De afdamming der Schelde-armen,
gedaan: 1. 20,000 franken voor een maand; ingeval ze
slechts 14 dagen kan toestaan, duizend fr. per avond;
2. reiskosten vrij, expres-trein; 3. schitterende apparte
menten, vooruit voor haar besteld, in het eerste hotel
van Marseille; 4. ter harer beschikking, gedurende al
den tijd van haar verblijf te Marseille, een equipage
met twee paarden en liverei bedienden; 5. den avond
harer aankomst, illuminatie van het hótel, serenade
met flambouwen door de veertig muzikanten van het
orchest, officieele ontvangst aan den trein en in de groote
zaal van het hótel door den directeur en de administratie
van den Alcazar; 6. intocht in de stad in een calèche door
vier paarden getrokken a la Daumont; de aankomst van
inlle. Thérésa zal vooraf door bijzondere affiches aan
gekondigd worden7. daags na de aankomst groot gala
diner aan het hótel; 8.gedurende den tijd der voorstelling
van ralle Thérésa zal de Alcazar alle avonden schitterend
verlicht en gedecoreerd zijn: 200 fauteuils zullen voor
de aanzienlijkste famiiiën van Marseille gereserveerd
worden. Kortom, gaat de regisseur voort, niets zal
gespaard worden om het verblijf van mlle. Thérésa
in ons midden, met al den glans en al het prestige
te omgeven, waarop de reputatie der beroemde artiste
kan aanspraak maken. Mlle. Thérésa heeftgeweigerd.
Blijkens dezer dagen uit Frankrijk medegedeelde
statistieke opgaven telt men in het departement der
Seine acht gevangenissen en vier huizen van verzeke
ring. Die twaalf inrichtingen telden, 31 December jl.,
4,529 gevangenen, als 3,219 van het mannelijke en 1,310
van het vrouwelijke geslacht. Het talrijkst bevolkt is
Mazas, met 1050 gevangenen. Naar mate van de gevan
genissen is het werk verdeeld, dat daarin wordt verricht.
Te St.-Pelagie heeft men groote werkplaatsen van knoop-
en lederwerk, schrijnwerk enz.; te Rouquette heeft men
touwslagerij, papiermakerij, kleermakerswerk enz.; in
andere beddenmakerij, spelden fabricage,copiëerwerk enz.
Het gemiddeld loon voor den werkdag is 47 centimes.
Het werk heeft in 1865 zuiver opgebracht 420,946 fr.,
waarvan toekwamen aan mannen 157,315, fr. aan vrouwen
57,567 fr. en 205,973 fr. aan den aannemer. In de hui
zen van verzekering heeft men geen of geen noemens
waard igen arbeid.
In de departementen heeft men 396 huizen van arrest,
van justitie en correctie, die gevestigd zijn in de hoofd
plaatsen der departementen en arrondissementen; 2,255
huizen of kamers van verzekering. De gezamenlijke
bevolking beliep 13,274 mann. en 3,437 vrouw, geslacht,
totaal 16,711. De arbeid (die in de huizen van verzeke
ring daaronder niet begrepen) heeft opgebracht eene
som van 1,967,246 fr. Het zuivere bedrag, dat daarvan
aan de arbeiders toekwam, beliep 1,451,663 fr., hetgeen
nederkomt op 29 centimes per werkdag voor de mannen
en 23 centimes voor de vrouwen. Het loon, dat de ge
vangenen alzoo verdienen, wordt in twee nagenoeg
gelijke deelen gesplitst, nl. een voor de verbetering van
voeding, kleeding enz., en het andere blijft staan om
hun bij het verlaten der gevangenis te worden uitgereikt.
Thcrntomeierstand.
23Maart's av. 11 u. 44 gr.
24 's morg.7 u. 46 's inidd. 1 u. 46 gr.
IX DE BELGISCHE KAMER VAN VERTEGENWOORDIGERS BESPROKEN.
Zitting van 21 Februari.
De heer Jacobs zeide (na in herinnering te hebben
gebracht dat hij bij de behandeling van het budget voor
openbare werken over de afdamming der Schelde had
gesproken, maar toen naar den minister van buitenland-
sche zaken was verwezen, het volgende
De zaak die mij bezig houdt is van een groot belang
voor Antwerpen, omdat het lot van de Schelde er in
betrokken is; ik maak dus van de tegenwoordigheid van
den minister van buitenlandsche zaken gebruik, om hem
te vragen hoe bet mei de onderhandelingen staat en wat
er tus8chen Nederland en België sedert verleden jaar is
voorgevallen.
De heer Rogier, minister van buitenlandsche zaken.—
Het doet mij leed, mijne heeren,dat ik niet tegenwoor
dig was bij de beraadslagingen over het budget van
openbare werken, toen mijn geachte ambtgenoot over
dat onderwerp geïnterpelleerd werd. Ik zal er thans
eenig antwoord op trachten te geven.
In Nederland wordt thans uitgevoerd of althans ont
worpen het leggen van dammen in de vaarwaters die de
Ooster- en Wester-Sehelde verbinden, om er den spoor
weg over te leggen die van Duitschland naar Vlissingen
uioet loopen. In den aanvang reeds heeft de Belgische
regeering aan het Nederlandsch gouvernement opmer
kingen gemaakt over de gevolgen welke uit de voltooiing
dier afdammingen zouden kunnen voortvloeien, zoowel
met betrekking tot de vaart op de Ooster-Schelde als ten
opzichte van de bevaarbaarheid der Wester-Schelde.
Uit dit tweeledig oogpunt is de zaak door verschillende
commissiën onderzocht, en laatstelijk is de door mij, in
overleg met mijn ambtgenoot voor openbare werken, be
noemde commissie tot conclusiën gekomen die de uitge
voerde of ontworpen werken afkeuren, omdat zij een
ongunstigen invloed op de bevaarbaarheid van deWester-
Schelde zouden kunnen uitoefenen.
Nederland houdt vol dat de bewuste werken, wel verre
van aan de bevaarbaarheid van de Wester-Schelde te
schaden, op haar alleen van gunstigen invloed kunnen
zijn. Dit stelt Nederland tegen onze bewering over.
De Nederlandsche regeering is thans met de conclusiën
van onze commissie in kennis gesteld; zij doet haar door
specialiteiten onderzoeken en wij moeten wachten totdat
zij op hare beurt hare conclusiën heeft medegedeeld.
Inmiddels blijven wij echter niet stilzitten, wij gevoelen
al het gewicht dezer zaak, en nog zeer onlaDgs heb ik
eene uitnoodiging gericht tot mannen, die, wegens hunne
kennis, ondervinding en gezag, aller vertrouwen verdie
nen, om mij in deze zaak met hunnen raad bij te staan.
Tot nu toe zijn de onderhandelingen geen enkelen
stap gevorderd. Het Nederlandsch gouvernement houdt
vol dat het recht heeft de ontworpen werken uit te voe
ren, en dat die werken geen nadeel zullen teweegbren
gen; het voegt daaibij dat het in elk geval en dit is
het volgens de tractaten verplicht aan België vaar
waters zal verschaffen, die in allen deele gelijk staan
met die welke zouden weggenomen worden.
De kamer zal mij willen ontslaan van in meer bijzon
derheden te treden; ik beloof haar dat de regeering de
belangen van België in deze teedere quaestie niet uit
het oog zal verliezen, dat zij daarop zelfs zeer nauwlet
tend zal acht geven en niets verwaarloozen om al de
rechten, die door de tractaten aan België verzekerd zijn,
ongeschonden te handhaven.
De Belgische regeering staat overigens in deze quaes
tie niet alleen en is geenszins ontwapend. De handel
drijvende natiën die tot afkoop van den Schelde-tol
hebben medegewerkt, hebben recht en zullen altijd recht
hebben om een geheel vrije Schelde te behouden. België
betaalt van zijn kant aan Nederland 400,000 gulden rente
voor het genot van zekere voordeelen voor handel en
scheepvaart, welke haar voor dat bedrag gewaarborgd
zijn. Ik geloof echter niet dat de omstandigheden van
dien aard zullen worden, dat België genoodzaakt zal zijn
tot strenge maatregelen zijn toevlucht te nemen. Ik
hoop dat men er toe zal komen zich met Nederland in
dien zin te verstaan, dat de wederkeerige belangen geëer
biedigd cn beveiligd zijn.
De heer Jacobs. - Ik twijfel er geenszins aan dat
de Belgische regeering, wie ook de mannen mochten zijn
die haar vertegenwoordigen, in een dergelijke quaestie
de belangen van het land niet zou verdedigen. Maar ik
wil den minister van buitenlandsche zaken doen opmer
ken, dat, indien onze rechten zeker zijn, indien wij niet
ontwapend zijn, indien wij op den bijstand dor vreemde
mogendheden die tot den afkoop van den Schelde tol
hebben medegewerkt, kunnen rekenen, het Nederlandsch
gouvernement toch van zijne zijde met de uitvoering
van de afdamming en van het kanaal, met denzelfden
ijver van vroeger, voortgaat. Mogelijk heeft men onze
reclamatiën ontvangen met eerbied wat den vorm
betreft, maar niet wat het wezen der zaak aangaat;
het werk wordt voortgezet en vordert, en ik vrees
dat, hoe groot ons recht zijn moge, wij ons weldra tegen
over het tot stand gekomen feit. zullen geplaatst zien.
Ik vraag derhalve aan den minister van buitenlandsche
zaken of hij ons kan zeggen tot hoever men gevorderd
is met de afdamming van het vaarwater van Bergen op
Zoom en het graven van het kanaal door Zuid-Beveland.
Indien ik goed ingelicht ben was reeds een jaar gele
don een eind van 1000 ellen dier afdamming voltooid en,
daar men niet opgehouden heeft er aan te arbeiden, moet
thans een grooter deel afgewerkt zijn; het kanaal moet
op het punt zijn van voor de vaart geopend te worden.
Zoo het werk der afdamming wordt voortgezet en
indien ten opzichte van Nederland niet met kracht ge
handeld wordt, zullen wij weldra staan tegenover een
fait accompli.
Nog éene opmerking acht ik noodig, n. 1. deze: dat
men in de interpellatie, die ik meermalen herhaald heb,
van de zijde van Antwerpen geen quaestie van naijver
of wangunst zie jegens Vlissingen. De Antwerpsche
kamer van koophandel is de eerste geweest om den
spoorweg van Gent naar Dendermonde te ondersteunen,
hoewel daaruit voor Antwerpen concurrentie kon geboren
worden. Zoo vreezen ook de kamer van koophandel en
de geheele bevolking van Antwerpen evenmin Vlissingen
met een spoorweg begiftigd te zien, en indien het vaar
water, dat men wil afsluiten, vervangen werd door een
ander, waardoor het water van de Wester- in de Ooster-
Schelde zou kunnen stroomen, of indien er slechts sprake
was van een viaduc, zou de Antwerpsche handel zich in
geenen deele ongerust maken.
Derhalve geen kleingeestigen naijver, waaromtrent
men in Nederland geruchten verspreid heeft; geen kin
derachtige paniquezooals de heer Thorbecke in de tweede
kamer der staten generaal ons toegedicht heeft, maar een
zoo ernstige vrees, dat al de commissiën die er zich tot
nu mede hebben bezig gehouden, eenstemmig verklaard
hebben dat het lot der Schelde op het spel stond.
De heer Du mortier. Mijne lieeren, de zaak die
doormijn achtenswaardigen vriend, de heer Jacobs, ter
sprake is gebracht is geenszins een Antwerpsch belang;
het is een nationale aangelegenheid. Het geldt de vraag
of de haven van Antwerpen, die onbetwistbaar, en ik
geloof naar ieders oordeel, de schoonste parel is van de
Belgische kroon, door werken die men in Nederland on
derneemt of ondernemen zal, in gevaar gebracht worden
óf van te verminderen óf van geheel verloren te gaan.
Gij weet, mijne heeren, dat de beide Scheldemonden
zich beneden Antwerpen vereenigen; aan de eene zijde
heeft men de Hout of Ooster-Schelde [de heer Dumortier
vergist zich hier in de benaming], aan de andere de
Schelde of Wester-Schelde. Deze beide mondingen voe
ren telkens bij hoog water eene enorme hoeveelheid
water aan, welke bij eb in het afloopen al het slijk, alle
beletselen die zich in den loop van den stroom kunnen
voordoen, met zich voeren.
Deze tweemaal daags herhaalde beweging van eb en
vloed, vergezeld van de groote watermassa's, welke deze
beide stroomen tot Antwerpen brengen, geven aan de
haven van Antwerpen haar belangrijkheid en haar eenige
waarde. Ten dage dat die massa's, gedeeltelijk zout
water, niet meer door de beide doorgangen kunnen
stroomen, en de eb en vloed Gent niet meer zullen be
reiken, zal ook de haven van Antwerpen ernstig bedreigd
zijn; dan kan met de Schelde gebeuren wat met vele
andere rivieren plaats greep, en kunnen zich verzandin
gen voordoen die haar onbevaarbaar maken.
Dit is van te meer gewicht daar de werken, die in de
Boven-Schelde uitgevoerd zijn of nog uitgevoerd worden,
Antwerpen voor een groot deel beroofd hebben van het
water dat de natuurlijke loop van den stroom daar eer
tijds aanvoerde. Gij weet, mijne heeren, dat men in
Frankrijk den loop van de Scarpe, die zich vroeger aan
de uiterste grens beneden Doornik in de Schelde
ontlastte, verlegd beeft om het water dezer rivier in
de stad Rijssel te brengen.
Het water dat vroeger door de Schelde tot Antwerpen
stroomde, loopt thans in de Lys uit, cn daar het door
het roten [van hennip of vlas] vuil geworden water, in
het kanaal van Sehipdonck, dat van Neuzen en andere
komt, volgt daaruit dat de Beneden-Schelde een groot
deel van zijn water verliest. Het water dat in het kanaal
van Neuzen, dat van Brugge en dat van Sehipdonck
loopt, gaat voor de Beneden-Schelde verloren.
Thans behoudt de Beneden-Schelde de diepte van haar
bedding met betrekking tot de binnenwateren door mid
del der wateren van de eigenlijkeSchelde en van dieder
Ruppel. Maar die wateren zijn niet toereikend om dien
stroom de diepte te doen behouden die hij thans bezit.
Men moet daarbij nog in aanmerking nemen dat die
wateren min of meer met slijk bezwangerd zijn en dat
dit slijk, door zich neer te zetten in den loop der rivier,
banken vormt, zooals dit eenige jaren geleden bij den
Doel het geval is geweest.
Wat ons beveiligt, en wat ook de haven van Ant
werpen beveiligt en haar hare waarde geeft, haar belang
rijkheid met betrekking tot den handel, zijn de beide
zeearmen, die bij elk tij veelmeer water aanbrengen dan
de rivier van het bovengedeelte ontvangt, en die door
de voortdurende wisseling van eb en vloed bij laag
water al het slijk afvoeren. Dit doet de stroombedding
hare gansche diepte behouden; dit maakt de haven van
Antwerpen zoo gemakkelijk toegankelijk, en doet die
haven tot roem en eer van België strekken.
Het is dus eene zaak, die het geheele vaderland betreft,
welke wij hier behandelen.
Buitendien is het eene onbetwistbare zaak dat de
afdamming, die tusschen het vasteland en het eiland
Zuid-Beveland in het vaarwater van Borgen op Zoom
ontworpen is en waarmede volgens de verzekering van
mijn achtenswaardigen vriend reeds een aanvang ge
maakt is, ten gevolge zal hebben dat het water van de
Wester-Schelde, dat wil zeggen van de Schelde, van de
werkelijke Schelde, niet meer tot Antwerpen zal komen
en derhalve die haven van de helft zijner hulpmiddelen
tot diephouding zal berooven.
Welnu, het geldt dus hier geenszins eene locale quaes
tie, zooals men in Holland goedgevonden heeft haar te
noemen; het is eene nationale quaestie in de hoogste
mate; want wij bezitten in België eene aanzienlijke
industrie, veel fabrieken, belangrijke mijnen de bodem
is rijk begiftigd en de arbeid, de nijverheid zijner bevol
king zijn in overeenstemming met zijn rijkdom. Maar
dat is niet voldoende; wij hebben behoefte aan een haven
voor uitvoer, en wel een goede haven voor uitvoer. Wij