MIDDELBURGSCHE COURANT. IV». 72. 1866. Zondag 6 Mei. üHnnnrlantr, Editie van Zaterdag avond 8 uren. AANBESTEDING. Op Maandag den 7 Mei 1868, des voormiddags ten ure, zal, onder nadere goedkeuring, door den commis saris des konings in de provincie Zeeland, of, bij zijne afwezigheid, door een der leden van de gedeputeerde staten, en in bijzijn van den hoofdingenieur van den Waterstaat, in het 11de district, aan het lokaal van het Provinciaal bestuur, te Middelburg worden aanbesteed Het verbeteren en tot 1 Mei 1867 onderhou den der gewone aarde-, kram-, rijs- en steenglooijingwerken aan de zeedijken der Calamiteuse polders van Zeeland, en zulks in 30 pereeelen van aanbesteding. Deze aanbestedingen zullen geschieden bij inschrijving en opbod, voor ieder perceel afzonderlijk. Het bestek ligt ter lezing aan het gebouw van het ministerie van binnenlandsche zaken, aan dat van het Provinciaal bestuur van Zeeland, te Middelburg, bij de Ontvangers-griffier van al de Calamiteuse polders, en is voorts op franco aanvrage, tegen betaling der kosten, te bekomen hij den boekhandelaar M. Nijhoff, Raamstraat Oo. 49 te 's Gravenhage, en door zijne tusschenkomst in de voornaamste gemeenten des rijks. Zullende van den 9den tot den 4den dag vóór de beste ding, met uitzondering van den Zondag, de noodige aanwijzing in loco worden gedaan; voorts zijn nadere mlichtingen te bekomen bij den hoofdingenieur van den Waterstaat C. Brunings te Middelburg, voor de werken m het algemeen; alsmede bij de dienstdoende ingenieurs ie Goes, te Zierikzee, te Breskens en te Neuzen, voor de Werken tot elks arrondissement behoorende. NB. De gegadigden worden verzocht, overeenkomstig de voorwaarden, volledige billetten in te leveren, aanduidende de namen en voornamen (voluit), het beroep en de woonplaatsen van hen en van hunne borgen, bet nummer van het perceel, eu de som in cijfers en in schrijfletters. Gedrukte billetten zijn te bekomen bij den drukker van het gewestelijk bestuur U. F. AUER. Burgemeester en Wethouders van Buist, brengen ter algemeene kennis: dat de vroeger alhier bestaan hebbende Voorjaars feer mis acht dagen verschoven is, om voortaan den tweeden Zaterdag vóór Pinksteren aan te vangen, doch dat, om redenen waarop in andere gemeenten van ons vaderland het houden van kermissen verboden is, de bovenbedoelde voorjaarskermis nu alhier ook geen Plaats zal hebben. Hulst, den 3 Mei 1866. Burgemeester en wethouders voornoemd, P. PIERSSENS, Burgemeester. J. ROTTIER, Secretaris. Middelburg 5 Mei. DE MIDDELBURGSCHE MEEL- EN BROODFABRIEK. Wij wenschen heden een woord te zeggen tot aanbe veling van het plan tot oprichting van een meel- en broodfabriek in deze gemeente. Hoe nu, wij gaan een reclame schrijven voor een indus trieele onderneming? Waan het niet lezer; wij hebben bet nimmer gedaan en zullen het ook nooit doen. Wat We schrijven is geen reclame't zijn slechts enkele denk beelden die wij ter overweging geven. Daarenboven betrett het geen industrieele onderneming. En klinkt u dit mogelijk wat paradox, dan gelooven wij toch dat ëe u vergist. De Middelburgsche meel- en broodfabriek hoemen wij niet eene industrieele onderneming, omdat zij daarvan niet in de eerste plaats het karakter draagt, bbin van een liefdadigheidsinstelling? Nog veel minder, ^ij beschouwen het plan tot oprichting eener meel- en broodfabriek als een uiting van den zich meer en meer °ötwikkelenden geest van associatie, die als een verblij dend teeken des tijds verdient te worden aangewakkerd. B'j een nijverheidsonderneming beoogt men in de eerate plaats geldelijk voordeel. De aard eener instelling van liefdadigheid sluit in zich °Poffering, neiging om te geven of te bedeelen. Behoort alzoo de eene uitsluitend het karakter te ver- toonen van de bevordering van het eigenbelang, de andere draagt van verloochening van dat belang het ken merk. Grooter contrast dan tnsschen eene nijverheids onderneming en een liefdadigheidsinstelling is dus wel niet denkbaar. Of er een tijd zal aanbreken waarin men beide tot toenadering zal trachten te brengen, waarin zij zich in elkander zullen kunnen oplossen, willen wij thans niet nasporen. Vooreerst is zoo iets zeker niet te verwachten, daar de algemeene begrippen eerst een be langrijke wijziging zouden moeten ondergaan. Vooreerst zullen beide wel niet veel van hun karakter kunnen opofferen. Wellicht bevinden wij ons, dit schrijvende, op een ge vaarlijk terrein en kunnen de laatste woorden tot misverstand aanleiding geven. Daarom zij met nadruk gezegd dat het geenszins in onze bedoeling ligt dat de liefdadigheid als industrieel zou moeten optreden, of, omgekeerd, het verschaffen van werk in een soort van bedeeling ontaarden. Het een zoowel als het ander zouden wij noodlottig achten en het is ook steeds geble ken dat waar men al eens proeven in dien geest genomen heeft, zij door ongunstigen uitslag achtervolgd zijn. Er bestaat echter een andere soort van zaken die van de beide genoemde streng moet onderscheiden worden, een die voorkomt uit de zucht om door vereeniging van krachten nuttige zaken tot stand te brengen. Daarbij staat niet op den voorgrond het behalen van groote winsten, evenmin de zucht tot bedeeling, maar het ver langen om voor zich zeiven en anderen nuttig te zijn. Als een zoodanige zaak willen wij de oprichting eener meel- en broodfabriek beschouwd hebben. Goed voedzaam brood is eene der eerste behoeften, een behoefte die iedereen gevoelt, maar die over het algemeen slecht bevredigd wordt. De pogingen om er in te voorzien behoorc-n dus niet uit te gaan van hen die het om een geldelijke speculatie te doen is, maar kun nen haar bestaan ontleenen uit behoefte aan het product. De groote belanghebbenden zijn dus van nature de ver bruikers van het brood, en wij hopen dan ook dat deze zich zooveel mogelijk zullen vereenigen om de zaak tot stand te brengen. De nijverheidsvereeniging, van wie het denkbeeld tot stichting eener dergelijke fabriek is uitgegaan, bracht in de vergadering van 23 April een belangrijk rapport uit. Op ons verzoek werd het ons welwillend afgestaan en wij hebben dus de berekeningen voor ons. Volgens de berekeningen van de ontwerpers zouden de deelnemers een vermoedelijke winst behalen van ruim 7 percent van het door hen gestorte kapitaal. Eene be schouwing omtrent de juistheid dier berekening zalmen niet van ons vergen. Wij vertrouwen en daartoe heb ben wij allen grond dat die berekeningen met de meeste zorg gemaakt zijn. Maar aan de andere zijde zijn wij te zeer overtuigd dat het geven van zekerheid omtrent de financieele uitkomst voor zulke ondernemingen tot de onmogelijkheden behoort, dan dat wij de becijfering onvoorwaardelijk als onfeilbaar zouden aannemen. Maar de grootere of kleinere winst is in deze voor ons geen hoofdzaak. Wat wij vergen is alleen dat de zaak geen verlies oplevert, waardoor wij verstaan dat de te verwachten uitkeeringen niet dalen beneden het bedrag dat algemeen als de gewone intrest van geld wordt aangemerkt. En dat men in die verwachting niet zal te leurgesteld worden, daarvoor bestaat naar onze meening de hoogst mogelijke graad van waarschijnlijkheid. Ware deze uitkomst niet te voorzien dan zou de zaak op min aanbevelenswaardige grondslagen gevestigd zijn. Wel is waar zou dan toch het voordeel voor de ondernemers, gesteld dat die tevens verbruikers zijn, reeds belangrijk wezen, want deze zouden in beter en goedkooper brood aanzienlijk voordeel vinden, maar in dat geval zouden zij gelijk staan met alle anderen, en het is billijk dat zij die eenig kapitaal wagen ook een voordeel hebben boven anderen. En zeer velen kunnen dat kapitaal wagen. De aandee- len toch zijn op slechts éen honderd gulden gesteld. Het is dus de zaak niet alleen van gefortuneerden, maar van ieder die een klein sommetje beschikbaar heeft, er aan deel te nemen.Wat ons betreft, wij hadden de aandeelen nog kleiner gewensebt, en wel hoofdzakelijk om velen die ook over dat bedrag niet kunnen beschikken deelgenoot te doen worden. Niet zoo zeer om ten gunste der fabriek hen als belanghebbende te verbinden, want wij zijn niet ongerust dat het noodige kapitaal niet zal gevonden wor den, en evenmin dat het debiet niet voldoende wezen zal, maar in het eigenbelang der mingegoeden. De mogelijk heid om in zulke zaken deel te nemen ook voor hen te openen die slechts een zeer klein sommetje voorhanden hebben, verdient naar onze meening langs verschillende wegen bevorderd te worden. Zij zon bij gunstigen uit slag en wij trekken in deze zaak den gunstigen uitslag geenszins in twijfel een krachtige aansporing zijn tot spaarzaamheid bij velen,bij wie die uithoofde van beperkte inkomsten zoo moeilijk is in toepassing te brengen, een aansporing krachtiger dan menig pleidooi in dagblad of vlugschrift voor spaarbank of spaarkas. Wij geven dan ook dit denkbeeld nog in overweging aan hen die bereidwillig de taak op zich hebben genomen de verdere voorbereidende maatregelen te nemen. De tweede kamer heeft gisteren de beraadslaging over de cultuurwet voortgezet. De heeren Schimmel- penninck en Mijer verklaarden zich tegen, de heeren Zijlker, Viruly en Blom vóór het ontwerp. Wegens de late aankomst der post moeten wij het verslag van het in die zitting verhandelde tot een volgend nommer laten liggen. Aan de tweede kamer is door den minister van binnen landsche zaken ingezonden een stuk, houdende „inlich tingen op het adres van de dijksdirectie van den Nieuw-Neuzenpolder in Zeeland, met verzoek tot uitvoering voor rekening van den staat van de aan dien polder noodzakelijk geachte werken, enz." Dit stuk is aan de leden rondgedeeld. Te Rotterdam is sedert het bericht in de Staatscourant van gisteren bij den burgemeester aangifte gedaan van 45 cholera-gevallen en van 25 sterfgevallen aan die ziekte. Sedert het begin der epidemie zijn in de registers van den burgerlijken stand aldaar 164 personen ingeschreven als aan cholera overleden. Te Nijmegen is een man, uit Rotterdam gekomen, door cholera aangetast en naar het ziekenhuis gebracht. St aalscour De Staatscourant van gisteren bevat liet koninklijk besluit van den 30 April jl., houdende bepalingen op het begraven van rundvee, ten gevolge van veetyphus ge storven of afgemaakt. De commissie van toezicht over de koninklijke muziek school heeft den 23 April jl. aan zijne excellentie den minister van binnenlandsche zaken verslag uitgebracht over den staat dier school in 1865, welk verslag is opge nomen in de Staatscourant van gisteren. Veeziekte. Uit eene goede bron verneemt de Provinciale Friescho couraut, dat men over 14 dagen mag verwachten toe stemming tot weder invoer in Engeland van vee uit Friesland en Groningen. Benoemingen en besluiten. MINISTERIEELS DEPARTEMENTEN. Op verzoek eervol ontslag verleend aan den heer H. A.Verniers van der Loeff, uit zijne betrekking van hoofdadministrateur bij het departement van financiën, onder dankbetuiging voor de veeljarige trouwe en ijverige diensten door hem aan het rijk bewezen, en behoudens aanspraak op pensioen; en benoemd tot hoofdadministrateur der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnsen, de heer mr. A. Uyttenhooven, thans secretaris-generaal van het depar tement van buitenlaudsche zaken. onderwijs. Benoemd tot hoogleeraar aan de poly technische school de lieer N. II. Henket, thans ingenieur bij de Amsterdamsche kanaalmaatschappij.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 1