Öuitmlanö.
m
2towtentim.
Duitscliland.
Gerechtelijke Aankondiging.
p. rekker.;,^.
van het land, maar beweerde dat wanneer België eene
m'uder aangename bonding tegen ons aannam, men dan
niet beleefdheid, voorkomendheid aan België behoefde
te betuigen.
Daarop heb ik geantwoord dat, wanneer hier sprake
kon zijn van eene beleefdheid, eene voorkomendheid,
hetgeen ik echter nog altijd blijf betwijfelen, die dan in
allen gevalle was uitgegaan van de regeering die reeds
in het vorige jaar het tractaat had gesloten en getee-
kend, maar dat het niet eene beleefdheid kan genoemd
worden van de kamer, wanneer ze een tractaat aanneemt
alleen in het belang van handelsreizigers gesloten.
Op de vraag van den geachten spreker uit Assen kan
ik antwoorden dat ik in mijn eerste onderhond met den
Belgischen gezant, nadat ik had gelezen wat in de
kamer der vertegenwoordigers was voorgevallen, mijn
leedwezen heb te kennen gegeven over hetgeen daar
Voorgevallen was.
De beraadslaging wordt gesloten.
Zooals men zich herinneren zal is de motie met 35
tegen 14 stemmen verworpen en het wetsontwerp met 48
stemmen tegen éen stem aangenomen.
Aljemeen overzicht.
Door de circulaire van Pruisen aan zijne vertegenwoor
digers bij de verschillende Duitsche staten, welke wij in
dit nommer mededeelen, valt weder een zeer helder licht
°p de politiek van den beer von Bismarck. Deze tracht
tvederom het niet nieuw denkbeeld eeuer Pruisische
hegemonie over Noord Dnitschland te verwezenlijken, om
voorts, eenmaal deze verkregen, op allerlei wijze de ver
schillende staten in eigen gebied op te lossen. Welke
ontvangst reeds aan de circulaire bij verschillende Duit
sche regeeringen is te beurt gevallen, is bekend.
Curieus is in de tegenwoordige omstandigheden het
antwoord van koning Wilhelm van Pruisen aan het
gemeentebestuur van Berlijn, na de van dit bestuur
ontvangene gelukwenscbingen op zijn geboortedag. De
koning betuigt daarvoor zijn dank en verklaart voorts:
»ik bid met de magistraat dat de goede God aan mijn
streven tot welzijn des vaderlands en tot handhaving
Zijner eer zijn besten zegen schenke en mij de genade
bewijze dat ik het mij voorgestelde doel ook onder de
tegenwoordige omstandigheden onder zijne Almachtige
medewerking moge bereiken."
Terwijl nu de Pruisische regeering de hnlp en onder
steuning van den god van Pruisen inroept, zal men te
Weenen waarschijnlijk de medewerking van den god
van Oostenrijk vragen. Zoo komen wij weder tot den
godenstrijd van Homerus.
De Franscbe officieuse regeeringsorganen blijven
steeds op de plcchtigste wijze verzekeren dat Napoleon UI
eene strikte onzijdigheid zal in acht nemen zonder
daarom iemand te overtuigen. Het is trouwens ook te
Ongerijmd om te willen beweren dat Frankrijk's belangen
Oiet 'in het spel zouden zijn bij een oorlog tusschen
Oostenrijk en Pruisen. Onder de omstandigheden waarop
Wij dan ook nog steeds onzen twijfel aan een oorlog
gronden, behoort niet in de minste plaats deze: dat de
heer von Bismarck, die met vrucht eenige jaren in de
Dransche Napoleontische school heeft vertoefd, de
bekende fabel van den Franschen fabeldichter nog
niet vergeten is, waai in twee dieven, na een ezel te
hebben gestolen, twist krijgen en, terwijl zij elkander
hardnekkig bevechten, een derde al het voordeel zien
genieten.
Volgens het Spaansch dagblad Epoca, heeft te Madrid
Weder een oogenblik eene miuisterieele crisis geheerscht,
ten gevolge van het genomen ontslag door den gouver
neur der bank. Ditmaal schijnt echter het kabinet onge
deerd aan iteze hofintrige te zijn ontkomen.
Men zal zich herinneren dat dezer dagen ook geruch
ten werden verpreid omtrent de krijgsmaatregelen,
daartoe de regeering te Florence zou zijn overgegaan.
Te vens sprak men van een plan om met het bankiers-
huis Rothschild eene leening van tweehonderd millioen
te sluiten. Eerstgenoemd gerucht wordt thans door tele
grammen uit Florence bevestigd. De Wiener Presse bevat
ln het nommer van gisteren een bericht uit die stad,
volgens hetwelk de Italiaansche regeering zou hebben
besloten om onder den generaal Cialdini een leger van
Zeventig duizend man te Bologna samen te trekken. De
Triëster Zeituug meldt te dien opzichte nog dat een
Baliaanscb eskader wordt samengesteld om in de Adria-
tische zee te gaan kruisen. Overigens bericht de Nazione
dat de voornaamste generaals van het Italiaansch leger
0vermorgen te Florence zgn bijeengeroepen.
Te Weeucn zijn wederom verschillende geruchten in
°mloop omtrent krijgstoerustingen, welke dooi de regee-
r'Dg te St. Petersburg zonden worden gemaakt.
Do volledige tekst der uitgebreide Pruisische circu-
'he aan de kleine Duitsche staten is thans bekend
geworden. De daarin tegen Oostenrijk ingebrachte hoofd
grieve wordt aldus geformuleerd:
»Wij hadden ons te beklagen dat Oostenrijk zich steeds
111 lijnrechten strijd gedroeg met de grondslagen waarop
vrede van Weenen cn de overeenkomst van Gastein
ustte. Immers, terwijl Oostenrijk gezamenlijk met ons
u door koning Christiaan IX gedanen afstand der
'eitogdomuien welke door dien vorst werden bezeten
"tachtens de in 1853 vastgestelde en door Oostenrijk
erkende successie-wet had aangenomen, strekte de
houding der Oostenrijksche administratie in Ilolstcin
thans, om feitelijk, zonder toestemming van Pruisen, dat
land, hetwelk gemeenschappelijk aan den koning onzen
genadigen meester en aan Z. M. den keizer van Oosten
rijk toebehoort, aan den prins van Augustenbnrg over
te geven, die daarop geenerlei recht bezit en wiens aan
spraken door Oostenrijk zelf op een vroeger tijdstip
bepaaldelijk waren bestreden."
Voorts wordt gezegd dat allo pogingen van Pruisen
om Oostenrijk het slatu quo te doen handhaven, misluk
ten. „Wij voegden daarbij zegt de heer von Bismarck
dat, indien ons verzoek vruchteloos bleef, wij daarin met
leedwezen een blijk der gevoelens van Oostenrijk ten
onzen opzichte zouden zien, hetwelk ons het vertrouwen
in de hechtheid onzer wederzijdsehe alliantie zou out
nemen. In dat geval, hetwelk wij geenszins wenschen,
zouden wij ons verplicht zien om de phase der vriend
schappelijke betrekkingen, welke thans twee jaren heeft
geduurd, als geëindigd te beschouwen en zouden wij
trachten elders waarborgen te vindon in de gevolgen
der vijandschap van het Oostenrijkse!) kabinet tegen
Pruisen, welke hierdoor zoowel als door andere verschijn
selen zou gebleken zijn."
Op deze depêche, welke, volgens verzekering van
den Pruisischen eersten minister, „door de meest toc-
naderingsgezinde gevoelens in de peu gegeven en in
vriendschappelijken vorm gesteld was," volgde op 7 Fe
bruari eene weigering. Na deze weigering werd de ver
houding van Weenen en Berlijn, gelijk zij voor den
Deenschen oorlog was geweest. Van een oorlog was
echter geen de minste sprake en de heer von Bismarck
heeft dus „met verbazing gezien dat Oostenrijk plotseling
toebereidselen maakt voor den oorlog en terzelfder tijd
ons beschuldigt dat wij het voornemen hebben om den
vrede te verstoren." Terwijl Oostenrijk nu beweertdatal
deze m.uitregelen slechts defensief zijn, zou Pruisen, zich
insgelijks moetende wapenen, met veel meer grond kun
nen beweren dat die wapening slechts defensief was.
Daarop gaat de circulaire voort met het betoog dat
Pruisen, ten gevolge van Oostenrijk's houding, nu elders
de waarborgen moet zoeken voor zijne veiligheid, en wel
in eeüe nauwere vereeniging met de overige bondsstaten.
„Telkens echter als wij bij dergelijke gedachten verwijl
den, erkenden wij op nieuw dat de bond in zijne be
staande wijze van samenstelling,onvoldoende is hetzij ter
verwezenlijking van die gedachte, hetzij vooreene hande
lend optredende politiek, welke door groote verwikke
lingen zou kunnen worden vereisebt.
„De samenstelling van den bond rust op de onderstel
ling dat de twee groote mogendheden altijd eenstemmig
zouden zijn zij kon dan ook bestaan zoolang dit het, geval
was teu gevolge van eene voortdurende toegevendheid van
Pruissen aan Oostenrijk, maar die staatsregeling van den
bond is niet van dien aurd om een ernstige vijandschap
der beide mogendheden te verduren, om een dreigende
vredebreuk en conflict te voorkomen. Wij gaan zelfs
verder en hebben te dien opzichte door ondervinding
gezien dat, zelfs toen de beide mogendheden eenstem
mig waren, de bondssamenstelling niet voldoende was
om Dnitschland aan eene krachtige, nationale en vruch
ten dragende politiek te doen deelnemen.
Met het oog op eene aanvallende houding van Oosten
rijk wordt verder betoogd dat Pruisen geheel en al aan
eigen kracht zou zijn overgelaten, tenzij wellicht deze of
gene Duitsche regeering met goeden wil, dit ondersteu
nen wilde met troepen, welke langs den gewonen weg
der bondssamenstelling te laat in het veld zouden
verschijnen. Tegenover de dreigende wapeningen van
Oostenrijk vraagt de heer von Bismarck alzoo eene
wijziging in de samenstelling van den bond.
„Reeds de geographischo gesteldheid brengt mede dat
Pruisen en Duitschland dezelfde belangen hebben. Dit
is zoowel voor ons als voor Duitschland gunstig. Indien
wij van Duitschland niet zeker zijn, dan is onze toestand
juist ten gevolge onzer geographische gesteldheid, ge
vaarlijker dan die der meeste andere Europeesehe staten
maar daarentegen treft alles wat Pruisen treft, ook
Duitschland en wij twijfelen niet of Dnitschland zou
slechts op eenepassievewijzemeerdeel nemen aan de poli
tiek der Europeesehe mogendheden, indien de macht van
Pruisen eenmaal mocht vernietigd worden. Alle Duitsche
regeeringen zouden liet dan ook als een heiligen plicht
moeten beschouwen om di; te verhinderen en daarom
met Pruisen samenwerken.
„Indien de Duitsche hond belangrijke Europeesehe
verwikkelingen moet doorleven, bij den bestaanden toe
stand en bij de tegenwoordige militaire organisatie, dan
is het te vreezen dat de bond zijne taak niet zal kunnen
volbrengen, noch Dnitschland zal kunnen behoeden voor
hot lot van Polen.
„Wij noodigen alzoo de regeering uit om ernstig
den tegenwoordigen toestand na te gaan en wij reservee
ren ons om te dien opzichte weldra nieuwe mededeelin-
gen te doen toekomen. Maar voor alles hebben wij haar te
verzoeken om op de vraag te antwoorden: of en in welk
opzicht wij op hare ondersteuning zouden kunnen reke
nen, ingeval wij door Oostenrijk werden aangevallen of
verplicht tot bet voeren van oorlog door ondubbelzinnige
bedreigingen.
„Ik verzoek uwe excellentie om deze vraag mondeling
maar op officieele wijze aan den vertegenwoordiger
der regcering te stellen, onder mededeeling der in
de tegenwoordige depêche voorkomende overwegingen,
van welke depêche ik u machtig om voorlezing te doen.
„Ik verwacht spoedig een rapport omtrent du wijze
waarop deze mededeeling Z!i' 2Ün ontvangen."
„VON BISMAllCK."
i Berlijn. Maandag. In verschillende Dnitsche staten
is bevel gegeven tot KriegxbcreUtchafl der troepen.
Weimar. Dinsdag. De graaf Karoiyi, vertegen
woordiger van Oostenrijk te Berlijn heeft uit Weenen
eene zeer beknopte nota ter mededeeling aan het Pruisisch
kabiDet ontvangen. Daarin wordt doorde Oostenrijksche
regeering verklaard dat haar voornemen met is om
Pruisen aan te vallen en ook dergelijke verklaring van
Pruisen verwacht, waardoor het algemeen vertrouwen in
de handhaving des vredes zal worden hersteld, welk
vertrouwen nimmer had behooren geschokt te worden.
Weenen, Diusdag. Het gerucht dat de hertog van
Coburg hier is aangekomen om als bemiddelaar tusschen
de regeering en Pruisen op te treden, schijnt onjuist.
De generaal Benedek is alhier aangekomen en zal het
opperbevel over het Noorder leger bekomen. Aan den
aartshertog Albrecht is hei bevel over de Oostenrijksche
troepen in Holstein opgedragen.
Munchen. Dinsdag. Een Beiersch leger zal binnen
weinige dagen tusschen Wurzburg en Aschaffenburg
worden bijeen getrokken.
De Ost Deutsche Post meldt dat in den minister
raad te Weenen is besloten om den uitvoer van paarden
te verbieden. Deze maatregel schijnt genomen te zijn
naar aanleiding der aanzienlijke aaukoopen van paarden
in Moravië ten behoeve der Pruisische regeering.
Prijzen -van elieeten.
Amsterdam 4 April 1806.
Nederland. Certific. Werkelijke schuld 2J pet.
dito dito dito 3
dito dito dito 4
Aand. Handelmaatschappij 44
Certificaten bij Rothschild 2j
Obligatiën 1798/1816 5
Certific. Hope co4
Oblig. dito 1855,6e serie 5
dito dito Leening 1860 4J
Certificaten 6
Aand. spoorweg
Schatkistobligatiën4
Obligatiën metalliek5
dito 1847/1852 2 4
dito rente Amsterdam5
dito uationale5
Bankactiën 3
Leening 18615
Obligatiën (binnenlaudsche) 3
dito3 thans 24
Amortisable schuld
Obligatiën 1853 3
dito 18561862 3
Griekenl. dito (blauwe)5
Turkije. dito (binnenl.)5
Vereen.Stat. dito (1882) 6
Illinois. dito7
Mexico. dito 3
Grenada. dito afgestempeld4 ij
Venezuela dito 3
België.
Rusland.
Polen.
Oostenrijk.
Italië.
Spanje.
Portugal.
60 rV
Ui
94A
95
84
l84jf
624
51|
264
Ui
54A
36i
354
44A
354
744
75
204
1344
13
Getrouwd
Geertruidenberg,
3 April 1866.
D. H. VAN DE KAMER J.W.z.
en
A. C. L. LAMMERS.
Heden overleed alhier, in den ouderdom van 81 jaren,
de Heer AÜRIAAN DE WIJS, in leven gepensioneerd
Schipper bij het Nederlandsch Loodswezen.
Middelburg, 1 April 1866.
Algeinoene en bijzondere kennisgeving.
Heden overleed, tot mijne en mijner Kinderen bittere
droefheid, na eene kortstondige ziekte, mijne hartelijk
geliefde Echtgenoote, Vrouwe SUSANNA PAK BROU
WER in dun ouderdom van bijna zeven en vijftig jaren.
Middelburg, c HISSER
den 2 April 1866.
Voor de vele blijken van hartelijke deeluemiug bij het
overlijden van mijnen geliefden Echtgenoot, betuig ik,
ook namens mijne Kinderen en Behuwdkinderenden
oprechtsten daiik.
Vlissingen E. G. LETTE,
den 2 April 1866. Wed. de Ruyter.
Uit een Vonnis, gewezen door de Arrondissements-
Reehtbank te Middelburg, in dato 28 Februari 1866,
geregistreerd, blijkt, dat daarbij op de, door ANTHEU-
NUS BUT, Veeiman, wonende te Veere,toegelaten om
kosteloos geding te voeren, ingestelde rechtsvordering,
verklaard is, dat er rechtsvermoeden bestaat van het
overlijden van ADRIAAN JOIIANNES BUT, minder
jarigen Zoon van HENDRIK C0RNEL1S BUT en wijlen
JOHANNA VOGEL, en zulks sedert den 25 Mei 1860.
Geschiedende hiervan aankondiging ter voldoening
aan artikel 527 van hét Burgerlijk Wetboek.
Voor Uittreksel deugdelijk verklaa/ttgdoor
vordering wiïfk#aam.