öuttenlcmïr. voorschrijven. Ook nu wederom werd het betoog gele verd, dat communaal bezit een gevestigde rechtstoestand op Java is en dat het gevaarlijk is daaraan de hand te slaan. Even gevaarlijk was het om, zooals de minister gedaan had, de adat despotisme en willekeur te noemen. Hij toonde wijders aan, dat er een algemeen Javaausch recht bestaat en dat geene redenen van staat dien toestand kunnen en mogen omverwerpen. Het gevolg der wet zal zijns inziens zijn, dat de staat nu quasi zijn recht op don grond ten behoeve van den Javaan zal laten varen, en dat deze voor een schotel linzen aan den oen of anderen vrij arbeider zijn stuk grond zal verkoopen. Hij zou nimmer meewerken om het gemeengoed aan de parti culiere industrieelen af te staan, het zou een vergrijp zijn tegen de Javaansche bevolking. De heer van Beyma constateerde, dat iedere verbete ring eu hervorming tegenstand teweegbrengt, en dat het hier alleen de vraag geldt: vooruitgang of behoud. Uit het recht van overheersching trachtte hij af te lei den, dat de Nederlandsche wetgever het recht heeft het punt van eigendom te beslissen, bij de onzekerheid die daaromtrent bestaat, en dat het thans tijd is om de zoo noodige verbeteringen en hervormingen tot stand te brengen. Daaionder rangschikte hij in de eerste plaats het beginsel van individueel bezit, waarvoor hij de Javaansche bevolking rijp beschouwde. De heer Kappeyne, die de aanvallen van verschillende rechtsgeleerden te beantwoorden had, verdedigde ook nu wederom de stelling, dat het Nederl. Indisch burgerlijk wetboek de eenige richtsnoer voor den rechter in Indiö moet zijn, en dat alle gronden daar wel degelijk een eigenaar hebben, waarop dat wetboek toepasselijk is. Bij het regeerings-reglemeut is de fictie van gouvernements eigendom echter opgeheven, maar is het tevens noodza kelijk geworden door deze wet uitvoering te geven aan het regeerings-reglement. Aan den inlander wordt thans eigendom toegekend, met eerbiediging echter van zijn persoonlijk recht. Hij ontkende, dat eenige stoornis werd gebracht in het communaal bezit, en toonde wederom aan dat redenen van staat individueel bezit noodig maakten. Geen gezonde maatschappelijke toestand is, vooral bij eene landbouwende bevolking,denkbaar zonder dat bezit, en geen welvaart mogelijk. De heer Rochussen bepaalde zich uitsluitend tot het koloniale vraagstuk, en trad daarom in een debat over de vraag, of het doel van het individueel bezit, bevorde ring van den vrijen arbeid, bereikt zal worden? Die vraag beantwoordde hij ontkennend, met een beroep voorna melijk op hetgeen in Ceylon plaats heeft gehad, en met de opmerking, dat de Javaan tot proletariër zal worden vervormd. Het gevolg zal nu toch kunnen zijn, dat de Javaan zijn eigendom zal kunnen verkoopen aan een niet ingezeten der dessa, hetgeen een stoornis in de dessa inrichting oplevert, die hoogst gevaarlijk in de toekomst zijn kan. Bovendien bij individueel bezit is regeling der landrente, en verandering in grondbelasting noodig. Ook eene organisatie der heerediensten is dan urgent. De heer v. d. Einden vroeg of het Ned. Indisch wet boek toepasselijk is op de gronden thans door den Javaan bezeten, en of de wet met die gedachte is samengesteld? De minister van koloniën betoogde nogmaals, dat de wet in overeenstemming is met de zeden en gebruiken der Javanen en dat de Nederlandscke wetgever bevoegd is de onderwerpelijke stoffe te leveren. Overigens werd slechts een bestaande toestand bestendigd en de beslis sing over de grondverdeeling aan de dessa overgelaten. Op de vraag van den heer van der Linden verklaarde de minister, dat bet burgerlijk wetboek in sommige gevallen toepasselijk is op Javanen, in andere niet, waar volgens hunne gewoonten en gebruiken wordt recht gedaan. Hij weerlegde voorts wederom de meening van sommigen, dat het individueel bezit den Javaan aan den particulieren industrieel zou overleveren. De heer van Nierop drong aan op mededeeling der stukken betrekkelijk de enquête op den grondeigendom, door don heer der Kinderen ingesteld, en vroeg of art. 1 niet wel eens verkregen rechten zou kunnen schenden en of die conversie van bezitter in eigenaar wel in het belang van den Javaan is. Met deze onbekookte rege ling kon hij zich niet vereenigen. Naar zijne overtuiging moet de her vorming dezer wet zich beperken om den grond van den Javaan vrij te maken van het gouvernemen t Daarom wenscht hij aan de wet te ontnemen de verden king, alsof zij den Javaan zou overleveren aan den particulieren indistrueel. Een amendement, op die beginselen rustende, werd door hem aangekondigd. Het houdt in, vrijheid van den grond van den gemeenen man, van bet gouvernement en verplichting om binnen 5 jaren eene regeling der gronden bij de wet te doen vaststellen. Na replieken van de heeren Godefroi, van der Linden en den minister werd de beraadslaging tot Maandag verdaagd. Wetsontwerp. Af koopbaar stelling der tienden. Dit wetsontwerp stelt als beginsel, dat de tiend op vordering van den tiendplichtigeafkoopbaar is. Daaren tegen wordt aan den tiendheffer het recht niet toege kend, om den afkoop te vorderen. De regeering acht het onbillijk den plichtige, die zich den tiendlast getroosten wil, te dwingen zich tegen geldelijke opoffering daarvan te bevrijden, en hem, bij wien men niet altijd voldoend kapitaal beschikbaar kan achten, te noodzaken zijn eigendom met hypotheek te bezwaren of het geheel van de hand te doen. De regeering meent echter het middel gevonden te hebben, om ook den tiendheffer tegen benadeeling te vrijwaren. Zij kent hem namelijk de bevoegdheid toe, om, binnen twee jaren na de af kondiging der wet, zijn recht te doen waardeeren, met het gevolg dat de afkoop der schuldplichtigheid later niet anders dan tegen dien bepaalden prijs zal kunnen geschieden. Bij gebreke van bepaalde overeenkomst tnsschen plichtige en heffer bestaat de afkoopprijs in het twintigtigvoud van de jaarlijksche opbrengst. Tot maatstaf daarvan strekt de gemiddelde zuivere opbrengst der laatste vijftien jaren, na aftrek der twee voordeeligste en der twee nadeeligste. Het tegenwoordige wetsontwerp maakt de afkoopbaar heid van blok- en dergelijke tienden niet, gelijk het vorige ontwerp, afhankelijk van het getal plichtigen in het blok dat den afkoop verlangt, maar kent de vorde ring toe aan elk der plichtigen, mits de afkoop slechts worde gevorderd voor het geheel of het deel, dat volgens art. 2 afzonderlijk afkoopbaar is, en hetgeen bestaat in het deel of perceel zoo als gewoonlijk jaarlijks afzonder lijk in het openbaar verhuurd wordt. Wat de rechten van derden betreft, zoo konden de meeste bepalingen van het vorige ontwerp worden over genomen. Een bezwaar deed zich voor, indien de afkoop van een met hypotheek bezwaard tiendrecht tusschen plichtige en heffer tot stand was gebracht, zonder dat de eventueele hypotheekhouder daarmede in kennis was gesteld, en later de afkoop op vordering van dezen laatste werd nietig verklaard, terwijl inmiddels de grond als tiendvrij aan anderen was overgegaan. Om in dat bezwaar te voorzien, stelt art. 9, in het belang van zeker heid en openbaarheid, dat de ontheffing van de schuld plichtigheid niet kan plaatshebben zonder overschrijving van den titel van afkoop in de openbare registers, en geeft voorts den waarborg, dat die overschrijving, is het recht bezwaard, niet zal geschieden zoolang het bezwaar niet is opgeheven. Op deze wijze zal ieder in de gelegen heid zijn zich, door raadpleging der openbare registers, tegen schade te vrijwaren. Gemeenteraad van Vlissingen. Zitting van Zaterdag 12 Mei. Verlenging duur verordening veeziekte; besluit kermis; af- en overschrijving; mede- deelingen; missive kerkeraad Ned. hervormde gemeente; voordracht hulponderwijzers. Voorzitter de heer Callenfels. Waarnemend secre taris de heer Dommisse, griffier. Afwezig de heeren de Kruyff, van der Os, Tideman en Qnakkelaar. Na de goedkeuring der voorgelezen notulen van het in de vorige zitting verhandelde, deelt de voorzitter mede dat deze week weder eene vergadering heeft plaats gehad der commissie van burgemeesters uit dit eiland, ter bespreking der maatregelen van verbod van in-, uit en doorvoer van vee. In die vergadering is metalgemeene stemmen besloten om voor te stellen, den bij verordening vastgestelden maatregel nog voor eene maand te doen voortduren, waarvoor zich zelfs diegenen verklaarden die vroeger daartegen zijn geweest. Voorts is in die vergadering besloten om een specifieken nominatieven staat in te wachten van het naar men voorgeeft hier onverkoopbare vet vee, terwijl de commissie met den provincialen veearts intusschen maatregelen zou beramen om die vette beesten te kunnen verkoopen zonder dat daardoor voor de gemeente gevaar zou ontstaan. Naar aanleiding van dit besluit stelt de voorzitter alsnu voor, de bestaande verordening vuorloopig nog eene maand in werking te honden. De heer Pot deelt mede dat hij zich bij een landbouwer te Koudekerke persoonlijk overtuigd heeft dat aldaar zes stuks onverkoopbaar vet vee aanwezig waren. In verband hiermede verklaart hij tegen het gedane voorstel te zullen stemmen zoo geen bepaalde zekerheid kan worden gege ven dat, indien onverkoopbaar vet vee aanwezig blijkt te zijn, verlof tot uitvoer zal worden toegestaan. De heer Hector vereenigt zich met het gedane voorstel, omdat het daaruit voortvloeiende nadeel voor de vee houders wel niet zoo groot zal zijn, daar de verordening slechts éene maand wordt verlengd. Evenwel geeft hij den wensch te kennen dat bij eene volgende gelegenheid alle gemeentebesturen mochten besluiten om vergunning tot in-, uit- en doorvoer van vee van en naar gemeenten in deze provincie te verleenen. De voorzitter zegt dat hieromtrent ter gelegener tijde kan beslist worden. De heer Ruyseh verklaart dat hij zich volkomen met het voorstel des voorzitters vereenigt en wel op ver schillende door hein aangevoerde gronden. Voorzorgs maatregelen kunnen zijns inziens niet te veel genomen worden, ook al schermt men veel met de woorden „bena deeling van den handel." Handel is volgens hem een woord waaraan verschillende beteekenis kan worden toegekend, maar de ware handel heeft juist bij die voor zorgsmaatregelen het grootste belang. De grootte en het verschrikkelijke der plaag van de veeziekte tracht hij aan te toonen door eene herinnering aan het gesprokene in eene den 13 Februari jl. in het paleis voor volksvlijt te Amsterdam gehouden vergadering van landbouwers en deskundigen, waaruit blijkt welk een enorm verlies door de heerschende ziekte tot dusver geleden was en verder zou worden geleden, terwijl hij overigens ver wijst naar een artikel over de veeziekte in het April- nommer van de Gids. Uit een en ander leidt spreker af dat niet genoeg voorzorgen tot voorkoming of wering der ziekte kunnen worden gebruikt. De heer Pot zegt dat zijn gevoelen onveranderd blijft niettegenstaande de hoogdravende en holklinkende phrasen welke destijds in het paleis voor volksvlijt zijn gesproken. Wat evenwel het punt van uitvoer van vee naar Engeland betreft, welke zooals de heer Rnysch mede in herinnering heeft gebracht nog steeds ver boden is, merkt hij op dat dit verbod ten deele denkbeel dig is, want dat tegenwoordig, althans uit Friesland, het vee naar Hamburg wordt gebracht, van waar het dan in Engeland wordt ingevoerd. Hierna is de beraadslaging gesloten en het voorstel des voorzitters met 9 tegen 2 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren Pot en Laernoes. Namens burgemeester en wethouders stelt de voor zitter voor om, met het oog op de in Holland heerschende ziekte, dit jaar geen kermis te houden. Zonder beraadslaging is dit voorstel met algemeene stemmen aangenomen. Wordt ingewilligd een verzoek van het parochiaal roomsch-catholiek armbestuur, tot af- en overschrijving op de hegrooting van 1865. Voor kennisgeving worden aangenomen de volgende mededeelingen des voorzitters: a. dat bericht is inge komen dat de heer C. J. van Reijn is geïnstalleerd als lid der commissie voor de leenbank, en dat do heer J. C. Ockers is benoemd tot vice-president; Ij. dat de besluiten tot regeling van het belastingstelsel door gedeputeerde staten zijn goedgekeurd; c. dat de goed keuring der gemeentebegrooting voor 1866 door hetzelfde college tot 1 Juli a. is verdaagd; en d. dat de opneming der boeken en kas van don gemeente ontvanger heeft plaats gehad, waarbij alles in orde is bevonden. De heer Ruyseh vraagt of de verdaging der beslissing van gedeputeerde staten omtrent de gemeentebegrooting in verband staat met den te heffen hoofdelijken omslag en of anders de redenen dier verdaging bekend zijn. De voorzitter antwoordt dat de heffing van hoofdelijken omslag daarvan de reden niet zijn kan, daar die heffing reeds is goedgekeurd, doch dat overigens van deredenen der verdaging geen mededeeling is gedaan. De heer Winkelman herinnert dat gedeputeerde staten reeds vroeger machtiging hebben verleend tot beschikking over de helft der op de begrooting uitge trokken posten, zoodat geen storing in den dienst behoeft plaats te hebben. Is ingekomen een brief van den algemeenen kerkeraad der Nederduitsche hervormde gemeente, houdende aan sporing om dit jaar geen kermis te houden. Uit de voorlezing van dit stuk blijkt dat de kerkeraad de kermis in het algemeen beschouwt als schadelijk, onzedelijk en Godonteerend, op grond waarvan hij het wenschelijke uitspreekt dat zij voor goed mocht worden afgeschaft, maar in allen gevallen dringt hij er op aan dat zij ditjaar, uithoofde van de elders heerschende cholera, niet worde gehouden. Na het straks door den raad genomen besluit behoeft dit adres geen punt van nadere overweging uit te maken en zal hiervan aan adressanten worden kennis gegeven. Geschiedt voorlezing van een ingekomen voordracht voor de benoeming van een hulponderwijzer op de school voor onvermogen den, hoofdonderwijzer de heer R.Scherer. Op deze voordracht zijn geplaatst de heeren G. K. Aliaard, hulponderwijzer te Cohjnsplaat; A. A. Verhorst, hulp onderwijzer te Wissekerke, en J. P. Koppelle, hulponder wijzer te Hoedekenskerke. De benoeming wordt tot de volgende zitting verdaagd. De zitting wordt voor eenigen tijd gesloten. Na de heropening vraagtde heer Pot aan het dagelijkscli bestuur of niet een missive is ingekomen vaneen belanghebbende bij den in-, uit- en doorvoer van vee De voorzitter antwoordt hierop bevestigend, doch merkt op dat verschillende formaliteiten daarbij zijn verzuimd, zoodat het buiten aanmerking is moeten blijven, waarvan aan den belanghebbende is kennis gegeven. Hierna is de zitting gesloten. Algemeen overzicht. Gelijk wel te vermoeden was waren de geruchten om trent Oostenrijk's bereidverklaring tot afstand of verkoop van de provincie Venetië geheel en al te rangschikken onder die telegrammen, welke hun oorsprong verschul digd zijn aan de zeerafkeurenswaardigezuchtominvloed uit te oefenen op de Enropeesche geldmarkten. Men be weert echter toch dat Engeland, Frankrijk en Rusland steeds pogingen blijven aanwenden ter bijeenroeping van een congres tot regeling der qnaestiën van Venetië en Slees wij k-Holstein. Gesteld al dat dit werkelijk het geval is te betwijfelen evenwel na de pertinente verklaringen der Engelsche regeering in het parlement en met het oog op de politiek van Napoleon III dan mag men zich toch helaas niet vleien dat dit onder de tegenwoor dige omstandigheden eenige vruchten zal opleveren. Ons komt het voor dat thans de zoogenaamde nationale eer van Oostenrijk niet gedoogt om Venetië af te staan alvorens zeker aantal menschenlevens zullen zijn ten offer gebracht. Overigens luiden alle ontvangene berichten oorlog zuchtig, gelijk onze lezers zullen ontwaren onder de rubriek „Enropeesche verwikkelingen." In de zitting van het Engelsch lagerhuis op eergisteren heeft de heer Gladstone medegedeeld dat de bank van

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 2