miDDELBlIRGSGHE COL'ilAXT
BIJVOEGSEL
VAJï DE
van Donderdag 26 April 1866.
Gemeenteraad van Vlissingen.
(Vervolg van het verdag in de courant
De voorzitter merkt op dat het door den heer Pot
gezegde omtrent de groote gevolgen welke nit kleine
oorzaken kunnen ontstaan, juist ten voordeele van de
bepalingen der verordening kan worden uitgelegd.
Overigens wijst hij er op dat het aangehaalde artikel 142
der grondwet bedoelt „zonder noodzaak", doch dat
hier wel degelijk noodzaak bestaat.
De zienswijze der commissie wordt mede bestreden
door den heer Verkuijl Quakkelaar. Hier bestaat geen
veeziekte, in Zuid-Holland wel; hier is uitvoer verboden,
in verschillende gemeenten van Zuid-Holland daaren
tegen niet alleen uit-, maar ook in- en doorvoer toegestaan
tot 1 Mei. Spreker zal zelfs Donderdag te Steenbergsche
Vliet 22 beesten in een scbip doen laden, om naar Zuid-
Holland te worden vervoerd. Daar hier geen veeziekte
heerscht kan de uitvoerzijns inziens althans zonder
gevaar worden toegelaten, al ware het slechts voor een
termijn van bijvoorbeeld veertien dagen. In dien tijd
zou men gelegenheid hebben zich van het overtollige
vee te ontlasten, zonder dat er vrees behoeft te bestaan
dat de geheele voorraad zal worden uitgevoerd.
De voorzitter zegt dat het verbod van uitvoer juist
een maatregel is tegen de veeziekte, zooals reeds vroeger
is besproken, met bet oog op besmettingdoor kooplieden
enz. Hij voegt hierbij dat juist de grootste veehouders,
die de zwaarste beesten hebben, zooals de heeren
Veralnijs en Vis, over het algemeen het meest tegen
den uitvoer zijn.
De heer Ruijsch betoogt het wenschelijke dat de
verordening worde gehandhaafd, als zijnde deze in het
waarachtig belang van het algemeen gemaakt. Het
rapport omtrent bet verzoek, door de commissie voor de
veeziekte ingezonden, is een officieel stuk en die com
missi e, welke door den commissaris des konings is
benoemd, verdient volkomen vertrouwen. Vroeger reeds
heeft men gezegd dat men, als de uitvoer werd toege
staan, binnen drie maanden geen stuk vee meer hebben
zon. Toen is de verordening gehandhaafd, zegt spreker,
en waarom zou het nu anders zijn? In Engeland is
bovendien de invoer van vee uit Holland verboden. Zijn
we hier gezegend tot dusver van de schrikbarende vee
ziekte bevrijd gebleven, men moet zich zijns inziens
niet willens aan gevaar blootstellen door toe te geven
aan een verzoek, hetwelk het gevolg is van een bestaan-
den speculatiegeest. Hij is mitsdien voor het behoud
der verbodsbepaling en tegen het ingekomen verzoek.
De heer Hee.tor zegt dat het request, bij hetexpireeren
van den gestelden termijn van drie maanden, na welken
de bestaande verordening op nieuw in behandelingwordt
genomen, andermaal ter overweging aan de commissie
zou kunnen worden aangeboden. Hij is van oordeel dat
het request zooals het daar ligt niet voor inwilliging
vatbaar is, hetgeen echter toch niet helpen zou, daar de
invoer in Londen thans verboden is. Overigens zou bij
wel vergunning willen geven tot in-, uit- en doorvoer
van vee, mits onder de noodige voorzorgen en waarborgen.
Volgens den heer Pot is het diep te betreuren dat hij
zulk een handel doodenden geest moet zien doorstralen.
Zijns inziens is aileen eigenbelang hier in het spel,
worden wetten geschonden en wordt onrechtvaardig
gehandeld. Ten slotte antwoordt spreker nog den
voorzitter, naar aanleiding van bet straks aangevoerde,
dat hij weet dat de heer Versluys althans niet tegen
den uitvoer is.
Alsnu wordt het voorstel van burgemeester en wethou
ders, strekkende tot afwijzing van het verzoek, in om
vraag gebracht en aangenomen met 10 tegen 3 stemmen.
Tegen stemden de heeren Pot, Laernoes en Verkuyl
Quakkelaar.
Een verzoek tot wijziging der begrooting van de
calicots-fabriek over 1865 wordt goedgekeurd.
Is ingekomen een verzoek van A. van de Velde, om
in bet bezit te worden gesteld van een stuk grond in de
Westdijkstraat, bij bet kadaster bekend ten name der
gemeente Vlissingen. Op dezen grond heeft vroeger een
huis gestaan hetwelk door de gemeente is afgebroken.
Het daardoor openvallende terrein is thans, volgens
adressantwederrechtelijk ingenomen door A. Muller,
die daarop is gaan bouwen.
De voorzitter zegt dat bedoeld perceel wel is waar bij
het kadaster ten name der gemeente Vlissingen bekend
staat, maar het dagelijksch bestuur biervan niets verder
weet, zoodat hij adviseert zich met deze zaak niet verder
te bemoeien en alleen vergunning te geven tot afschrij
ving van bet kadaster ten name van hem die zal blijken
rechthebbende te zijn.
De heer Ruytch herinnert zich dat een jaar of drie
geleden van üe Velde bij hem is geweest, om hem over
dien grond en het recht van bouwen daarop te spreken.
Het kwam spreker zonderling voor dat iemand zonder
recht gaat bouwen op den grond van een ander. Hij heeft
hem toen gezonden naar den gemeentebouwmeester,
waarop van de Velde hem mededeelde dat Muller be
weert dat hij met bouwen op het bedoeld terrein begon
nen is met toestemming van bet gemeentebestuur, zooals
den heer de Kruijff ook bekend zou wezen, hetgeen
echter is gebleken niet het geval te zijn. Het komt den
heer Ruysch thans het best voor dat een abandon légale
door de gemeente plaats hebbe en van de Velde te advi-
seeren eene burgerlijke actie tegen Muller in te stellen.
De heer van Uije Pieterse merkt op dat vroeger een
dergelijk geval als dit zich beeft voorgedaan. Hij is ook
van oordeel dat de gemeenteraad den adressant moet
adviseeren om de zaak aan eene rechterlijke beslissing
te onderwerpen en voorts zich bereid verklaren tot bet
doen afschrijven van den naam der gemeente op dien van
hem, die als rechthebbende zal worden aangewezen,
daar het kadaster geen recht van eigendom oplevert en
de gemeente van dien eigendom niet weet.
De heer Ockers deelt bij den verderen loop der beraad
slaging over dit punt mede, dat Muller, toen deze inder
tijd vrijdom van grondbelasting voor het gebouwde huis
hebben wilde, hem gezegd heeft dat hij den grond van
de gemeente ten geschenke heeft gekregen. Daar de
eigenaar niet bekend was, heeft spreker toen geantwoord
dat geen vrijdom van grondbelasting kon worden verleend.
De voorzitter bevestigt dat de eigenaar van bet bedoe-
de perceel onbekend was totdat eindelijk de gemeente
het huis heeft doen afbreken, zonder echter ooit aan
Muller vrijheid gegeven te hebben om op dien grond te
bouwen.
Eveneens zegt de beer de Kruyff, die er bijvoegt dat
de afbraak van bet huis zes of acht jaar onaangeroerd
ter plaatse waar het huis gestaan had is blijven liggen,
voor het geval dat zich een wettige eigenaar mocht aan
melden. Eerst twintig jaren later is men begonnen daarop
te bouwen, hetgeen wellicht oogluikend is toegestaan, en
het komt hem voor dat men het er op toelegt om Muller
thans zooals men zegt een kies te trekken.
De beer Quakkelaar meent ook dat de gemeente met
deze quaestie niets te maken heeft, als zijnde zij geen
eigenares van bedoelden grond.
Ten slotte wordt het voorstel van burgemeester en
wethouders om namelijk afwijzend op het verzoek te
beschikken, zijnde het eene zaak welke voor den rechter
moet gebracht worden als zij niet bij transactie kan
worden beslist, doch zich overigens bereid te verklaren
toestemming te geven tot afschrijving van den naam der
gemeente met algeraeene stemmen aangenomen.
Voor kennisgeving worden aangenomen de volgende
mededeelingen des voorzitters: dat zijn goedgekeurd de
raadsbesluiten tot ouderhandsche verhuring van het
koffiehuis de Beurs en tot af- en overschrijving op de
gemeentebegrooting van 1865; dat van mr. Gr. N. de
Stoppelaar ten geschenke is ontvangen een afdruk van
een door hem geschreven geschiedkundig overzicht
betreffende den zeeuwschen spoorweg enz.; dat mede ten
geschenke is ingekomen een inventaris van het archief
te Haarlem, voor welke beide toezendingen den schen
kers den dank der vergadering is betuigd; en dat is goed
gekeurd het besluit van den raad tot uitgifte van grond
in erfpacht aan den scheepmaker Aner.
Voorts deelt de voorzitter mede dat, hoewel de punten,
op de agenda vermeld, thans zijn afgehandeld, en nog is
ingekomen een adres vau de heeren J. Dommisse,
K. Blonk, J. T. Dommisse, M. Pot en C. M. Dommisse,
hetwelk dadelijke behandeling noodig maakt.
Uit de voorlezing van dit adres blijkt dat bet strekt
om teruggave te erlangen van betaalde plaatselijke be
lastingen op de eetwaren, welke op het tijdstip van over
gang bij hen aanwezig zullen zijn, hoofdzakelijk op
grond dat bij invoer van den hoofdelijken omslag en de
afschaffing der plaatselijke accijnsen ieder met recht
zal verwachten, dat de van plaatselijke belasting onthe
ven artikelen voor minderen prijs te koop zullen zijn,
zoodat de winkeliers dus hierdoor verlies zouden moeten
lijden als zij geen restitutie krijgen. Wei is waar kun
nen zij door uitvoer restitutie verkrijgen en hun goede
ren alsdan later weer invoeren, maar bij verschillende
artikelen levert dit een groot bezwaar, uithoofde zij door
dit vervoer veel te lijden hebben.
De voorzitter herinnert dat het besluit om geen resti
tutie van belasting op de eetwaren te verleenen genomen
is op een tijdstip dat de voorraad in de winkels niet
groot was en lang vóór het tijdstip van overgang, zoodat
zij niet behoefden in te slaan.
De heer Mestdagh noemt het vreemd dat wel restitu
tie is gegeven van belasting op den wijn en thans niet
van die op de eetwaren, welke zijns inziens toch veel
belangrijker zijn.
Hierop antwoordt de voorzitter dat er voor den wijn
meer redeD was om restitutie te verleenen, omdat de
termijn zoo kort was en de inslagen dus reeds hadden
plaats gehad. De heer Ruysch merkt tevens op dat die
teruggaaf voor den wijn vooral is verleend in verband
met de verhoogde rijksbelasting op dat artikel.
De heer Quakkelaar verklaart zich bepaald voor de
inwilliging van het verzoek der adressanten, omdat bet
zeker is dat er ongelijkheid bestaat, daar er artikelen
zijn die op het tijdstip van het besluit om geen restitu
tie te verleenen reeds bij de winkeliers in huis waren.
Ofschoon bij bet adres betrokken zijnde, voert de heer
Pot het woord tot het geven van eenige inlichtingen.
Hij wijst in de eerste plaats op de moeilijkheid betref
fende het artikel kaas. De handelaar in kaas moet zich
namelijk van de zoogenaamde Mei-of Juni-kaas voorzien.
Met het oog op de veeziekte en daardoor te voorziene
mogelijke schaarsehte aan kaas is de inslag zelfs nog
grooter dan anders geweest. Bij de eerste vier onder
teekenaars is een vooiraad van ruim 3500Ned. pond
kaas aanwezig, en al ware nu het besluit door den raad
nog drie maanden vroeger genomen dan hadden zij toch
niet minder kunnen inslaan. Evenzeer is dit het geval
met zoete olie en andere artikelen, welke op bepaalde
tijden behooren te worden ingeslagen.
De voorzitter meent dat, daar al de kaashandelaars in
de stad in hetzelfde geval verkeeren, zij alzoo voor den
ouden prijs kunnen blijven verkoopen.
Hierop antwoordt de heer Pot, dat men algemeen en
met recht verwacht dat bij de afschaffing der belasting
de eetwaren goedkooper zullen worden, ja dat zelfs de
dagbladen de ingezetenen aansporen om de winkeliers
toch goed op de vingers te zien na de afschaffing der
belastingen.
De heer Ruysch betuigt zijne verwondering dat de
heer Pot, die lid van den raad is, eerst nu inlichtingen
geeft die hij bij het nemen van het besluit in December
reeds had kunnen geven. De voorzitter merkt tevens
op dat de heer Pot destijds zelf den maatregel, om geen
restitutie te verleenen, heeft toegejuicht.
De heer Pot verklaart toen gezwegen te hebben om
den schijn te vermijden alsof hij hier zijn eigenbelang
zou willen behartigen.
De heer Winkelman zegt er wel iets vreemds in te
vinden dat de gemeente belasting zou genieten van niet
meer belaste artikelen, maar men heeft vroeger evenzeer
ten aanzien van de belasting op de bouwmaterialen ge
handeld, zoodat hij er voor is om den ingeslagen weg to
blijven volgen. Hij verklaart zich dus tegen het verzoek.
De heer Quakkelaar merkt op dat de voorzitter heeft
gezegd dat de winkeliers den ouden prijs kunnen behou
den; doch zijns inziens zal men de artikelen die elders
goedkooper zijn ook van elders laten komen.
Deze vrees wordt door den voorzitter niet gedeeld,
vooral daar het verschil slechts weinige centen kan be
dragen.
Volgens den heer van Uije Pieterse is het te bejamme
ren dat de adressanten eerst nu met hunne bezwaren
komen tegen een in December genomen en in de courant
medegedeeld besluit. Zijns inziens zou, al wilde men het
verzoek al toestaan, de tijd van zes dagen welke slechts
meer overblijft toch te kort wezen om het noodige daar
voor te verrichten. Het billijke van restitutie wil hij niet
tegenspreken, maar met het oog op antecedenten, ten
aanzien der bouwmaterialen, olie enz., acht hij dit niet
wenschelijk. In allen gevalle is het verzoek thans veel
te laat gedaan, zoodat hij tegen de inwilliging is.
De heer Pot zegt, met betrekking tot de late inzending
van het verzoek, dat dezer dagen ook te Middelburg een
besluit tot restitutie is genomen.
De heer Mestdagh zegt dat, als men doorgaat op den
ingeslagen weg, men tot nog grootere inconsequentiën
dan nu zal vervallen, want als later de belasting op de
brandstoffen wordt afgeschaft zal men toch zeker wel
restitutie moeten verleenen even als voor den wijn heeft
plaats gehad.
De voorzitter zegt dat, als later zoodanig besluit mocht
genomen worden, alsdan ook de redenen zullen kunnen
ontwikkeld worden.
Volgens den heer Ruysch schijnt de heer Mestdagh
bijzonder op de wijnen te paard te zitten. Hij herhaalt
dat alleen de verhooging der belasting door het rijk met
een bedrag van fS per vat aan de restitutie voor den
wijn ten grondslag ligt. Het was zijns inziens een wijze
maatregel, want in den Haag, Delft, en vooral Leiden
werden zeer groote hoeveelheden wijn uitgevoerd, zoodat
men ook daar wel verplicht is geworden de belasting te
restitueeren.
De heer Ockers merkt op dat bij in December, toen het
besluit genomen is, nog geen lid was, doch verklaart dat
hij zoodanig van de billijkheid van restitutie overtuigd
is, dat hij voor de inwilliging van het verzoek stem
men zal.
De voorzitter zegt dat het besluit van 13 December
thans nog bij de regeering is ter koninklijke goedkeu
ring, zoodat het vreemd zou wezen als nu weder een
ander besluit genomen werd.
Nadat het besluit van den 13 December nogmaals is
voorgelezen, zegt de heer Hector ten slotte dat hij de
bezwaren van het dagelijksch bestuur tegen de restitutie
apprecieert en dus tegen het verzoek is, te meer daar de
schade welke zon kunnen ontstaan gedragen kan worden
door het algemeen en dus gering is te achten.
liet verzoek der adressanten is daarop met 8 tegen 4
stemmen verworpen. Vóór stemden de heeren Mestdagh,
Laernoes, Verkuyl Quakkelaar en Ockers, terwijl de heer
Pot., als mede-adressant, zich van de stemming onthield.
Nog is ingekomen een request van de heeren de Groof
Hector, houdende bezwaren tegen de betaling van
havengeld voor schepen in de Dokhaven en verzoek dat
het tarief, uit aanmerking van die bezwaren, aan eene
herziening worde onderworpen. De behandeling is
aangehouden tot eene volgende zitting.
De heer Ruysch betoogt met klem van redenen het
wenschelijke en volgens de wet noodige, dat alle te
behandelen stukken op het eonvocatiebiljet worden ge
plaatst. De voorzitter beaamt dit, doch merkt op dat
zich gevallen kunnen voordoen waarin dit, wegens late
inzending van urgente stukken, onmogelijk is.
De begrooting der bank van leening, welke bij de
leden is rond geweest, wordt zonder aanmerking goed
gekeurd.
De voorzitter legt over het jaarljjkseh verslag van bur
gemeester en wethouders betreffende den toestand der
gemeente, hetwelk echter nog niet geheel is afgedrukt.
Is ingekomen een voordracht van drie personen voor
de betrekking van hulponderwijzer op de school voor
gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs voor jongens,
hoofdonderwijzer de heer Stuart, op eene jaarwedde