buitenland. Europeescïie verwikkelingen. „Insgelijks wordt aan de gezamenlijke geërfden, die gewoon zijn het genot van bebouwde dossa-of gemeente gronden tijdelijk onder elkander te verdeelen, het ge- bruiks recht op die gronden verzekerd. „De gouverneur-generaal zorgt dat de wetten, instel lingen en gebruiken, welke volgens de artt. 75 en 78 van het reglement op het beleid der regeering in Nederl. Indië, bjj verschil over het recht op de gronden, in art. 1 en 2 dezer wet bedoeld, moeten worden toegepast, voor elke residentie afzonderlijk worden omschreven." De heer Kappeijne bleef vasthouden aan het wetsont werp, dat Indië niet wil exploiteeren, maar emancipeeren, waartoe in de eerste plaats vrijmaking van den bodem en toekenning van eigendom strekken moet; tot dusver toch werd het grondrecht van den Javaan niet door de wet beschermd. Het amendement van Nierop werd dan ook door hem bestreden, daar het een hoofdbeginsel der wet, indivi- dneele eigendom, daaruit licht. Dat van den heer Poortman werd daarentegen door hem goedgekeurd, mits het slechts een naamsverandering en geene veran dering van het wezen der zaak gold. De heer van Nierop trachtte aan te toonen, dat het amendement Poortman de sterkste uitdrukking bevat van de uitsluiting van het denkbeeld van Westersch privaat-eigendom, en tevens de hoofdgedachte van de wet vernietigt. Naar zijne overtuiging belet het zelfs de invoering van den eigendom, en gaf het veel minder dan zijn amendement en het regeeringsvoorstel. Hij handhaafde dus zijn amendement voor zoover het be helst bekrachtiging en bevestiging van het bestaande communaal en individueel gebruiksrecht, doch trok in dat gedeelte, waarbij aan de regeering de verplichting was opgelegd, om binnen vijf jaren te onderzoeken in hoever dat gebruiksrecht kon worden veranderd in Westersch-eigendomsrecht. De heer Fokker verklaarde zich tegen het amende ment Poortman, op grond dat het begrip van toekenning van eigendom daardoor uit de wet werd gelicht, welke regeling noodig was alvorens de cultures te kunnen orgauiseeren. Hij beriep zich tot staving van zijn gevoe len op het gezag van Baud, in wien hij hier meer ver trouwen stelt dan in dat van den heer Thorbecke. De heer Poortman verklaarde met zijn amendement bedoeld te hebben verschillen onder de liberalen weg te nemen, den bestaauden feitelijken toestand tot rechts toestand te verheffen en voor den Javaan te verzekeren, maar volstrekt niet het begrip van Westersehen eigen dom uit te sluiten. Het belet de invoering van den eigendom niet, maar laat de gelegenheid daartoe open. Het eenige verschil is dat, waar in het ontwerp gespro ken wordt van eigendom, het amendement gebruik- reebt aanneemt. De heer Godefroi beweerde dat het amendement Poort man hem welkom is, omdathet 't denkbeeld van Westersch eigendomsrecht als praematunr uitsluit en slechts een bestaand gebrniksrechtconstateert. Maar het deed tevens een greep in het Javaansch privaatrecht, waartegen hij opzag. De heer Wintgens schetste den pijnlijken indruk dien de loop der debatten op hem gemaakt heeft, na de nu laatstelijk afgelegde verklaring van de zijde der libera len, dat men niets heeft willen veranderen in den be staauden toestand. De minister van koloniën raag en kan het redmiddel, hem door het amendement Poortman aan de hand gegeven, niet aannemen. Het zou eene ver zaking en een ongehoorde afval van beginselen zijn. De heer vau Heükelotu betoogde, dat regeling der cultures zonder organisatie van den grondeigendom eene onmogelijkheid is, en hij verdedigde daarna het systeem der wet, met betrekking tot dien eigendom. Hij bestreed heiaineiideraent v. Nierop, hetwelk hetkenmerk droeg,dat de voorsteller de wet niet gelezen had, en kwam op tegen het begrip, alsof vau toekenning van Westersch privaat eigendom in eigenlijken zin vooralsnog sprake was. Het kwam er slechts op aan het recht van den Javaan te ver zekeren. Zonder dusdanige verzekering nu was iedere regeling doel- en nutteloos. Daarom zag hij gaarne dat, met weglating van a.le amendementen, het beginsel van art. 1 op zich zelf werd beslist. Verschillende leden voerden daarna nog over het amendement Poortman en art. 1 het woord. Nieuwe gronden werden echter niet bijgebracht. Alleen ver langde de heer van der Linden, dat vooraf bij wijze van praejudicieele quaestie zou worden beslist, dat het gou vernement niet meer beschikke over gronden van den Javaan, en dat worde uitgemaakt dat de inlandsche wetten blijven gehandhaafd. De heer Mij er constateerde, dat de heer Poortman zich door ziju amendement ge worpen heeft in den schoot der conservatieve partij, niet om te komen tot die partij, maar om de wet te redden. Nu moge de toelichting van het amendement in strijd zijn met zijne bewoordingen, stellig is het, dat zoo door aanneming daarvan de wet mocht worden goedgekeurd, dit door velen als een moreele nederlaag voor den minister zal beschouwd worden. De minister van koloniën schetste wederom den toe stand, waarin de Javaansche bevolking, onder ons be stuur, verkeerde, en trachtte andermaal te bewijzen, dat alleen regeling van liet grondrecht daarin eene gunstige verandering kon brengen. Hij ontkende dat de wet de bedoeling had den eigendom van den Javaan in banden van Europeanen, Chineezen en anderen te brengen, of eenige speculatie aan te gaan uiet gioote lichamen. Door art. 1 werd het recht van niemand, wien ook, gekrenkt. Even onjuist was het daarin bet denkbeeld vau Wes tersch privaateigendom te zien. Overigens werd volge houden, dat de cultures niet te regelen waren zonder regeling van het recht op den grond. Wat de amendementen aangaat, bleef de minister bij zijn gevoelen, dat dat van den heer van Nierop onaan- nemelijk was en geene verbetering in de wet bracht; 1 dat van den heer Poortman zon aannemelijker zijn, bij aldien daarmee hetzelfde verkregen werd wat de regee ring wil. Maar na de discussie van heden zegt de i minister: Ik dank den voorsteller voor zijne goede i bedoeling, maar verzoek hem het amendement terug te nemen. Regeling van den grondeigendom in Indië is zoo noodig, dat, het moge nog eenigen tijd duren, de groote maatregel toch tot stand zal komen. De heer Thorbecke hield vol dat hier wel degelijk sprake was van invoering van Westersehen privaat eigendom. De beraadslaging werd daarna gesloten. Het amendement van Nierop, in stemming gebracht, werd verworpen met 62 tegen 9 stemmen. Vóór stemden de iieeren: Thorbecke, van Muiken, Guljé, van Nierop, de Raadt, Mensonides, Godefroi, van der Linden en Dam. Het amendement Poortman werd aangenomen met 44 tegen 28 stemmen. Tegen stemden de hoeren van der Maesen, Godefroi, Fokker, van Delden, Blom, Dum- bar, Luyben, van Ileukelom, Viruly, Limburg Brouwer, Heemskerk, IJssel de Schepper, Blnssé, van den Heuvel), Jonckbloet, van Beyma, de Kanter, de Raadt, Eerstens, Beens, van Blom, van Eek, van Swieten, van Kerkwijk, Kappeyne, Zijlker, Hoekwater en de voorzitter. Door de aanneming daarvan is art. 1 der wet vervallen. Gemeenteraad van middelburg. Het verslag der zitting van eergisteren moeten wij, wegens plaatsgebrek, tot morgen laten liggen. flUgemees» overzicht. Terwijl Oostenrijk, Pruisen, Italië en de meeste leden van den Duitscben bond voortgaan met zich ten oorlog toe te rusten, schijnt er op diplomatiek terrein een niet onbelangrijk feit te zijn voorgevallen. Men zal zich her inneren èn uit de verklaringen van het Engelsch minis terie in het parlement, èn uit de verzekeringen der Russische organen, dat de voorstellen uit Londen tot bijeenroeping van een congres gedaan bij het Fransche hof met weinig ingenomenheid waren ontvangen. Napo leon III, die vroeger een congres als geneesmiddel voor alle politieke kwalen in Europa beschouwde, maakte thans een aantal bezwaren. Deze houding der keizerlijke regeering deed bij velen, die aan de vredelievendheid van Napoleon III geloof sloegen, de oude verdenking herleven. Eene behendige verandering van standpunt te Parijs is daarvan het gevolg geweest. Napoleon III heeft zijn rol weder opgevat en zelf een congres voorge steld ter oplossing der quaestiën van Sleeswijk-IIolstein, de Duitsche bondshervorming en Venetië. Ofschoon wij ons natuurlijk niet vermeten om de plan nen te doorgronden, tot dusverre verborgen in de plooien van den mantel der Fransche diplomatie, zijn toch die plannen niet geheel en al onbekend. Gelijk te recht door een der Duitsche dagbladen wordt opgemerkt kan men van het bekende deel dier plannen tot de niet onwaar schijnlijke berekening van het onbekende gedeelte gc- raken. Napoleon III „verfoeit" de tractateri van 1815, wenscht derhalve want anders was zijne ontboezeming te Auxerre geheel en al ongemotiveerd die tractaten in hunne laatste overblijfelen te vernietigen. Nu mag men veilig aannemen dat dit door het plaats nemen van de groote mogendheden aan de congres-tafel onmogelijk is en die verdere vernietiging der tractaten alleen op het slagveld kan plaats hebben. Had Frankrijk nu Enge- land's congresvoorstel aangenomen, dan ware wellicht een congres te Londen bijeengekomen zonder eenig resultaat op te leveren dan dat het gunstig seizoen voor den oorlog voorbijging en andere omstandigheden wel licht haar invloed zouden doen gevoelen. NapoleonlII ver langt evenwel oorlog en wel zoo spoedig mogelijk, maar blijft den schijn aannemen alsof hij alle pogingen had in 't werk gesteld om den vrede te bewaren en aizoo, met bet oog op de dingen die komen zullen, eene scboone i positie in te nemen. Hij zelfstelt derhalve thans een congres voor ter oplossing der schier onoplosbare vraag stukken van Sleeswijk-Holstein en van Venetië, wel wetende dat zijne eerste weigering te Londen tot naden ken zal stemmen en nu waarborgen zal doen eischen. Mislukken nu de congres-onderhandelingen gelijk wel het geval zal zijn dan kan Napoleon III zijne handen wasschen in onschuld, alle verantwoordelijkheid i op Engeland werpen en zijn rol van vredestichtende voorzienigheid blijven spelen totdat hij het masker zal gelieven af te werpen. Men beweert dezer dagen wei eens dat Napoleon III te oud begint te worden om zich nog in avontuurlijke plannen te wagen, maar men vergete niet :7e diable était bienoieuxlorsqu'il se fit hermite! Vergist men zich niet in deze opvatting van het her boren Napoleontisch congresplan, dan is daarvan ook niet het minste heil te verwachten en zal dit alleen strek ken otn den toestand van verwarring noch uitgebreider te maken. Het Engelsch ministerie heeft, in antwoord op de inter pellatie van den afgevaardigde Palk in het lagerhuis, te kennen gegeven dat de admiraal Denman, met zijn eskader zich bevindende op de reede van Valparaiso, bevel had om de strengste onzijdigheid te handhaven en derhalve het bombardement dier onverdedigde han delsstad niet kon beletten. Zeer te recht heeft daarop echter de heer Baring opgemerkt dat het Engelsch eska der niets te doen had op de reede van Valparaiso, indien het daar niet de Engelsche belangen verdedigde. 1 Eene interpellatie omtrent het bombardement van Val paraiso is ook in de kamer van afgevaardigden te Wash ington gedaan, doch op dezelfde wijze als in het Engelsch parlement beantwoord met de mededeeling dat de admiraal Rodgers bevel had om onzijdig te blijven. Dezer dagen werd uit Weenen gemeld dat de Oosten- rijksche vrijwilligers, voor Mexico aangeworven, zonden worden ingelijfd bij het Oostenrijksche leger,ten gevolge van de onzen lezers bekende depêche uit Washington. Thans wordt beweerd dat deze vrijwilligers toch naar Mexico zullen vertrekken onder Fransche vlag. Parijs. Woensdag. De Moniteur du soir constateert de verschillende wapeningen in Dnitschland en voegt er bij, dat evenwel de hoop op vrede eer versterkt dan ver zwakt is. Frankrijk stelt pogingen in het werk om, in overeenstemming met Engeland en Rusland, de opening van diplomatieke onderhandelingen te provoceeren, ook loopende over de quaestiën, die op dit oogenblik den vrede van Europa bedreigen. Die poging is een bewijs van de oprechtheid der vredelievende gezindheid van het keizerlijk gouvernement. Op eene loyale wijze be ijvert het zich eene beslissing van het conflict door geweld van wapenen, te voorkomen doch overigens blijft het zich hierbij alle vrijheid van handelen verder voor behouden. Weenen. Woensdag. Te Pesth zijn maatregelen genomen, om bij de afkondiging van een oorlogsmanifest, een korps van 80,000 Hongaarsche vrijwilligers ter beschikking des keizers te stellen. De stedelijke raad tc Praag heeft besloten tot indiening van een loyauteits- adres. Kassei. Woensdag. De minister van oorlog, de generaal-majoor von Ende, beeft zijne demissie gekregen. Naar men zegt is dit een gevolg van de omstandigheid dat hij zich had verklaard ten gunste eener aansluiting bij Pruisen. Beieren en Baden hebben zich verklaard voor eene gewapende neutraliteit. Ratibor (Silezië). Woensdag. Men verneemt dat eene Oostenrijksche patrouille bij Klingebeutel de gren zen is overgetrokken en een Prnisischen beambte heeft mishandeld. Men leest in het dagblad Italia het volgende: „Wij vernemen dat er volkomen eenstemmigheid heersebt tusschen de regeering en Garibaldi. De generaal zal Caprera uiet verlaten dan op bevel des konings, als het uur van de uitbarsting des oorlogs zal hebben ge slagen. Daar Garibaldi alzoo een volmaakt vertrouwen stelt in de regeering, heeft hij de zekerheid daarin niet bedrogen te zullen worden." Parijs. Woensdag. Er is bier sprake van een onder houd tusschen keizer Napoleon en den minister Fould. Daarbij zou de laatste hebben verklaard dat hij de ver antwoordelijkheid niet langer wenschte te dragen van den tegenwoordigen financieelen toestand, welke bij eene deelneming van Frankrijk aan den oorlog allerrampzaligst zou worden. Men meent dan ook de aftreding vau den heer Fould te kunnen verwachten, welke nog met andere wijzingen in het ministerie in verband zou staan. Coburg. Woensdag. Het officieel orgaan bevat een telegram uit Bamberg, volgens hetwelk de meest vrede lievende gezindheid in de conferentie van de ministers der kleinere Duitsche staten de'zegepraal zou hebben behaald en dat de meerderheid heeft besloten om bemid delend bij de groote mogendheden op te treden. De baron von Riehthofen, vertegenwoordiger van Pruisen in de vrije stad Hamburg, heeft van den senaat de toezegging geëischt dat de republiek de Pruisische politiek in alle opzichten zou volgen. De strijd tusschen de Oostenrijksch-gezinde en Prnisisch-gezinde Duitsche dagbladen heeft het hoogste toppunt van woede bereikt. De Kreuzzeiting verwijt aan hare tegenstanders dat zij het beginsel van den poli tieleen moord verdedigen en dat ook de minister von Bismarck dagelijks een vijftigtal brieven ontvangt, ver vuld met bedreigingen van moord, waarvan sommigen onderteekend zijn. De Didaskalia te Frankfort van 8 Mei bevatte het volgende: „De ziel van den jongen Cohen Blind heeft zich aan de deuren van het paradijs vertoond met verzoek om te worden binnengelaten. De heilige Petrus antwoordde hein echter: gij hebt vijf malen in den tijd van één minuut gemist (het Duitsche woord beteekent zoowel gezondigd als het doel gemist) gij zijt dus onwaardig om in den hemel te komen." De Oost. Zeitung, een officieus orgaan, bevat een uitvoerig artikel den betooge dat de heer von Bismarck in zijn verstan- telijke vermogens gekrenkt is en altijd geweest is en dat men hem naar een krankzinnigen gesticht moest zenden. Een officieus orgaan van Stuttgardt beweert dat Midden-Dnitschland liever Fransch dan Pruisisch zon zijn, dat het noorden nooit iets anders dan barbaarsch- heid heeft opgeleverd en dat aan dien invloed van Prui sen de tegenwoordige weinig luisterrijke toestand der Duitsche litteratuur is te wijten. De autoriteiten van Berlijn hebben een adres aan den koning gericht, waarbij zij erkennen dat er voor Pruisen redenen bestaan om den oorlog aan te vangen, onder verzekering dat zij even als in 1813 bereid zijn tot het doen van alle opofferingen, wetende dat de koning in zijne wijsheid middelen zal vinden om geestdrift voor der. oorlog op te wekken en de binnenlaudsche oneenig- heden te laten rusten. Uit Berlijn wordt gemeld, dat den 11 dezer, des voormiddags te 10 nren, de ramen van het schrij(kabinet des konings eensklaps onder den invloed eener sterke

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 2