R
Donderdag
24 Mei.
Editie van Woensdag avond 8 uren.
middelburg 23 Mei.
In de zitting der tweede kamer van heden heeft de
heer van Foreest tot het ministerie vragen gericht over
de gevolgen van de intrekking der cultuurwet. De
minister van Bosse antwoordde dat het ministerie
Zaterdag reeds zijn ontslag heeft verzocht.
De heer van Zuylen van Nyevelt (uit Arnhem) besprak
in afkeurenden zin de verklaring, door Nederland ten
aanzien van Limburg te Frankfort in de bondsvergade
ring afgelegd.
Wij hebben reeds gemeld dat de Nederlandsche regee
ring met het groothertogelijk bestuur van Luxemburg in
de laatste vergadering van den Duitschen bondsdag te
Frankfort, het voorstel heeft gedaan om de bondsresolit-
tie van 5 September 1839 nietig te verklaren, en voorts
de goedkeuring te hechten aan het verlaten van den bond
door Limburg. Tot toelichting van dit voorstel heeft de
heer von Scherff gewezen op de omstandigheden waar
onder koning Willem I in 1839 moest bewilligen in de
opneming van het tegenwoordig hertogdom Limburg in
den Duitschen bond, met uitzondering nochtans van de
vestingen Maastricht en Venlo. De te dier tijde gemaakte
reserve dat het hertogdom Limburg zou blijven onder
dezelfde constitutie en regeering als Nederland, heeft
wel is waar geene aanleiding gegeven tot eenig conflict
met den bond, maar heeft overigens ook tot geene meer
dere toenadering tusschen Limburg en Duitsebland
geleid.
De vereeniging van eerstgenoemd land met het laatste
heeft plaats gehad in strijd met den vrijen wil, den volks
aard en de zeden der bevolking van Limburg. Het einde
dier vereeniging wordt dan ook evenzeer door het her
togdom zelf als door de bevolking van Nederland ge-
wënscht, op welke laatste eigenlijk den last drukt dier
verplichte betrekkingen tot Duitsebland. De ligging der
vestingen Maastricht en Venlo, ingesloten door bet bonds-
gebied, is voorts zoodanig dat daaruit conflicten tusschen
den bond en Nederland kunnen vooitvloeien.
Aan Nederland en niet aan Duitsebland behoort het
oordeel omtrent de waarachtige belangen van Limburg,
hetwelk niet gelijk Luxemburg eene afzonderlijke con
stitutie en regeering bezit. Die volledige vereeniging
tusschen Nederland en Limburg is dan ook eene bron
voor verwikkelingen met Dnitsehland.
Eene vrijwillige ontbinding van een niet vrijwillig
tot stand gebrachte vereeniging zon dan ook voor beide
partijen niet slechts wenschelijk zijn, maar even eervol
als in den geregelden loop van zaken liggende. Nadat de
Duitsche bond de vereeniging van Duitsche provinciën
bij Denemarken heeft belet, kan hij het oor niet sluiten
voor de wenschen voor een niet Duitsch hertogdom,
hetwelk tegen zijn wil niet langer deel van Dnitsehland
verlangt uit te maken. In eene volgende vergadering
zal beslist worden wanneer het voorstel der Nederland
sche regeering in behandeling zal worden genomen.
Men schrijft ons uit 's Gravenhage, van 22 dezer:
Zooals ik u in mijn vorigen schreef, hebben alle
ministers hun ontslag verzocht.
Z. M. heeft den heer baron Mackay, vice-president
van den raad van state, geraadpleegd.
Welk kabinet er moet komen ligt in het duister.
Ontbinding van de kamer, die eene liberale meerder
heid telt, in twee vijandige fracties verdeeld, zou de con
servatieven noch eene der liberale richtingen eene meer
derheid geven.
Ik verzuimde u in mijn vorigen mede te deelen dat
de heer Poortman, in zijne redactie, overal „recht op
den grond" had geschreven en dat de heer Tborbecke,
san wien hij dit voorstel liet zien, het woord recht in
«gebroikrech t" heeft veranderd. Dit was de heeren
van Heukelom en van Limburg Brouwer niet bekend
dan later. Die twee heeren echter op zich zeiven waren
slechte corynymfen van een vredesvoorstel, want zij zijn
niet te populair in de kamer."
In ons vorig nommer meldden wij dat een schip waarop
zich cboleralijders bevonden, te Vlissingen op de ree de
lag. Dit is ons weldra gebleken een font te zijner moest
staan op de Schelde. Volgens eene mededeeling die
wij verder daaromtrent van den bnrgemeester van
Vlissingen ontvingen, kan hier geen ander schip bedoeld
zijn, dan hetwelk te Lillo gedebarkeerd is en thans
gezuiverd wordt.
Voorts deelt onze gewone correspondent ons nog mede
dat door het gemeentebestuur wèl maatregelen genomen
worden tot bestrijding der cholera, bestaande zoowel in
het inrichten van zalen geschikt tot het opnemen van
choleralijders, als in het verwijderen van wat strekken
kan om de besmetting te bevorderen.
Uit Amsterdam wordt van Zondag het volgende gemeld
Z. K. H. de kroonprins van Denemarken heeft heden
morgen een bezoek gebracht aan het rijks museum van
schilderijen, het Paleis voor volksvlijt en Naturaartis
magistra. Te 4 uren heeft Z. K. H. een tochtje naar
Zaandam gemaakt. Heden namiddag is er diuer ten
hove geweest van tien personen, waaraan o. a. de burge
meester en de Deensche consul, de heer Woldsen, hebben
deelgenomen. Morgen zal Z. K. H. de landswerf en de
diamantslijperij van den heer Coster bezoeken en
te 2 uren deze stad verlaten.
Z. K. H. was vergezeld door den baron de Bille Brahe,
gezant van Denemarken; den generaal de Kauffman,
adjudant; graaf C. F. de Daneskiold Samsoe, jagermees-
ter van den koning van Denemarken en den kapitein
Louis Lund, HD. adjudant.
Door Z. M. den koning der Nederlanden zijn den Deen-
schen kroonprins toegevoegd de hofmaarschalk Clifford
en de kolonel van Panhuys, adjudant van Z. M.
Kennis gekregen hebbende van de voorgenomen geld-
leening van /T80,000, heeft de heer H. J. Doorman aan
den gemeenteraad te 's Gravenhage in overweging gege
ven: of het niet uitvoerbaar zou zijn, voor dat bedrag
3600 aandeelen te maken zonder rente, doch aflosbaar
met f 100 bij maandelijksche uitloting. In het daarom
trent door hem aan den raad gericht adres zegt hij het
volgende
„Daar de ondervinding leert, dat op de onderscheidene
beursen aan fondsen met aflossingskansen eene boven alle
wiskunstige berekening verre verhevene waarde wordt
toegekend, is het te verwachten dat. het daar te stellen
effect voor minstens f50 zal worden genomenik althans
verbind mij bij deze voor eenige aandeelen, en ben over
tuigd dat velen soortgelijke leening als eene zekere en
voordeelige geldbelegging zullen beschouwen.
„Volgens mijn plan zouden er 3600 aandeelen van 100
nominaal worden uitgegeven; om de aan te gane schuld
van f 180,000 met het dubbeld bedrag af te lossen, zou
er maandelijks eene uitloting plaats hebben van tien aan
deelen, zoodat de leening met eene maandelijksche beta
ling van /-1000 in 30jaren zou zijn afgelost; daar bij het
aanhangig voorstel een jaarlijksche last van f 15,000 op
de gemeente zou drukken, en mijn ontwerp f 3000 minder
vordert, zal er eene besparing zijn van eenige duizenden
minder dan de helft der geheele geldleening.
„Een zoodanig aandeel kan 20 jaren onafgelost blijven
zonder schade voor den bezitter, en zal inmiddels bij
elke maandelijksche uitloting in waarde stijgen en tegen
verhoogden prijs kunnen worden verkocht.
„De 3600 aandeelen behoeven ook niet in ééns te wor
den uitgegeven, maar langzamerhand, om er den hoogst
mogelijken prijs voor te krijgen, en daardeniet in omloop
gebrachte aandeelen natuurlijk in de uitloting deelen,
kan hieruit maandelijks een voordeel voor de gemeente
ontstaan.
„Ik vermeen, dat door de uitgifte dezer aandeelen
kapitalen, die thans dood liggen, in omwandeling zullen
komen en daardoor ook het algemeen belang bevorderd
worden. Immers elke administratie en ieder die eenig
geld tijdelijk bezit vóór eene maandelijksche uitloting,
zal de kans op aflossing niet laten voorbijgaan, en zich
aandeelen, al zij het slechts éen aanschaffen, om die na
elke uitloting zoo noodig te gelde te maken, waarmede
weinig of niet verloren kan worden, daar vooral de
bezitters van ter aflossing aangewezen aandeelen zich
in den regel van het dubbele aantal zullen voorzien, en
anderen daartoe worden opgewekt; de aankoop van
aandeelen zal zoowel vóór als na elke uitloting niet
onbelangrijk wezen.
„Bij de vele duizenden, die tijdelijk ook in stads kas
en overal renteloos liggen, kan het misschien overweging
verdienen van deze aandeelen gebruik te maken en door
het tot stand brengen van zoodanige geldleeningen, ver
lang ik mede den strijd voort te zetten tegen de doode
kapitalen."
Den 19, 20 en 21 dezer zijn in de registers van den
burgerlijken stand te Botterdam respectievelijk 4, 1 en
1 personen ingeschreven als aan cholera overleden
sedert het begin der epidemie 338.
Bij den burgemeester dier gemeente is sedert de laatste
opgave nog aangifte gedaan van 18 cholera-gevallen.
Een visscher, te Tholen woonachtig, den 18 dezer van
de garnalenvaugst voor Brielle terugkeerende, werd
onder weg door cholera overvallen en overleed den
volgenden dag. Staatscour
Benoemingen en besluiten.
leger. Op verzoek pensioen verleend, ten bedrage
van f 1020 'sjaars, aan de kapiteins J. de Vries van het
le en H. Engelen van het 3e regement infanterie, met
toekenning aan beide kapiteins van den rang van majoor.
Benoemd tot kapitein 3e klasse (naar ouderdom van
rang) bij het le regement infanterie de le luitenant
J. B. L. J. Kolksman van het korps, en bij het 7e rege
ment infanterie de le luitenant-adjudant W. J. F. van
der Blom, mede van het korps.
Kerknieuws.
De heer J. J. de Visser, predikant te Haarlemmermeer»
heeft voor het beroep naar de Christelijke afgescheidene
gereformeerde gemeente alhier bedankt.
De heer Sijpkens, predikant bij de Nederduitsche
hervormde gemeente te Veenendaal, heeft voor het be
roep naar Vlissingen bedankt.
Marine en leger.
Morgen of overmorgen zullen van het 6e regement
infanterie uit de verschillende garnizoensplaatsen dezer
provincie een 150 tal onderofficieren, korporaals en man
schappen naar Gelderland worden gedetacheerd, om
dienst te doen aan de afsluitingslijn tot wering der
veeziekte.
Gemengde berichten.
Zondag namiddag, omstreeks 3 uren, zijn op den
Hollandschen spoorweg, tusschen de stations Vogelenzang
en Veenenburg, twee treinen, waarvan de een stil stond
en de ander in gang was, met elkander in botsing gekomen.
De schok was zoo hevig, dat een der wagens van den
stilstaanden trein grootendeels is weggerukt, terwijl een
ander verbrijzeld werd en half in het water terecht kwam.
Een passagier naar men zegt een Engelschman, die zich
in een coupé van den stilstaanden trein bevond, is vrij
ernstig aan beide beenen gekwetst. Verdere persoonlijke
ongelukken hebben daarbij gelukkig niet plaats gehad.
Er zijn, naar men verneemt, geene andere dan de bedoelde
twee wagens beschadigd, en de vreemdeling, benevens
eene dame, die ongedeerd is gebleven, waren daarin de
eenige passagiers, terwijl vele personen in de andere
rijtuigen kneuzingen bekwamen. De ontsteltenis was
groot en algemeen. De gekwetste is terstond onder ge
neeskundige behandeling gesteld en bevond zich Maandag
ochtend buiten levensgevaar. Op den trein, die in gang
was, bevond zich Z. K. H.de kroonprins van Denemarken,
die ijverig heeft bijgedragen om hulp te verleenen. De
oorzaak van het ongeval is niet met zekerheid bekend.
Men vermoedt, dat de schuld ligt aan een verzuim van
een der machinisten. {N. Rolt. cour.)
Te Rotterdam loopt het gerucht dat de burgemees
ter dier gemeente, de heer J. F. Hoffman, Zondag te
's Gravenhage eervol ontslag uit die betrekking heeft
verzocht.