O R A N T. N°' 66. Donderdag ©tnncnlanö. 26 April. 1866. Bij deze courant behoort een bijvoegsel, bevattende Editie van Woensdag avond 8 uren. 1. Vervolg van het in dit nonnner opgenomen verslag Detreffeude de zitting van gisteren van den gemeenteraad te Vlissingen; 2. De verslagen der laatste twee zittingen van den gemeenteraad te Goes. K KK E V 1» M A K I De Commissaris des Konings in de Provincie Zeeland, maakt bekend dat, volgens beschikking van zijne excel lentie den Minister van Binnenlandsche zaken, van den 21 dezer, 110. 252, 3de afdeeling, het Kanaal van Neuzen Op Nederlandse!) grondgebied, in het belang van uit te voeren werken, zal worden afgetapt van den 1 tot en met den 30 Junlj aanstaande. Middelburg, den 24 April 1866. De commissaris des konings voornoemd, R. W. VAN LIJNDEN. middelburg 25 A pril. Nederland's houding bij een eventueelen oorlog. II. Behoort Nederland bij een eventueelen oorlog neutraal te blijven? Naar onze meeuing: ja. Vooral in onze dagen, nog meer wellicht dan in die waarin ze werden geuit, gelden de woorden van Brial- mont: „uien moet niet vertrouwen op de onschend baarheid van tractaten, op de goede trouw en het recht vaardigheidsgevoel der regeeringen. Het belang alleen, ziedaar de nimf Egeria der staatslieden I" Het belang, en niets anders dan dat is voor het oogen- blik de leidsvrouw der buitenlandsche politiek in de meeste Europeesche staten, terwijl Europa is overgeleverd aan het immoreel tweetalvon Bisinarck en Napoleon III. Waar bovendien Engeland al meer en meer ten opzichte van het vasteland eene politiek van non-interventie begint te volgen, daar moet de staatkunde der kleine staten zich regelen naar en partij trekken van het belang dergroote mogendheden, vooral ook omdat dit de eenige zekere richtsnoer is voor die kleine staten. Welke houding zal Pruisen of Frankrijk in zeker gegeven geval aannemen? liet antwoord daarop is Ontwijfelbaar dit: de houding, welke door belang wordt voorgeschreven, zonder zich te storen aan rechtvaar digheid, billijkheid of tractaten. Waar nu hij een algemeenen oorlog verschillende tegenstrijdige belangen met elkander in botsing komen, kan Nederland geene betere positie innemen dan door zich te onthouden van deelneming aan dien oorlog, waarbij bet veel te verliezen en niets te winnen zou hebben. Strenge, desnoods van top tot teen gewapende, neutra liteit moet door ons worden in acht genomen en wij behoeven ons niet, gelijk de Arnhemsche courant schijnt te willen, mede met de politie in Europa te belasten om de rustverstoorders tot hun plicht te helpen brengen. Maar bovendien, er kan hier volstrekt geen sprake zijn van partij kiezen voor recht of billijkheid. Er is hier geen sprake van de verdediging eener rechtvaardige zaak tegenover gewelddadige onrechtvaardigheid. Oostenrijk vertegenwoordigt hier niet de eerste tegen over Pruisen als de laatste. Wij zien hier eenvoudig de fabel van Lal'ontaine in toepassing gebracht, waarbij twee dieven twist hebben gekregen over het geroofde, terwijl de rol van den ezel in die fabel, uitmuntend wordt vervuld door Sleeswijk Ilolstein, welk door den bril Zijner ridderschap in de Duitscbers zijne redders heeft gelieven te zien. De geheele quaestie dus, welke thans Europa in rep en roer brengt is, wat hare moreele zijde betreft, waarlijk niet van dien aard dat Nederland ter bevrediging van zijn rechtvaardigheidsgevoel partij behoeft te trekken in strijd, in lijnrechten strijd met do beginselen welke steeds op internationaal terrein voor kleinere staten golden. De Arnhemsche courant voert tot staving harer bewe- r'ng dat Nederland niet neutraal moet blijven hoofd zakelijk de redenen aan, door den Wurteraburgschen Staats-Anzeiger gegeven. Deze argumentatie roept echter al dadelijk het qui benedistinguït bene docet in hetgehengen. De Wurtembergsche Staatscourant bedoelt met zijne «staten van den tweeden en derden rang" geheel iets anders dan de Arnhemsche courant. De Wurtem bergsche Sfaats-Anzeiger bedoelde en zeer te recht dat de Dnitscho staten van den tweeden en derden rang niet onzijdig moesten blijven, dat dit voor hen steeds eene verderfelijke politiek is geweest en dat zij het gevaar van een oorlog zeer goed zouden kunnen vermijden, als zij eenstemmig en gecoaliseerd wilden optreden. Onze lezers zullen ons toegeven dat deze redeneering volkomen opgaat, maar eene ongerijmdheid wordt als men die opvat als de Arnhemsche courant. Een verbond tnsschen België (hetwelk daardoor reeds dadelijk inbreuk zou maken op de voorwaarde van zijn bestaan, gelijk reeds door de interventie-daden ten opzichte van Mexico bet geval is geweest) een verbond tnsschen België, Nederland, Zweden, Denemarken, Portugal gesteld dat het mogelijk ware zou toch geen oorlog tnsschen Pruisen en Oostenrijk kunnen beletten! En wat een verbond met eene groote mogendheid aan gaat, is het toch immer schier een axioma op volkenrech terlij k gebied, dat kleine mogendheden geen verbond moeten sluiten met machtige staten, om bij slot van reke ning, geheel en al aan den leiband dier staten te loopen en bij het sluiten van den vrede niet dan ondank en nadeelen te ondervinden. „Wij gelooven dan ook niet zegt de Arnh.courant dat de volstrekte en onvoorwaardelijke neutraliteits pre dikers populair en nationaal zijn. Het Nederlandsche volk is wel geen oorlogzuchtig, maar toch ook even weinig een lafhartig volk." - Dit laatste heeft de geschiedenis der Nederlandsche natie voldoende bewezenmaar wij van onzen kant betwijfelen of onze natie lafhartig zou wezen indien zij neutraal bleef en geene geneigdheid betoonde om hare zonen te laten doodschieten ten believe der zaak van Oostenrijk, hetwelk zelf geen gering deel der schuld draagt van de thans in Europa bestaande spanning. Aan de afschrikwekkende droomgezichten van den een omtrent eer.e inlijving bij Pruisen, hechten wij overigens even weinig waarde als aan de bewering van den ander dat Nederland en Frankrijk België zouden willen ver- deelen. Van beide deze stellingen is toch het tot dus verre niet het allerminste gebleken. Wat het laatste bovendien betreft, schijnt men te vergeten dat Nederland een constitutioneel land is en dat de natie zich volstrekt niet zon verkiezen te wagen op het terrein van derge lijke avontuurlijke politiek, gesteld al dat dit in het brein van dezen of genen bestuurder mocht opkomen. Het resultaat onzer beschouwing isalzoodat Nederland neutraal kan en moet blijven, terwijl het desnoods die neutraliteit gewapend kan handhaven, indien de regeering zich thans reeds voorbereidt met het oog op de dir.gen die komen kunnen. Moet Nederland het zwaard trekken tegen eenige mogendheid welke ons zou willen noodzaken om onze neutrale houding te verlaten, welnu dan zal de toekomst, ondanks de meening van vreesach- tigen in den lande, ieeren dat het daartoe altijd als bet dan blijkt dat de regeering hare roeping om voorzorgs maatregelen te nemen begrepen heeft zeer goed in staat is; dit wordt door de deskundigen dan ook niet betwij feld en zeker gedeelte der natie ziet meer en meer de juisbeid in der bewering van den generaal Knoop: „De vergelijking van de weinige uitgestrektheid van ons land en van den geringen omvang onzer strijd krachten, met de talrijke legers van onze machtige na buren, doet somtijds het valsche denkbeeld ontstaan van onze zwakheid en weerloosheid; van onzen wissen onder gang ais natie, bij eenen oorlog met een dier naburen. Dit jammerlijk dwaalbegrip kan alleen nitgedelgd wor den, wanneer wij onze wezenlijke kracht ieeren kennen, door te zien, boe bij vroegere oorlogen ons vaderland het hoofd heeft geboden aan Europa's machtigste vorsten. De sterkte van een land hangt minder af van de uitge strektheid van zijn grondgebied, van de talrijkheid zijner bevolking en van de grootte zijner legers en vloten, dan wel van de natuurlijke gesteldheid van den grond, van den geest des volks, van de bekwaamheid der regeerders." Bij deze laatsten moge de volksvertegenwoordiging in de tegenwoordige omstandigheden ernstig aandringen om alle zorgeloosheid ter zijde te stellen en zich niet te laten verrassen door eene steeds dreigende uitbarsting. De Staatscourant van heden bevat het volgende bericht: „Sedert het bericht, geplaatst in de Staatscourant van den 21 dezer, zijn te Rotterdam nog 13 gevallen van cholera bekend geworden, van welke ödoodelijk afliepen. „Een persoon, uit Rotterdam naar Katwijk reizende, werd onder weg ziek en stierf, kort na zijne aankomst, aan de cholera. „Te Utrecht zijn twee gevallen bekend geworden, waarvan éen met den dood van den lijder eindigde. „Te 's Gravenbage is eene vrouw, uit Rotterdam komende, door cholera aangetast en in het gasthuis overleden. „Een geval kwam voor te Charlois bij een persoon, uit Rotterdam gekomen." De deelnemers in het door de Nij verheids-vereeniging ontworpen plan, om alhier een meel- en broodfabriek op te richten, kwamen Maandag avond bijeen om kennis te nemen van een door het bestuur der vereeniging uitgebracht rapport, en de zaak naar aanleiding daarvan nader te bespreken. Het resultaat der beraadslaging was dat met algemeene stemmen besloten werd het plan, boe gering de deelneming in den aanvang dan ook wezen moebt, niet op te geven, maar integendeel te trachten het zoo spoedig mogelijk te verwezenlijken. De verdere bemoeiingen om deze zaak voor te bereiden werden thans opgedragen aan een speciale commissie, waartoe uit de inschrijvers werden gekozen de heeren J. W. de Raad, K. Baart, jhr. A. W. Teding van Berkhout, mr. N. J. C. Snouck Hurgronje en J. H. Snijders. De Staatscourant van gisteren bevat bet koninklijk besluit van den 27 Januari jh, waarbij bewilliging wordt verleend op een bij verzoekschrift overgelegd notarieel afschrift der acte van oprichting der naamlooze vennoot schap: Spoorbootmaatschappij van Middelburg, gevestigd alhier. De bij dit besluit goedgekeurde acte wordt in hetzelfde noinrner medegedeeld, waaruit blijkt dat de wijziging alleen strekt om het aantal bestuurders der vennootschap te bepalen op drie in plaats van op vier. In de openbare zitting voor burgerlijke zaken van het provinciaal gerechtshof in Zeeland, gisteren gehouden, heeft de heer mr. Johannes Jacobns Benteyn, wonende alhier, den eed als advocaat afgelegd. De tweede kamer heeft heden bepaald dat de discussie over de cultuurwet op Diusdagden 1 Mei zal aanvangen. De begrooting voor Indië zal morgen in do afdeelingeu in behandeling worden genomen. Men schrijft ons uit 's Gravenbage, van 24 dezer: „De tweede kamer is heden teruggekeerd. Na afloop van de zitting vergadert de centrale sectie, zoodat van den loop der werkzaamheden nog niets te zeggen valt. „De heer van Kerkwijk heeft de regeering dadelijk geïnterpelleerd over hetgeen zij gedaan had om het ver bod van invoer van vee in Engeland te doen opheffen of wijzigen, en de belangen van Zeeland aanbevolen voor bet geval, dat de Britsche regeering er toe mocht besluiten vee uit niet-besmette streken toe te 'aten. „De minister van binnenlandsche zaken heeft onzen gemeenteraad in overweging gegeven de kermis, die in Mei zou plaats hebben, dit jaar te schorsen, wegens het voorkomen van gevallen van cholera te Rotterdam en Delfshaven. De raad heeft de kermissen te 's Graven bage en Scheveningen heden middag onbepaaldgeschorst. „Deze maatregel verdient in hooge mate goedkeuring. Ziju mijne in formatie tl toch juist, dan zijn de gevallen te Rotterdam sedert de officieele aankondiging immers niet opgehouden voor te komen, al zijn het zeer enkele gevallen daags. Tot dusverre geniet de residentie eene goede gezondheidmaar de vraag is, of de ziekte zicli bij enkele plaatsen zal bepalen en zich niet zal uitbreiden. Mogen enkelen door de schorsing der kermis toch schade lijden, zoo ooit dan geldt hier het algemeen belang en de kermis is voorzeker geen tijd, waarin ieder op vol doende wijze voor zijne gezondheid zorg draagt en niet wel eens van den gewonen leefregel afwijkt." ESeiioenungcii en besluiten. ridderorden. Vergunuing verleend aan mr. J. Wert- heim, advocaat te Amsterdam, en mr. II. A. Hartogh, officier van justitie bij de arrondissemeuts-rechtbank te Amsterdam, tot het aannemen en dragen der versierselen der orde van St. Stanislans, eerstgemelde van de 3e en laatstgenoemde van de 2e klasse, hun door Z. M. den keizer aller Russen geschonken. hoogicscholen. Benoemd tot hoogieeraar in de medi sche faculteit aan de hoogeschoo! te Groningen, de heer dr. T. Ilalbertsma, te Snoek. legkr. Benoemdhij den plaatselijken staf, tot kapitein, plaatselijken adjudant le ki. (naar ouderdom van rang), de le luitenant, plaatsel.adjud. 2e ki. te Grave, J.F. Gobius; bij bet wapen der cavalerie: bij den staf van het wapen, tot majoor, de ritmeester le ki. A. O. II. baron Gansueb genaamd Tengnagel, adjnd. bij het 5e reg. dragonders bij het lereg. dragonders, tot len luitenant (naar ouder dom van rang), de 2e luitenants jhr. H. Engelen van Pijlsweert en C. G. Roukens, beiden vau het korps; bij

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 1