öiiitertlartiX
Het Nederlandsch opvoedingghnis van mevrouw
van Calcar is thans te Wassenaar gevestigd en Dinsdag 11.
weder geopend.
Eene clair-voyante werd door de Beiersehe regee
ring geweigerd om in dat rijk séances te houden. Zij liet
daartegen protesteeren en vroeg naar de redenen, welke
tot het nemen van dit besluit hadden geleid. Zij ontving
daarop echter eenvoudig ten antwoord, dat, aangezien
zij zeide clair-voyante te zijn, die redenen haar niet
onbekend konden wezen.
De Tijd meldt dat het totaal der vrijwillige bijdra
gen voor den paus thans tot het aanzienlijke cijfer van
f 194,730.73 is geklommen. Al wat in goud gegeven is,
de munten, penningen, sieraden, alsook de servetband
vau verguld zilver, zal aan Z. H. worden ter hand gesteld.
Twee ontvangen zilveren horloges zijn verkocht, het
eene voor f 25, het andere voor ƒ11.
De zoo algemeen met recht beroemde dierentemmer
Hermanu is dezer dagen ongelukkig aan zijn eind geko
men te Tulln in Neder-Oostenrijk, waar hij voorstellin
gen gaf met zijn menagerie. Bij een dier voorstellingen
nam hij een siang op den rug en trad in het hok van
een Senegambischen leeuw, in welks muil hij gewoonlijk
zijn hoofd stak. Dezen keer liet de leeuw het hoofd niet
ongedeerd, maar integendeel werd het tusschen de kaken
van het roofdier letterlijk verbrijzeld. Ter voorkoming van
meer ongel ukken schoeit menden leeuw onmiddellijk dood.
Wij vernemen met belangstelling zegt de Nieuwe
Rotterdamsche courant dat de pogingen der commissie
tot oprichting hier ter stede van een standbeeld van
Gijsbert Karei graaf van Hogendorp, ondersteund door
milde bijdragen van Z. M. den koning en van Z. K. H.
prins Frederik der Nedenlanden, in zóo verre gelukt
zijn, dat aan een der beroemdste onder de thans levende
kunstenaars, den heer Jozef Geefs, professor aan de
Koninklijke academie van beeldende kunsten te Antwer
pen, de vervaardiging is kunnen worden opgedragen van
een bronzen standbeeld en hardsteenen piëdestal met
marmeren paneelen, en dat het model opde halve grootte,
dezer dagen door de commissie is bezichtigd en in de
hoogste mate hare goedkeuring heeft weggedragen. Men
hoopt dat het beeld in de eerste helft van het volgend
jaar zal kunnen worden onthuld, waardoor onze stad met
een zeer schoon kunstwerk zal worden verrijkt.
Reeds sedert eenige jaren is te Rotterdam de
quaestie besproken, in hoever het wensehelijk zou zijn op
de Rotterdamsche markt de granen niet meer bij de maat,
maar bij het gewicht te verkoopen. De vorige week is
dit onderwerp ook in behandeling genomen in de alge-
meene vergadering van de afdeeling „Rotterdam, Schie
dam en omstrekeu" der Hollandsche Maatschappij van
landbouw, en wel bepaaldelijk naar aanleiding eener
daaromtrent onlangs medegedeelde circulaire van de
heeren Gebroeders van Stolk, ter aanprijzing van den
verkoop bij het gewicht. Er werden zeer uitvoerige
discussiën over deze zaak gevoerd, waarbij de voor- en
nadeelen werden uiteengezet, maar ten slotte kwam men
tot dit resultaat„De afdeeling besluit het wenschelijke
uit te spreken, dat de handel in granen, in het vervolg,
in het algemeen belang, bij gewicht en niet bij de maat
geschiedt." Deze conclusie werd met algemeene stemmen
aangenomen.
Verkoopingen cn aanbestedingen.
Zaturdag jl. zijn te Serooskerke (Walcheren) ten
verkoop aangeboden een huis en eif met schuur, ter
grootte van 3 roed. 92 ellen, staande aldaar. Verkocht
voor f 1026.25.
Thermometers tand.
.1.4 April.'s av. 11 u. 50 gr.
15 'smorg.7 u.öOgr.'smidd. L u.64gr.'sav.11 u.52gr.
16 's inorg. 7 u. 53 s midd. 1 u. 60 gr.
Staten-gcneraal.
TWEEDE KAMER.
Memorie van beantwoording.
Vaststelling; der grondslagen waarop ondernemingen
van landbouw en Hijverheid in Nederlandsch-Indie kunnen
worden gevestigd.
De regeering heeft bij hare beantwoording de indeeling
van het voorloopig verslag (opgenomen in het bijvoegsel
tot deze courant van Zaterdag 27 Januari jl.) niet gevolgd,
maar, na uitgebreide algemeene beschouwingen, de ge
maakte opmerkingen naar de volgorde der artikelen
wederlegd. De kern van het antwoord ligt in de volgende
zinsneden, die op blz. 5 der memorie voorkomen:
„Nogtans hebben de opmerkingen van velen hunner 1)
vooral ook die vau den raad van Nederlandsch-lndië, in
een nader advies nedergelegd, in verband met de beden
kingen door den raad vau state en door de leden der
tweede kamer blijkens het verslag geopperd, tot eene
wijziging van het regeeringsvoorstel geleid voor zooveel
de beschikking over den grond ten behoeve der suiker
cultuur betreft. Die beschikking wordt thans alleen
voorbehouden ten behoeve der bij de invoering der wet
op contract werkende fabrieken, en slechts gedurende
twintig jaren, te rekenen vau de afkoudiging der wet.
Voor het overige wordt het regeeringsvoorstel, behou
dens eenige toevoegingen van minder belang, onver
anderd ter beraadslaging aangeboden."
Aan het verzoek van sommige leden, dat de adviezen
van deu raad van state, van den raad van Indië en van
de geraadpleegde autoriteiten zoude overgelegd worden,
zai de regeering niet voldoeu, daar die stukken noch
bestemd noch ingericht zijn voor openbaarmaking.
1) «Zij, die geroepen waven hun oordeel over de voornemens
van den minister te zeggen.'' Mem. van beantwoording blz. 5.
De aanmerking van verscheidene leden, dat het cul
tuurstelsel zijn ontstaan niet te danken bad gehad aan j
den vroegeren nood van het moederland, maar aan de
mislukking der poging om het productief vermogen van
Java in genoegzame mate op de wekken door de vrijheid,
wordt door de regeering wederlegd met een historisch
betoog, ten bewijze dat deze reden onjuist is, en dat wel
degelijk de nood van het moederland de aanleiding was,
doch dat die niet van de gebeurtenissen van 1830 dag-
teekende, maar reeds veel vroeger bestond, daar de
Nederlandsche staatsschuld tusschen 1814 en 1830 met
295 millioen vermeerderd was ongerekend nog 35 mil-
lioen die in 1826 en 1828 voor de Oost waren opgenomen.
De memorie treedt verder in eene breede geschied
kundige aantooning dat koning Willem I en zijne
ministers het cultuurstelsel slechts als een tijdelijk hulp
middel beschouwden, om evenwicht tusschen de ont
vangsten en uitgaven van Indië te brengen, want dat zij,
wat van den Bosch ook verzekerde, in het verschiet den
dwangarbeid ingevoerd en den vrijen handel in zijne
vlucht gestuit zagen. „Eerst nadat de baten de lasten
zullen bestrijden," schreef de secretaris van staat de
Mey van Streefkerk confidentieel aan den minister van
koloniën Elout, „vermeent zijne majesteit dat men zal
kunnen zien, op welke wijze de koloniën verder zullen
kunnen worden dienstbaar gemaakt aan het algemeen
belang." Elout, die zich met het nieuwe stelsel niet
vereenigen kon, nam daarop zijn ontslag, omdat de koning
gelast had dat alle voorstellen van van den Bosch besten
dig moesten beschouwd worden uit het oogpunt van
hunne geschiktheid om het beoogde doel te bereiken,
„zoodat alle andere commercieele en polit ieke maatregelen
daaraan, voor zoover noodig, ondergeschikt blijven."
De bedenking, dat eene regeling of afschaffing der
heerediensten in het ontwerp had moeten opgenomen
zijn, beantwoordt de regeering met eene verwijzing naar
de intusschen genomen besluiten tot regeling en ver
betering van die zaak. Zij merkt verder op, in antwoord
op de vraag of de toepassing der wet ook op de vorsten
landen niet langs den weg van onderhandeling zou zijn
te verkrijgen geweest, dat zulk eene onderhandeling
niet zou kunnen aangevangen worden voordat het
ontwerp tot wet verheven is, maar dat ook dan nog de
eigenaardige toestand dier gewesten waarschijnlijk aan
de volkomen toepassing der wetsbepalingen groote
hinderpalen in den weg zou leggen.
Het tegen de wetsvoordracht aangevoerde verwijt van
tweeslachtigheid bevreemdt de regeering niet, omdat er,
bij het vervangen van oude inrichtingen door nieuwe,
altijd zijn voor wie men te langzaam en weder andere
voor wie men te snel gaat. De afwachtende houding,
die sommigen liever gezien hadden, zou dus niet baten,
daar dit de misbruiken zou bestendigen; doch bij eene
verstandige regeling wordt altijd acht geslagen op het
geen onder eene vroegere orde van zaken is ontstaan.
Ten aanzien van de uiteenloopende begrippen over
den grondeigendom, teekent de regeering aan, dat het
ontwerp, door aan den inlander den eigendom van zijn
rijstveld toe te wijzen, geen plaatselijke gebruiken, maar
de gevaarlijke fictie van den eigendom van den staat
opheft, door welke de Nederlandsche regeering er toe
gekomen was, zich eigenares van den ganschen bodem
van Java te noemen. Het gemeenschappelijk bezit op
Java vindt in de oude markgenootschappen zijnevenbeeld,
en echter zal wel niemand beweren, dat de wetgever van
1809, toen hij de verdeeling der marken trachtte te
bevorderen, zijne macht overschreed. In mark of dessa
zocht de plattelandsbewoner wat de burger vond in de
ommuurde vest: bescherming door vereeniging. Gelijk
de wallen en poorten der steden geslecht worden wanneer
een krachtig oppergezag, dat vrede bewaart en recht
bedeelt, ze nutteloos maakt, verdwijnt bij ontluikende
beschaving allengs het gezamenlijk grondbezit, dewijl
nu de nadeelen de voordeelen gaan overtreffen. Alle
geraadpleegde autoriteiten zijn het dan ook hieromtrent
volkomen eens, dat de zaak van het landbezit regeling
eischt, en dat die regeling grondslag moot zijn van eene
algemeene verordening op ondernemingen van landbouw.
De vrees voor de twee gevolgen die men van de ver
deeling dre gronden te gemoet ziet., het proletariaat en
het verval van het gezag der hoofden, acht de regeering
ongegrond. Het proletariaat kan alleen dan schadelijk
werken, wanneer het cijferderarbeidzoekende bevolking
in ongunstige verhouding tot de productie staat; doch
verzekering van het recht op den grond, mogelijkheid
om een anders te gering aandeel door verkoop dienst
baar te maken aan het verkrijgen der middelen om een
stuk woesten grond in cultuur te brengen, zullen op de
voortbrenging der voedingsmiddelen een weldadigen
invloed uitoefenen, vooral wanneer daarmede inkrim
ping der gedwongen diensten en het hergeven aan de
bevolking harer aloude vrijheid van beweging kracht
dadig medewerkt. Het gezag der hoofden staat overigens
in geen verband met hetgemeenschappelijk sawah-bezit.
De regeering ontkent de haar toegedichte bedoeling,
alsof zij, ofschoon de gouvernements-koffiecnltuur op den
bestaanden voet handhavende, de bedoeling zou hebben
om die af te schaffen.
De bedenkingen van het voorloopig verslag tegen de
voorgestelde tusscheukomst des bcstuurs tot instand
houding der suikercultuur zijn ook van andere zijde,
zooals door den raad van Indië en den raad van state,
met kracht aangedrongen, zooals de regeering uitvoerig
uiteenzet. Dit heeft haar dan ook doen besluiten in zoo
ver toe te geven aan de bezwaren, dat zij het denkbeeld
èn vau onteigening èn van beschikking laat varen teu
opzichte van geheel nieuwe ondernemingenmaar zich
de beschikking over jaarlijks te verwisselen velden voor
behoudt ten behoeve der thans op contract werkende
suikerfabrieken, hoewel slechts gedurende twintig jaren
na afkondiging van deze wet.
In het belang van den staat en van de boschbevolking
heeft de regeering moeten besluiten, dat voortaan de
exploitatie der djattiebosscheu door tusscheukomst van
particulieren zou geschieden, als het eenige middel om
de zoo sterk afgekeurde blandong-diensten op te heffen,
in de behoefte aan houtwerk te voorzien en uit dit staats
domein eene rechtstreeksche bate voor de schatkist te
trekken.
Ten opzichte der beschikking over de woeste gronden,
tot het staatsdomein behoorende, geven de raad van
state en de raad van Indië aan verkoop boven uitgifte
in erfpacht de voorkeur, terwijl dit laatste, betgeen ook
het voorstel der regeering is, door den gouverneur-
generaal en de kamer van koophandel te Batavia gepre
fereerd werd. De langdurige pacht (99 jaren) is noodig
om toevloed van kapitaal te verzekeren.
Ten aanzien van de financieele toekomst zegt de
regeering, dat het waar is, dat Nederland zich zal moeten
tevreden stellen met eene billijke en matige jaarlijksche
bijdrage uit de koloniale geldmiddelen, doch dat men de
oorzaak daarvan niet in dit wetsontwerp moet zoeken,
hetgeen slechts de gevolgen regelt,welke uit de begin
selen van het regeeringsreglement noodwendig voort
vloeien. Reeds voor meer dan twintig jaren werd de
noodzakelijkheid van spaarzaamheid bij het beheer der
geldmiddelen betoogd, en zelfs Baud zeide in zijne rede
voering van 11 Juni 1855: „Span den boog niet te sterk,
maar keer terug tot de beginselen van 1843."
Eene belangrijke nieuwe bepaling, door de regeering
in het wetsontwerp voorgesteld, bestaat daarin dat de
suikercontractanten, die tot uogtoe 2/3 van de suiker
aan het gouvernement moesten leveren, voortaan met
10 picols minder van de opbrengst van eiken bouw kun
nen volstaan. Men verwacht dat deze bepaling zal
kunnen tegemoet komen in den druk over welken die
contractanten klagen.
Algemeen overzicht.
De Nieuwe Goessche courant een blaadje eerst
onlangs in het leven verschenen leverde eenige da
gen geleden in een hoofdartikel de volgende curiense
„Politieke beschouwing," welke het bewijs biedt
deu gebrekkigen stijl nog daargelaten op welke zon
derlinge wijze de politieke partij, waarvan dat blaadje
het orgaan is, zich uiten kan
„De tijd schijnt genaderd te zijn dat wij uit het nabu
rig Pruisen het voorbeeld moeten ontvangen, hoe een
waardig raadsman van de kroon de rechten van zijnen
koning weet te handhaven. De eerste minister, von
Bismarck, geeft aan al de regeeringen van Europa het
loffelijk voorbeeld dat hij de waardigheid van de kroon
tegenover eene revolutionaire volks-vertegenwoordiging
weet te verdedigen. Met eene hoog te waardeeren kloek
moedigheid is hij in de vergadering van dat revolutionair
maaksel opgestaan, om, na het huis der afgevaardigden
hunne misdaden verweten te hebben, tegen 'skonings
regeering gepleegd, de zittingen op den 15 Januari
geopend, thans om de onheilen die de revolutie, op hun
nen verkeerden weg, over het vaderland poogt te bren
gen, in naam des konings te sluiten. Wij hopen dat er
ook in ons vaderland eens een tweede von Bismarck
gevonden zal worden, die de rechten van den kouing zal
weten te handhaven, en die met waardigheid dat uit-
broeisel der revolutie, dat, onder den naam van volksver
tegenwoordiging, niets anders uitricht dan het gruwe
lijkste onrecht handhaven; de bestendige verwijdering
van Gods wetten en inzettingen, waardoor bloei en wel
vaart te gronde moet gaan, eens in zijne plannen zal
weten te stuiten.
„Onze Nederlandsche anti revolutionairen mogen aan de
houding van den Pruisischen minister wel een loffelijk
voorbeeld nemen, en hunne pogingen, om op de verkie
zingen te werken, veranderen in pogingen om de natie
te wijzen opde rechten van de kroon, zooals Samuel deed,
toen God Saul tot koning verheven had. Hij zeide immers
tot het gansche volk: Ziet gij wien de Heere verkoren
heeft? Want gelijk hij, is niemand onder het gansche
volk; toen juichte het gansche volk en zeide: d e K o n i n g
leve! En'Samuel sprak tot het volk de rechten des
konings, I Sam. X: 14, 15."
Niet onaardig is deze aanhaling van Samuel, den man
juist die het volk van Israël zoo alried om een koniDg
aan te stellen, onder voorspelling van ai de rampen die
aan de bevolking daardoor zouden ten deel vallen. „Dit
zal des konings handelwijze zijn, die overu regoeren zal:
hij zal nwezonen nemen, dat hij hen zich stelle tot zijnen
wagen, eu tot zijne ruiters, dat zij vóór zijnen wagen
henen loopen En uwe dochteren zal hij nemen tot
zalfbereidsters en tot kooksters eutot baksters. En uwe
akkers en uwe wijngaarden en uwe olijfgaarden, die de
beste zijn, zal hij nemen en zal ze aan zijne knechten
geven. En uw zaad en uwe wijngaarden zal hij vertieneu
en hij zal ze aan zijne hovelingen en aan zijne knechten
geven. Gij zult wel te dien dage roepen van wege uwen
koning, dien gij u zult verkoren hebben, maar de Heer
zal u te dien dage niet verhooren." ;I Samuel 8).
De Nieuwe Goessche courantschijnt alzoo tot dusverre
van het bock Samuel nog altijd slechts een gedeelte te
hebben ingezieD, en geheel te vergeten dat om de ge
voelens iu eenig geschrift uiteengezet, zonder opper
vlakkigheid te beoordeelen, men dat geschrilt geheel
lezen moet.
De Duitsche dagbladen en de Duitsche telegraaf gaan
steeds voort om verschillende berichten toe te zenden.