MIDDELBURGSCHE COURANT. N°- 97. Donderdag 1866. 21 Juni. w Editie van Woensdag avond 8 uren. Middelburg 20 Juni. De gemeenteraad alhier heeft heden namiddag beslo ten dit jaar geen kermis te doen houden, en alzoo afwij zend beschikt op het indertijd dooreenige neringdoende ingezetenen ingediend adres. Voorts is gearresteerd het kohier der plaatselijke directe belasting op de inkomsten, ten bedrage van ƒ37,960.53. Het primitief kohier bedroeg ƒ49,869.20; daarvan zijn echler geroijeerd mevrouw wed. Allewaart en de heer J. M. Boone Mz., terwijl mejufvronwwed.6. vanNederveen van de 9e tot de 7e klasse is teruggebracht; daarentegen is de heer P. J. Limbach op het kohier gebracht, en wel in de 2e klasse; tengevolge van eerstgenoemde wijziging is het primitief bedrag met f 263 verminderd en door laatstgemelde het overschot met f 15.40 verhoogd. Het overschot 23.j- percent hooger zijnde dan het bedrag waarover de raad dit jaar beschikken mag, zullen de aanslagen dienovereenkomstig worden verminderd, als wanneer het totaal cijfer gelijk zal zijn aan het bedrag, volgens hetwelk het kohier is gearresteerd. Het gewijzigd kohier is andermaal, en wel voor acht dagen, ter inzage gelegd. Nog is goedgekeurd de verordening op het benrtveer tnsschen Breda en Middelburg, waarvan de regeling ten jare 1859 is aangehouden. In ons volgend nommer geven wij het gewoon verslag. In de Staatscourant van gisteren is opgenomen de wet van den 11 Juni 1866, tot vaststelling van uitgaven wegens verstrekkingen door het departement van oorlog, dienst 1866. In het Dagblad van Zuid-Holland en 'sGravenhage wordt een, ook door ons in ons vorig nommer overgeno men, bericht aldus tegengesproken: „Onderscheidene dagbladen berichten „dat de beide kamers der staten-generaal zeer spoedig zonden worden bijeengeroepen, ten einde buitengewone kredieten voor oorlog, marine en de afmaking van zieke runderen toe te staan." „Naar onze informatiën is dit bericht, vooralsnog, ten eenemale onjuist. „Wel heeft de regeering, naar men ons verzekert, al de voorbereidende maatregelen genomen die, in de bestaande tijdsomstandigheden, op een gegeven oogenblik kunnen geacht worden noodig te zijn; maar tot heden schijnt er geen sprake te wezen van de oproeping der kamers tot het doeleinde, in het bericht door de bedoelde dagbladen vermeld. „De oproeping der tweede kamer zou, naar wij verder vernemen, in den loop der maand Juli plaats hebben, zoodra nl. het regeerings-antwoord zal kunnen gereed zijn op het, wellicht reeds heden te verwachten voorloopig verslag op de Indische begooting voor 1867, ten einde alsdan die begrooting in behandeling te doen nemen, in geval nl. de binnenlandsche toestand dit, met het oog op de buitenlandsche verwikkelingen, zon gedoogen. „Wij behoeven er wel niet op te wijzen, hoezeer de loop der gebeurtenissen in een en ander verandering kan teweegbrengen; doch op dit oogenblik schijnt het zeker, dat er nog geen voornemen bestaat om ten behoeve van buitengewone kredieten voor oorlog en marine de tweede kamer bijeen te roepen." Bij de kamer van koophandel en fabrieken alhier is ontvangen en ligt voor belanghebbenden ter inzage: het overzicht van den handel en de scheepvaart van Groot- Britannië, over de maand April en de eerste vier maan den van het loopende jaar. In de Staatscourant van heden leest men onder de rubriek „binnenlandsche berichten" het volgende: „De bescherming der Oostenrijksche onderdanen in Pruisen en Italië is aan de Nederlandsche gezantschap pen te Berlijn en te Florence opgedragen." Van goeder hand vernemen wij dat de dienst op den spoorweg Almelo—Salzbergen gedeeltelijk is gestaakt de spoortreinen mogen slechts tot Oldenzaal de reis voortzetten. Amhcour.) De Staatscourant deelt de volgende opgave omtrent de cholera mede: Den 16 dezer zijn aangetast: te Leiden 44, overleden 31;'s Gravenhage 14, overleden 14; Delft 19, overleden 11; Rotterdam 17, overleden 10; Dordrecht 18, over leden 17; Gouda 7, overleden 7; Utrecht 60, overleden 27. Den 17 en 18 dezer zijn aangetast: te Leiden 66, over leden 59; 'sGravenhage 34, overleden 23; Delft 37, overleden 24; Rotterdam 39, overleden 21Dordrecht 50, overleden 20; Gouda 10, overleden 2; Utrecht 96, over leden 73. Op Zaterdag den 16 Juni hebben zich een aantal inge zetenen van Deventer in de ohde kazerne in de Pont- steeg vereenigd, inet het plan om over de oprichting van een scherpschutterskorps te beraadslagen. Niettegen staande er geen openlijke oproeping had plaats gehad en dus betrekkelijk weinigen van het plan onderricht waren, was de opkomst groot genoeg en vond de zaak zoo alge meen bijval, dat er onmiddellijk besloten werd, aan het plan gevolg te geven en op den 20sten de eerste exercitiën te honden, waarvan de heer J. II- Triebart, in de verga dering tegenwoordig en door deze daartoe uitgenoodigd, de leiding voorloopig op zich nam. Op eene lijst van deel nemers werd algemeen geteekend, en eenige voorloopige bepalingen werden vastgesteld. Tevens werd besloten, in de volgende week eene oproeping aan de ingezetenen van Deventer te doen, en eene commissie werd benoemd, die in eene volgende vergadering voorstellen over de nadere regeling zal doen. Eindelijk werd eene oproeping, tot het Nederlandsche volk te richten, overwogen, vast gesteld en tot de openbaarmaking daarvan besloten. De oproeping luidt als volgt Aan het Nederlandsche volk. Landgenooten De tijd is gekomen, die tot handelen roeptHet is door de eendracht, de vastberadenheid, de kloekmoedigheid en de volharding onzer vaderen, dat wij een vrij, zelfstan dig volk geworden zijn. Die deugden moeten ook de onzen wezen 1 De tijd der beproeving is wellicht aanstaande! Bereiden wij ons, terwijl het nog tijd is. Ieder burger doe zijn plicht „Het diagen der wapenen tot handhaving der onaf hankelijkheid van den staat en tot beveiliging van zijn grondgebied, blijft een der eerste plichten van alle inge zetenen." De weerbaarheid van alle burgers zij de waarborg voor de onafhankelijkheid van den staat. Te Deventer heeft een aantal burgers zich vereenigd om de verplichtingen, door de grondwet opgelegd, te volbrengen. In deze week vangen wij onze oefeningen in den wapenhandel aan. Wij willen ons tot scherpschut ters vormen; wij willen ons eigen maken wat voor de verdediging van ons vaderland noodzakelijk is. Aan de goedkeuring des konings twijfelen wij niet; nimmer heeft hij gedraald, het welzijn van het vaderland te behartigen; de naam zelf van bet stamhuis van Oranje is de hechte waarborg, dat ieder streven naar een waar dig volksbestaan op zijne hooge ondersteuning mag rekenen. De medewerking, die de Utrechtsche studenten bij hunne pogingen hebben ondervonden, geeft ons ver der blijk, dat de regeering de beteekenis en waarde van bet streven naar volkswapening erkent. Landgenooten 1 Dat zich alierwege vereenigingen van scherpschutters vormen! Dat wij vereenigd streven naar éen doel: de veiligheid van het vaderland! Stelt u met ons in verbindingDat de gewapende burgers uit alle gemeenten afgevaardigden benoemen, om de wapening te kiezen en eenheid in de oefeningen te brengen! Het is tijd dat alle weerbare mannen naar de wapenen grijpen! In weinige maanden, in weinige weken moeten duizenden bij duizenden geoefend zijn! en ook als de donkere vooruitzichten mochten verdwijnen, ook dan moeten zij bijeen blijven! Het Nederlandsche volk toone door zijn handelingen, dat het tot opofferingen bereid is, om een vrij en zelf standig volk te blijven! Dan steunen wij de regeering, om in weinige maanden de inrichting van ons leger, van militie en schutterij te verbeteren! Dan kan zij in korten tijd de schadelijke vestingen doen verdwijnen, dan kunnen de overigen in bruikbaren staat gebracht worden. Dan kan eene volks vertegenwoordiging, die haren naam verdient, Nederland niet langer in zijn weerloozen toestand laten Het. is tijd, dat er verandering komt; nog is het tijd! weldra mogelijk niet meer. Europa is gewapend; wij mogen niet aarzelen Landgenooten! stelt onze verwachting niet te leur! Deventer, 16 Juni 1866. J. II. Ankersmit Wz. Ph. Bello. N. Bessem. J. Bril!. L. A. J. Burgersdijk. B. Cost Budde. J. van Delden Sz. G. J. Dozy. J. W. Hes3e. C. J. Th. van der Hoeft. L. Hulscher. D. Jonker. J. W. D. Jonker. A. W. Kroon Jr. W. de Loos. F. Raland. R. Reinders. A. F. te Riele. G. D. van Schooten. A. II. S. van den Sigtenhorst. J. Striening Jr. S. Susan. J. H. Triebart. A. de Vroom. B. H. W. T. Werndly. J. Westenenk. Benoemingen en besluiten. gezantschappen. Overgeplaatst jhr. mr. A. P C. van Karnebeek, thans secretaris van legatie bij het gezant schap te Washington, in dezelfde betrekking bij dat te Parijs. MINISTERIEELE DEPARTEMENTEN. Bevorderd tothoofd- commiezen bij het departement van buitenlandsche zaken, de heeren mr. G. J. E. E. Zilcken en mr. II. A. van Dijk, tot hiertoe commiezen bij dat departement. rechterlijke macht. Pensioen verleend, ten bedrage van 1000 'sjaars, aan jhr. mr. S. Schuurbeqne Boeije, gewezen raadsheer in het provinciaal gerechtshof in Zeeland. Gemengde berichten. In eene den 16 dezer in het Schuttershof alhier gehou den vergadering van timmermans-,metselaars-,scbilders- en loodgietersknechts, is met algemeene steramen besloten, eene gedrukte circulaire aan hunne bazen te richten, waarin zij hun gevoelen te kennen geven over het dezer dagen hun toegezonden antwoord. Zij hebben daarop in den loop dezer maand antwoord verzocht. Te Weesperkarspel weigerde de veehouder de Heer den toegang tot zijn erf aan den burgemeester, kantonrechter en veeartsen, die, ingevolge besluit van gedeputeerde staten van Noord-Holland, vee, door den typhus aangetast, moesten doen onteigenen en afmaken. Er waren een aantal boeren met geweren op het erf, hetwelk afgesloten was. Des nachts kwamen een brigade rijksveldwachters en vijftig man dragonders, onder bevel van twee officieren, op de plaats, 's Morgens vroeg is toen de hoeve, die weder met weerspannigen bezet was, ontruimd en de onteigening en afmaking zonder stoornis voltooid. Blijkens den officieelen staat van uitvoeren uit Engeland gedurende het eerste kwartaal van het loopende jaar, werd in dit tijdvak naar de Nederlanden uitgevoerd voor een bedrag van 2,339,286 p. st. tegen 1,411,847 p. st. in 1865; naar de Nederlandsche bezittingen in Oost-Indië 342,776 p. st., tegen 200,944 p. st. in de eerste drie maan den van 1865. Uit Breda meldt men als een vervolg op het dezer dagen vermelde bericht omtrent de eerste verzending van aardbeziën, dat alleen in de naburige gemeente Prinsenhage ruim 150 hoveniers worden gevonden en omstreeks 200 bunders land, welke met aardbeziën be plant zijn. Het Engelsche hoogerhnis heeft met 75 tegen 25 stemmen verworpen een voorstel om uit de wet op de doodstraf te lichten de bepaling dat de executiën binnen de gevangenissen moeten plaatshebben, waarbij de voor steller het denkbeeld had ontwikkeld dat de openbare terechtstellingen strekken om de tot misdrijven gezinde bevolking af te schrikken. De Pruisische troepen, die aan de Limburgsche zijde onze grenzen bezet hielden tot wering van de veeziekte, zijn thans van daar vertrokken. De posten die zij vroeger hebben bezet zijn door burgers ingeno men, 'die insgelijks van geladen geweren zijn voorzien. - In een rapport van de Engelsche commissie voor de krankzinnigen-gestichten wordt het getal dergenen die in Engeland en Wallis aan krankzinnigheid lijden en in de verschillende inrichtingen worden behandeld, opgegeven het cijfer van 29,245 te bedragen. Blijkens den officieelen staat van uitvoeren uit Engeland gedurende het eerste kwartaal van het loopende jaar werd in dit tijdvak naar de Nederlanden uitgevoerd voor een bedrag van 2,339,286 p. st. tegen 1,411,847 p. st. in 1865; naar de Nederlandsche bezittingen in Oost Indië 342,776 p. st., tegen 200,944 in de eerste drie maanden van 1865. Van goederhand verneemt de Zwolsche courant het volgende aangaande de voorgenomen droogmaking enz. van een gedeelte der Zuiderzee„Jl. Woensdag zijn te Nijkerk aangekomen de heeren T. J- Stieltjes en W. Beijerinck, die Donderdag in zee gestoken zijn, om het onderzoek naar den bodem der Zuiderzee aan te vangen. Binnen kort verwacht men de uitgave van een ge schrift, dat over de beoogde droogmaking nader licht zal verspreiden. Men vermoedt dat de bodem voor 2/3 uit klei, voor 1/3 uit zandgrond bestaat. Indien zich dit on geveer bevestigt, zal de ondernemiugbelangrijkgeldelijk voordeel opleveren; technische bezwaren bestaan er geene. Het hooge belang hiervan, niet alleen voor deze en de omliggende gemeenten, maar ook voor de geheele aan zee grenzende lage streek van de Veluwe, die daar door voor goed bevrijd zou worden van de groote plaag van overstrooming, vestigt de algemeene aandacht- op deze zaak."

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 1