BIJVOEGSEL VAN DE MIDDELBURGSCHE COURANT. Zondag 20 Mei 1866. No. 80. Gemeenteraad van Middelburg. Zitting van Woensdag 16 Mei. Ingekomen adressen, erfpacht gemeentegrondverslagen request betref fende kermisbenoeming hulponderwijzer school G idem stembureau verkiezingregeling geneeskundige school. Voorzitter de heer Bijleveld van Serooskerke. Afwezig de heeren Caland en A. W. Snouck Hur- gronje. Na goedkeuring der voorgelezen notulen van de vorige ïitting deelt de voorzitter mede dat zijn ingekomen twee adressen tot het verkrijgen van gemeentegrond in erf pacht. Het eerste is van den boomkweeker C. van de Putte, die reeds twee stnks grond voor zijne kweekerij, gelegen aan de wandeling tusschen de Langevijle- en Seisbarrière, in erfpacht bezit en nu een derde stuk verlangt, zijnde een gedempte sloot, grenzende aan zijne kweekerij dicht bij het Domburgsch schuitvlot. Het tweede adres is van den heer J. J. van der Harst, apothe ker alhier, eigenaar van een aan genoemde kweekerij grenzend perceel grond, hetwelk vroeger mede een sloot was, welke door hem is gedempt en nu in erfpacht wordt verlangd. Op beide verzoeken is het advies van den gemeente bouwmeester ingewonnen. Ten aanzien van het eerste stelt deze voor, om daar de adressant zich ook bereid heeft verklaard de reeds bij hem in pacht zijnde perceelen met bet nu verlangde te zamen in eigendom over te nemen de bestaande erfpacht te verbreken en de drie perceelen in eigendom aan hem af te staan tegen een prijs gelijk staande met 1530 per bunder. Omtrent het tweede verzoek strekt het advies tot het geven van den verlangden grond in erfpacht voor den tijd van 25 jaren, tegen drie cent per vierk. el, welke geringe prijs zijns inziens eene vergoeding zou zijn voor de demping der sloot, waardoor een modderpoel in vrucht baar bouwland is herschapen. Deze stukken zijn voor de leden ter inzage gelegd en de beslissing is aangehouden. Voor de leden worden ter inzage gelegd het onder dankbetuiging ontvangen verslag van het verhandelde in de jongste algemeene vergadering van het Zeeuwsch genootschap der wetenschappen, alsmede de eerste afle vering van het door mr. M. F. Lantsheer geschreven Werk, getiteld Zelandia illustrata. Geschiedt voorlezing van een ingekomen request van neringdoende ingezetenen alhier, betreffende het Wenschelijke dat de kermis alhier niet,zooals in andere Plaatsen, worde geschorst. Adressanten voeren in hoofd tak in hun request het volgende aandat zij herhaalde- iijk afkondigingen hebben gezien en gelezen van he ruiten waarbij werd bepaald dat de gewone jaarmarkt of kermis niet zal plaats hebben; dat zij hebben opgemerkt dat dergelijke afkondigingen werden gedaan kort voor bet tijdstip waarop de jaarmarkt moest plaats hebben, het- Seen zij ten nadeele van belanghebbenden achten; dat tij, met het oog op een en ander en ter wille van recht ®h billijkheid, verzoeken dat de raad alhier in zulk he ruit niet trededat zij daarom dit adres bij voorbaat 'tdienen, ten einde hun verlangen aan den raad kenbaar te maken vóór het nemen van een eventueel besluit, te ■heer omdat zij vreezen dat, indien zij hun groot belang öiet aan den raad onder 't oog brengen en niet van hunne belangstelling in de jaarmarkt doen blijken, de kermis bier ook wellicht zou kunnen worden afgestemd; dat hier mee zeer denkbaar zou kunnen medewerken een advies ber geneeskundige commissie, van welke adviezen zoo ëereedelijk wordt partij getrokken, ten nadeele van een 6root deel der nijvere ingezetenen; dat toch in grootere 8'eden, o. a. in België, bij het geven van festiviteiten de ¥reemdeling wordt gelokt door het inrichten van extra- ea pleiziertreinen en het afsteken van vuurwerken ten boste der gemeente, opdat daardoor het geld van den vreemdeling zou kunnen medewerken aan de welvaart der ingezetenen niet alleen, maar ook ten bate der ge- gemeentekas; dat het schorsen der kermis alleen geen afdoend middel is zoolang de drukke communicatie met stoombooten tot vervoer van vreemde kooplieden en goederen wordt bevorderd, en nog minder noodig, zoo lang men hier van de ziekte verschoond is; dat, zoo de ziekte hier ware, dergelijke maatregel meer juist zou zijn; dat, zoo dit jaar in geen gemeente kermis wordt gehouden, er geen vreemdelingen komen en dus ook met hun geld de gemeente niet bevoordeelen; dat daardoor het grootste deel der burgerij lijdt, die juist op een kermis of jaarmarkt haar hoop grondt, terwijl diezelfde burgerij evenwel genoodzaakt is hare niet geringe belas ting enz. te blijven voldoen, zonder navraag of zij al dan niet in hare rechten is benadeeld en gekortdat zulks in Middelburg wel niet het minst het geval isdaar verschillende neringdoenden voor bijna de helft van hunne inkomsten van de kermis afhankelijk zijn; dat adressanten op grond van een en ander hopen dat hun adres in ernstige overweging zal worden genomen en uiet door het schorsen der kermis een reeks van nering doenden, waarvan sommigen reeds goederen insloegen en bereidden die voor geen bewaren vatbaar zijn, door een slecht jaar hunne welvaart voor meer dan twee jaren zullen moeten betreurendat zij alzoo, ook ter wille van billijkheid, van den raad het besluit meenen te mogen vragen dat de kermis dit jaar en op den gewonen tijd zal plaats hebben. Dit adres is gesteld in handen van burgemeester en wethouders tot het uitbrengen van advies. Wordt overgelegd eene voordracht van drie personen voor de betrekking van vierden hulponderwijzer op de school G, voor kinderen van onvermogenden; hierop zijn geplaatst de heeren J. A. de Man, hulponderwijzer alhier; J. Kesteloo, hulponderwijzer te Arnemuiden, en K. Hee- röldt, hulponderwijzer te Vlissingen. Uit dit drietal is eerstgenoemde benoemd met algemeene stemmen op éen na, welke op den heer Heeröldt werd uitgebracht. Tot leden van het stembureau voor de aanstaande ver kiezing van een lid voor de tweede kamer der staten- generaal zijn benoemd de heeren Lambrechtsen van Ritthem en van de Graft, en tot hunne plaatsvervangers de heeren Lantsheer, Luteyn en A. W. Snouck Hurgrouje. Aan de orde komt de voordracht van burgemeester en wethouders omtrent de ingekomen voorstellen der commissie van toezicht over de geneeskundige school, betreffende de instandhouding en reorganisatie dier inrichting. Deze voordracht wordt voorgelezen, waaruit hoofdzakelijk het volgende blijkt: Burgemeester en wethouders hebben met groote belangstelling de voor stellen overwogen omtrent de bestendiging der clinische school en hare wijziging zoodanig, dat zij zou kunnen beantwoorden aan de eischen door de nieuwe wetten betreffende de geneeskunde gesteld. Even als de com missie zijn ook zij van oordeel, dat eene bestendiging en uitbreiding der school, met het oog op de toekomst, voor het platteland van Zeeland hoogst wenschelijk zou zijn, en gelooven zij ook dat het belang van Middelburg's ingezetenen zou medebrengen dat de gemeente zich daartoe een offer getroostte; doch zij maken, even als de commissie van toezicht, zwarigheid om in de bestaande omstandigheden tot eene uitbreiding te advi- seeren. Zij verhengen zich daarom dat de commissie een tusschenweg heeft gevonden, die de school voor eene geheele ontbinding bewaren zou, eene hoogst nuttige inrichting in het leven zou roepen en de bezwaren, aan eene uitbreiding verbonden, grootendeels ontgaan zou. Mogen er bij inkrimping tot eene natuurkundige en pharmaceutische school al bezwaren overblijven, dan staat daar, huns inziens, tegenover het groote voor recht dat jongelieden, althans in de eerste jaren, alhier hunne opleiding zouden kunnen bekomen, maar vooral ook dat eene inrichting zou blijven bestaan die, naar mate der bestaande behoefte, gemakkelijk zou zijn uit te breiden. Hoewel zij overtuigd zijn dat vooral de provincie, met het oog op de behoeften van hetplatteland, bij dergelijken maatregel belang heeft, zijn zij het toch ook van het groote nut dat dergelijke school voor Middelburg's ingezetenen zou kunnen opleveren. Met het oog hierop geven zij in overweging te besluiten 1. goed te keuren en over te nemen de voorstellen der commissie van toezicht, tot hervorming der genees kundige school in eene natuurkundigeen phar maceutische school, onder voorwaarde dat de staten van Zeeland daaraan mede hunne goedkeuring hechten en bereid zijn de vroeger aan de geneeskundige school toegelegde jaarlijksche bijdrage van 1500 te blijven verleenen, en bovendien de helft te dragen in het kwaad slot dat na deze bijdrage en die der gemeente jaarlijks zal blijven bestaan, welke helft echter nooit meer dan 250 zal mogen bedragen; 2. aan die school toe te leggen eene jaarlijksche sub sidie van 450 en bovendien haar de helft te verzekeren van het kwaad slot dat, na de uitkeering der provinciale en gemeente-bijdragen, nog mocht blijken te bestaan; 3. de medewerking van gedeputeerde staten te verzoe ken tot bereiking van het beoogde doel. De beraadslaging over dit voorstel van burgemeester en wethouders geopend zijnde, deelt de heer de Jonge mede, dat hij in de vergadering van burgemeester en wethouders, waarin het besluit tot deze voordracht ge nomen is, tot de minderheid heeft behoord en dat bij ook thans tegen de conclusie van het rapport is. Zijn bezwaar betreft voornamelijk het financieele. Volgens de begroo ting der commissie van toezicht zou bij de voorgestelde inrichting der school een te kort bestaan van 2400; daarin zou worden voorzien èn door een subsidie van ƒ1500, door de provincie, èn door een subsidie van 450, door de gemeente te verstrekken; alsdan zou echter nog 450 te kort overblijven, waarin de provincie en de ge meente ieder de helft zonden moeten dragen, zoodat de inrichting aan de gemeente ƒ675 'sjaars zou kosten. In de laatste jaren werd daarentegen voor de geneeskun dige school gemiddeld slechts ƒ278,50'sjaars betaald, zoodat de beperkte school meer dan de vroegere zou kosten. Ook de tractementen der lectoren maken voor hem een punt van bezwaar uit, daar deze zijns inziens te laag zijn geraamd en hij de mogelijkheid voorziet dat al spoedig na de in werking treding der school aanvraag tot verhooging dier tractementen zou worden gedaan, zoodat de uitgaven, ook in verband met een wellicht kleiner getal leerlingen dan men geraamd heeft, dan nog klimmen zouden. Hij zou daarom verlangen dat de school door de provincie werd overgenomen en Middel burg alsdan hoogstens ƒ400 's jaars bijdroeg. De heer Sififlê vereenigt zich met het gevoelen van den heer de Jonge en ziet ook in het voorstel van burge meester en wethouders slechts eene onzekere en ver moedelijk klimmende bijdrage ten behoeve eener school, waarbij de provincie verreweg het grootste belang heeft. Evenwel zou hjj ook geneigd zijn om van wege de gemeente eene kleine bijdrage toe te staan. Ook de heer Luteyn beaamt het door den heer de Jonge aangevoerde. Zijns inziens betreft het hier eene zaak voor de provincie, waarbij deze gemeente zeer weinig belang heeft. De kosten zijn voor Middelburg te groot en het is te vreezen dat die later nog hooger zullen wor den, daar het getal leerlingen ten gevolge van het ver hoogde schoolgeld vermoedelijk zal verminderen. De gemeente zou er wel iets aan kunnen doen, door afstand van eigendommen bij voorbeeld en eene kleine toelage, maar werd het voorstel van het dagelij ksch bestuur aan genomen, dan zou vermoedelijk de subsidie en debijdrage in het overblijvende kwaad slot zoo aanzienlijk worden,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 1