund worden door de leerlingen der ge
neeskundige school?
b. De belangen van het publiek. Ik heb reeds boven
verklaard, dat ik die groote vrees voor gebrekkige
geneeskundige hulp niet deel, maar dat, zoo zulks het
geval mocht zijn, de voorloopige geneeskundige school
hierin niet voorzien kan. In hoeverre voorts de burgerij
in Zeeland buiten Walcheren er zoo zeer door gebaat
zal zijn, wanneer men zijn zoon, alvorens hem naar
Holland te zenden, eerst een paar jaar de Middelburgsche
school kan laten bezoeken, komt mij zeer problematisch
voor.
c. De bedoeling der nieuwe wetgeving. Volgens het
bovenaangevoerde ligt het, naar mijne meening, juist in
de bedoeling der nieuwe wetgeving, om geen scholen als
de hier bedoelde te ondersteunen.
Eindelijk
d. De uitvoerbaarheid van het plan. Wij vertrouwen,
dat van regeeringswege geene belemmering zal worden
gebracht in de verhouding van het middelbaar onderwijs.
Maar is dan inderdaad alles voorhanden? De inzenders
halen hier eene zinsnede aan uit het jongste regeerings-
verslag over het onderwijs. Wij lezen daarde toestand
van de Middelburgsche school moge niet geheel onbevre
digend genoemd worden, met het oog op den toestand,
die geboren wordt door de invoering der nieuwe genees
kundige wetten, moet zij of eene gelieele reorganisatie
of hare opheffing tegemoet gaan." Deze zin krijgt een
heel andere beteekenis, wanneer men hem laat volgen
op de ook in dat verslag daaraan voorafgegane zin
sneden: „Bij de school te Middelburg was in een geheel
jaar voor practische oefeningen in de ontleedkunde
slechts éen lijk beschikbaar, voor operatieve heelkunde
insgelijks éen. Het onderwijs werd dan ook alleen
zoo volledig gegeven, als de voorhanden hulpmiddelen
toelieten."
Waarlijk, niemand zal de tot dusverre met het onder
wijs der anatomie en heelkunde belaste lectoren van
gebrek aan ijver beschuldigen. Er was dus een andere
reden voor dat gebrek aan lijken, en is deze bij de inrich
ting van het nieuwe gasthuis vervallen? Daarvoor
bestaan, naar ik vrees, andere redenen, die hier ter
stede niet zoo spoedig op te heffen zijn.
Maar genoeg; ook ik eerbiedig het gevoelen van
anderen, maar meende in het belang van de wetenschap
en de eischen van den geneeskundigen stand tot het
openbaar maken van deze bedenkingen verplicht te zijn.
Dr. J. P. BERDENIS VAN BERLEKOM,
plaatsvervangend lid van den geneeskundigen raad.
Gisteren is ter reede van Veere gekomen de Engelsche
schoener Hannahgezagvoerder W. H. Gibbs, van New-
castle met steenkolen naar Middelburg bestemd.
Jleelkrapprijzcn.
Rottekdam 2 Juli. Bij weinig aanbieding was de
handel gering.
Graanmarkten enz.
Amsterdam 2 Juli. Raapolie op zes weken f 43R
Lijnolie op zes weken f 40j.
I Rotterdam 2 Juli. Tarwe 10 cent hooger.
Axel 30 Juni. Tarwe f 9.10 a 9.55rogge ƒ6.15 h
f 6.35; wintergerst f 6.55 a f 6.75; haver f 4.10 a f 4.50;
paardenboonen f 7.45 a f 7.55; boekweit f 6.55 a f 6.75.
Prijzen van e ffe eten.
Amsterdam 2 Juli 1866.
Nederland. Certiiic. Werkelijke schuld 2.1- pet. 54jj
dito dito dito 3 65J
dito dito dito 4 84f
Aand. Handelmaatschappij ..4-5
België. Certificaten bij Rothschild 21-
Rusland. Obligatiën 1798/1816 5 „94
Certific. Hope co4
Oblig. dito 1855, 6e serie 5 71!
dito dito Leening 1860 45 80
Certificaten6
Aand. spoorweg„171
Polen. Schatlcistobligatiën4
Oostenrij k. Obligatiën metalliek5 41 ,V
dito 1847/1852 2j 215
dito rente Amsterdam5 61|
dito nationale5 43J
Bankactiën 3
Italië. Leening 18615
Spanje. Obligatiën3 thans 25 29J
Amortisable schuld
Portugal. Obligatiën 1853 3
dito 18561862 3
dito (blauwe) 5
dito (binnenl.)
(18821
5
6
7
3
Griekenl.
Turkije.
Vereen.Stat.dito
Illinois. dito
Mexico. dito **>.-
Grenada. dito '1 Vfl;
Venezuela, dito
De Nederlandsqjfe'bSnk. Jwflen de renten van
beleeningen op effecteneff'discAntè pet 5 pet. verhoogd.
Beleeningen goederebmet l pet.