-dor conferentie ten opzichte d t Duitsche bondshervor-
ming; bijeeuroeping der stenden in de Elbe-hertogdom-
men om met hunne medewerking die quaestie te beslissen.
Weenen. Woensdag. Met den aanleg der vesting
werken nabij Weenen wordt ijverig voortgegaan. Het
zuider leger heeft hare positiën ingenomen. Rusland
heeft een observatie-korps samengetrokken aan de
Gallicische grenzen.
Berlijn. Woensdag. Aan de Kreuzzeitung wordt
uit Weenen geschreven dat, naar het schijnt, met be
kende Poolsche partijleiders onderhandeld wordt, om
zich, indien de oorlog uitbarst, aan de spits testellen van
een opstand der Polen tegen Pruisen. De Russische regee
ring zou daaromtrent vele inlichtingen ontvanger, hebben.
Frankfort. Woensdag. De speciale commissie van
de bondsvergadering heeft heden besloten, dat de uit-
noodiging tot bijwoning der conferentie namens den
bond zal worden aangenomen en dat de bond op de
conferentie door Beieren zal worden vertegenwoordigd.
De heer von Pfordten, die de zending zonder eenigen
twijfel op zich neemt, zal in de zitting van de bonds
vergadering van Vrijdag officieel worden benoemd.
Wij laten hier de uitnoodiging van Engeland tot
een congres volgen. Die van Rusland en Frankrijk zijn,
behalve de noodzakelijke veranderingen, gelijkluidend
met deze.
„Het ten gevolge der Sleeswijk-Holsteinsche aange
legenheden ontstaan geschil tusschen Oostenrijk en
Pruisen erlangt van dag tot dag eene meer dreigende
uitbreiding eu wordt voor Europa eene bron van onge
rustheid. De publieke opinie is met vrees vervuld in het
vooruitzicht van een oorlog, waarbij zoovele belangen in
de waagschaal worden gesteld.
„De drie groote mogendheden, onzijdig wat hunne
positie aangaat, kunnen niet met onverschilligheid een
oorlogsuitbarsting tegengaan tusschen staten, waarmede
zij in gelijke vriendschapsbetrekkingen staan.
„Zeer ernstige beweegredenen nopen haar alzoo om
naar middelen uit te zien om dat gevaar te voorkomen.
De drie mogendheden hebben, vervuld met denzelfden
vredeszin en geest van toenadering, daarover beraad
slaagd en na eene gedachtenwisseling eenstemmig
besloten om eene uitnoodiging tot gemeenschappelijke
beraadslagingen te zenden aan de mogendheden die
bij het geschil belanghebbende partijen zyn of zouden
kunnen worden, te weten: Oostenrijk, Pruisen, Italië en
de Duitsche bond.
„Het doel dier beraadslagingen is duidelijk. Het is
om, in het belang des vredes, langs diplomatieken weg
de quaestie der hertogdommen, het Italiaansch verschil
«n eindelijk het vraagstuk der Duitsche boudshervor-
ming voor zoover het Europeesche evenwicht daarmede in
verband staat, op te lossen. Indien de mogendheden,
waartoe deze uitnoodiging gericht wordt, dit voorstel
aannemen, gelijk de drie onzijdige hoven verwachten,
dan zouden hare gevolmachtigden zich te Parijs kunnen
vereenigen met die van Groot-Britannië, Frankrijk en
Rusland. Wat den dag der bijeenkomst aangaat, zou bet
wenschelijk zijn dat deze zoo spoedig mogelijk werd
bepaald. Niet spoedig genoeg toch kan de vrees worden
weggenomen, welke de thans hcerschende crisis heeft
doen geboren worden; niet spoedig genoeg kan men
een waarborg bieden aan het ongerust Europa. De onder
handelingen zullen een des te zekerder verwachting op
een gunstig resultaat leveren, als zij niet door wapen
gekletter worden verstoord en door de prikkelbaarheid
van de militaire eerzucht.
„De regeering van Hare Britsche Majesteit (van den
keizer) verwacht dat bij de aanneming van bet voorstel
der drie hoven, de mogendheden, welke zich thans
wapenen, geneigd zullen bevonden worden om deze
wapeningen niet voort te zetten, al mochten zij zelfs
aarzelen om hunne troepen op den voet des vredes terug
te brengen."
Parijs. Donderdag. Het antwoord van Pruisen op
Frankrijk's uitnoodiging om toe te treden tot de confe
rentie is ontvangen. De Pruisische regeering bepaalt
zich tot eene eenvoudige aanneming van het voorstel,
ouder verklaringdat het gevaar van een oorlog uitsluitend
is veroorzaakt door de dreigende wapeningen van
Oostenrijk en Saksen, maar geenszins een gevolg van
de quaestie der Elbe hertogdommen, waarvoor Pruisen
nooit plan heeft gehad oorlog te voeren.
Parijs. Donderdag. Prins Gortachakoff, de Russi
sche minister van buitenlandsche zaken, wordt Dins
dag e. k. hier verwacht.
Berlijn. Donderdag. De Nord-DeutscheZeituugzegt,
niet te weten wat en wie de bondsgezant eigenlijk op de
Parijsche conferentie zal vertegenwoordigen. De Boud
toch is, wat de gewichtigste aangelegenheden aangaat,
reeds door Pruisen en Oostenrijk vertegenwoordigd.
Pruisen heeft dit niet willen releveeron, toen het de uit
noodiging aannam. Het blad gelooft evenwel, dat zoo
danige handelwijze de scheuring in den Bond zou
bevorderen, en meent hierin alweder een bewijs te zien,
dat het bijeenroepen van een parlement dringend
noodzakelijk is.
In eene mededeeling uit Heidelberg wordt beweerd
dat de Pruisische regeering al meer en meer schijnt af
te zien van haar voornemen om „tot eiken prijs" den
oorlog door te zetten, omdat in de tegenwoordige om
standigheden slechts eene enkele daad van verzet noodig
zou zijn om een oproer te doen uitbarsten, waarbij de
Landwehr de zijde van bet volk zou kiezen. Hoe meer
dan ook de ontevredenheid der Pruisische natie over de
politiek van het ministerie toeneemt, des te talrijker
worden de kansen voor het behoud des vredes. Te Ber
lijn hebben gedurende de laatste dagen weder eenige
volksoploopen plaats gehad, welke een bewijs leverden
van de agitatie waarin men verkeert.
Tijdsbeschouwing van louis Blanc.
Londen29 Mei.
Men geloofde hier niet dat er ooit eene conferentie
zou samenkomen en thans, nu de twijfelzucht zich niet
langer kan handhaven, weigert men om aan te nemen
dat de conferentie iets anders kan ten gevolge hebben
dan de verbittering tusschen de tegenover elkander
staande partijen te vermeerderen.
Waarom
Is het omdat lord Clarendon, in zijne beantwoording
van lord Stratford de Redeliffe's interpellatie en de heer
Gladstone in zijne latere verklaring na de interpellatie
van den heer Disraeli bijna de taal der moedeloosheid
deden hooren?
Is het omdat men in de thans bestaande verlichte
eeuw slechts vertrouwen stelt in de kracht van sabel
houwen
Dit alles oefent zekerlijk invloed uit bij bet smartvol
scepticisme, hetwelk ik bespreek. Het is wel natuurlijk
dat men eene uitbarsting vreest, waar zelfs zij, die haar
trachten te voorkomen, zoo zeer twijfelen aan een gunstig
resultaat hunner pogingen en dien twijfel openlijk
uitspreken. Van den anderen kant leert ons ook de
geschiedenis dat de vereeniging van eenige diplomaten
rondom de groene tafel nooit gebaat heeft om te beletten
dat twee vertoornde volken elkander vermoordden. De
menschelijke wijsheid is zoodanig dat de vrede slechts
op do puinhoopen eene plaats vindt om zich neder
te zetten. Eerst als de aarde genoeg menschenbloed
heeft gedronken om de vermoeidheid der dronkenschap
te ondervinden, hebben dergelijke diplomatieke onder
handelingen kans van slagen. De diplomatie behaalt in
het algemeen hare overwinningen als de wolf het lam
reeds heeft opgegeten en er slechts sprake meer is van
gelijk te geven aan den wolf in zijne verklaring: „zijt
gij het niet geweest, dan was het uw broeder." De taak
der congressen is, gelijk de historie ons leert, om op
plechtige wijze het recht te stellen aan de zijde der
macht en de onveranderlijke vriendschap te proclameeren
welke de Voorzienigheid steeds voor de grootste leger
massa's koestert. In 1712 werd te Utrecht een congres
gehouden; in 1802 dat van Amiens; in 1814 dat van
Weenen, in 1856 dat van Parijs; maar al deze congressen
zijn eerst gehouden ua liet voeren van oorlogen, waarin
men veel glorie had behaald met elkander in genoeg
zame mate de keel af te snijden.
De rol der diplomatie sebijnt zoo weinig te bestaan om
hare logica in de plaats te stellen van kanonschoten, dat
zij telkenmale heeft gefaald bij eene poging daartoe;
men vrage het aan Polen en aan Denemarken. Ook Oos
tenrijk weet te dien opzichte zeer goed waaraan het zich
te houden heeft. Werd niet op 22 Maart 1859 door Rus
land een congres voorgesteld, om eene oorlogsuitbarsting
tusschen de Oosteniijksche en Piemontesche regeeringen
te beletten? Werd dit congres niet door alle mogend
heden aangenomen? Werden de grondslagen der con
ferentie niet gesteld door den Engelschen minister
Malmesbury? En brak de oorlog niet op 23 April uit?
Rabelais verhaalt dat de rechter Bridoye, om de voor
hem hangende processen te beëindigen zonder iemand
te kwetsen, aan het lot de beslissing tusscheu partijen
overliet. Dit denkbeeld vond groote toejuiching. De
rechter Bridoye werd beschouwd en vereerd als een
tweede Salomo. Een ander rechter, verwonderd getuige
zijnde van de allergunstigste resultaten dezer handel
wijze, beijverde zich om die insgelijks in toepassing te
brengen. Maar hoe groot was zijne verwondering toen
hij, in plaats van elk tevreden te zien, de vervloeking
van iedereen op zich laadde. Hoe was het mogelijk
dat deze zelfde handelwijze bij hem een zoo verschillend
resultaat opleverde? De reden, welke Rabelais daarvoor
opgeeft is dat van beide rechters de laatstgenoemde zijn
middel toepaste bij het begin eeuer procedure, zonder te
wachten totdat het geduld der gedingvoerende partijen
was uitgeput, terwijl de rechter Bridoye slechts dan de
einduitslag der procedure van de dobbelsteenen liet
afhangen, als het geding lang genoeg had geduurd, om
van beide partijen het geduld uitgeput en de beurs voor
een groot deel ledig te maken, zoodat zij eene oplossing
der quaestie, welke dan ook, boven het voortduren dei-
procedure verkozen, liet is moeilijk om zich een dui
delijker voorstelling tc maken van de oorzaak waarom
ook de congressen, welke tot een resultaat geraken, na
den oorlog komen in plaats van daaraan vooraf te gaan.
Maar moet men daarom voor altijd de verwachting prijs
geven dat de kracht der rede de plaats zal innemen van
de brutale en bespottelijke souvereiniteit des gewelds?
Moet men daarom zeggen dat het denkbeeld om de ver
schillende belangen ter goeder trouw te doen zoeken
naar een vereeüigingspunt, in plaats van zich aan die
oorlogswoede prijs te geven, welke schier altijd even
noodlottig is voor overwinnaars als voor overwonnenen,
tot het gebied der niet te verwezenlijken theoriën moet
worden gebracht, welke de abt Dubois, sprekende van
den abt de Saint-Pierre, de droomerijen van een edel
mensch noemde?
Neen: eenmaal zal de dag dagenhet is onze dierste
verwachting waarop de taak van het geweld onnoodig
zal worden door de welgeregelde interventie van eene
hoogste rechtbank der vol ken, als een door allen
geëerbiedigd orgaan der menschelijke solidariteit. Maar
die dag zal eerst dan verschijnen, als de ontwikkeling
een einde zal hebben gemaakt aan de overdrijvingen
van den nationalen trots; als de eerzucht van een land
niet langer hare voldoening zal zoeken in daden als het
bombardement van Valparaiso; als de volken zullen kun
nen beslissen over hun lot en opgehouden zullen hebben
om kudden te zijn waarover men beschikt zonder hen te
raadplegen; als* de personen, geroepen om plaats te
nemen in de vredestichtende congressen, werkelijk de
afgevaardigden zullen zijn van hen in wier naam zij tewerk
gaan; als niet meer b. v. Pruisen, hetwelk den oorlog
niet wil, den beer von Bismarck tot vertegenwoordiger
zal hebben, die den oorlog wil; als eindelijk de quaestie
om te weten of bet beste middel voor de regeling der
internationale aangelegenheden is om de wereld in vuur
en vlam te zetten, zal zijn beslist niet meer door de
heeren A en B, maar door middel der vrije drukpers, van
vrije volksvergaderingen, van vrije verkiezingeu, kortom
door allen, wier personen en goederen bij zulk een iu
vuur en vlam zetten met. vernietiging worden bedreigd.
Tot dien dag zij het mij geoorloofd slechts zeer voor
waardelijk vertrouwen te schenken aan de preventieve
kracht van congressen.
De conferentie doet dan ook hier in Engeland slechts
weinig hoop ontstaan, zelfs bij diegenon, welke aan
rozenkleurige illusiën eene volstrekte behoefte schijnen
te hebben. Bovendien is er nog eene andere reden tot
voortdurende ongerustheid voor de Engelsche bevolking.
Die reden is waarom dit te verzwijgen do taal,
welke door sommige Fransche dagbladen wordt gevoerd,
den krijgszuchtigen toon daarin heerschende en vooral
den ijver, waarmede deze de bevestiging der keizerlijke
dynastie verbinden met eene algeraeene omverwerping
in Europa. Wat moeten de Engelschen wel denken als
zij in enkele Fransche dagbladen lezen dat als eene alge-
meene oorlogsuitbarsting geen plaats heeft, eene woe
dende reactie te wachten is, waarbij Napoleon III als niet
meer van voldoende afkomst, zal worden beschouwd om
den troon te bekleeden. Is het te verwonderen dat men
in den vreemde weinig vertrouwen stelt in de vredelie
vende uitingen van de Fransche regeering, indien de
straks door mij bedoelde dagbladen onophoudelijk als
twee onafscheidelijke zaken voorstellen: den luister van
de keizerlijke kroon en de hervorming der kaart van
Europa met het zwaard?
Van de zijde der Engelsche dagbladen heeft dit allerlei
verbittering en woedende aanvallen ten gevolge. Volgens
sommige dier dagbladen zou men in Frankrijk eene
dubbele rol spelen en het vredewoord op de lippen, bet
verlangen naar oorlog in het hart dragen. Dezer dagen
nog merkte the Spectator met bittere ironie cp, dat die
conferentie al zeer laat komt. „Die conferentie komt
eerst, nu Oostenrijk zijne troepea tot op 800,000 man
heeft gebracht; nu Pruisen in zijn eigen land alle takken
van nijverheid in verwarring brengt door zijne krijgs-
m&atregelen; nu Victor Emmanuel, na de vrijwilligers
van Garibaldi te hebben opgeroepen, eenmaal te meerde
revolutie te hulp wenscht; kortom nu Europa in zijn
financiewezen,industrie en welvaart reeds meer nadeelen
heeft geleden dan de gevolgen van een korten veldtocht
zouden zijn geweest." Wat wil nu dit alles zeggen, vraag
ik u, dan dat men, om naar de handhaving des vredes te
trachten, zoo lang gewacht heeft tot dat het duidelijk
werd dat het behoud van den vrede niet meer mogelijk is.
Öctalinij tuin coupons.
Rentebetaling der Oostenr. 5 pet. obligatiën in zilver
van het jaar 1865. Het KK. miuisterie van financiën te
Weenen adverteert, dat op 1 Juni 1866 en volgende werk
dagen, door tusschenkomst van de administratie voor
Nederland der KK. gepriv. algem. Oostenr. Boden-credit-
anstalt, ten kantore van de associatie-cassa zal worden
gevaceerd ter betaling der op 1 Juni 1866 verschenen
balfjaarlijksche renfe van voorloopige recepissen der
volgefoumeerde obligatiën van bovengemelde leening,
en wel die van
recepissen van fl. 200 fr. 500 met f 5.84
1000 2.500 29.20
5000 12.500 146.—
Bij niet volgefoumeerde obligatiën wordt de rente bij
de laatste storting van 1 tot 10 Juni 1866 verrekend.
Oostenrijksche 5 pet. leening van 1865. Voor de hou
ders van ongefonrneerde recepissen moet de vyfde en
laatste stop-tiTIjgjTtr>^0 of f 42,72 geschieden op 110
Juni 1866fteuv^antore^yau de administratie voor Neder
land algem. Oostenr. Boden-credit-
an s t al "TvV*
De ^Ö^^iy'kaftl^.,-.rèfite a fr. 12.50 f 5;84, verval
lende deze storting verrekend.