MlDDELBURGSCHE COURANT. V' 44. Zondag 18 Maart. 1860. ^Editie van Zaterdag avond 8 uren. °P non-activiteit gesteld, in afwachting dat omtrent hem nader zal worden beschikt, de le luitenant H. J. Verboom van het 7e regement infanterie. Middelburg 17 Maart. .Naar wij vernemen zoo lezen wij in het Slnisch Weekblad zijn de volgende gemeenteraden toegetre den tot het plan der oprichiihg van een telegraafkantoor de Oostburg. Eede j percent, met algemeene stemmen. St. Kruis 1 percent, met bijna algemeene stemmen. Sluis, de helft der voorgestelde 8, dus 4 percent. Aardenburg 9 percent, met algemeene stemmen, d. i. 141 percent, maakt met Oostburg, 30 percent, 44 j percent ten naastenbij de helft. Hebben geweigerd St. Anna ter Muiden percent en Cadzand 3 percent, zoodat toch r«eds het uitzicht op 41 percent geopend is. Van Cad- Zand weten wij dat het voorstel met algemeene stemmen verworpen is, zonder dat wij de motieven kennen Waarop die weigering eener mogelijke jaarlijksche bij drage dezer aanzienlijke gemeente, in het uiterste geval f 45 'sjaars, berust. Wij onthouden ons derhalve voors tands van alle aanmerking ;alleen herinneren wij ons wat Tollens ergens zegt: .gaf uw rijke buur wat minder, geef 5-Oj wat meer," doch Tollens was maar een poëet en de Zeeuwsch-Vlamingen, de Cadzandtenaars, zijn reëele menschen In de Woensdag gehouden zitting van den gemeente- Wad te Amsterdam heeft de burgemeester mr. J. Messchert van Vollenhoven medegedeeld, dat hij, na acht jaren met genoegen zijne betrekking te hebben waargenomen, om huiselijke omstandigheden zijn ontslag heeft gevraagd «n ontvangen. De oudste wethouder, de heer Brouwer Ancher, en het ondste raadslid, de heer Koenen, hebben hem eenige woorden van huideen erkentelijkheid toege sproken voor 't geen hij voor de stad heeft gedaan. Benoemingen en besluiten. belastingen enz. Benoemd tot ontvanger der regis tratie voor de burgerlijke acten en der successie rechten te Maastricht de heer mr. H. J. D. Graafland, thans ont vanger der registratie en domeinen te Roermond. Benoemd tot ontvanger der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnsen te Tilburg c. a. de heer H- Houwing, thans controleur derzelfde middelen te Lobith. begek. Op verzoek eervol ontslag uit de militaire dienst verleend, met vergunning om de activiteits uniform te blijven dragen, aan den officier van gezond heid 2e klasse dr. G. J. van Wieringhen Borski, van het vegement grenadiers en jagers. koloniën. Benoemd tot gezaghebber van het eiland Bonaire de heer E. D. E. van den Bossche, thans gezag hebber van het eiland Arubaen tot gezaghebber van het eiland Aruba de heer J. H. Ferguson, thans district commissaris van het 2e district op Curagao. Kerknieuws. Eergisteren is te Koudekerke tot predikant beroe pen dr. A. W. Bronsveld, predikant te Ophemert. en Zennewijnen. Oe heer F H. Nahuys, predikant te Bieselinge, eeft het beroep naar de hervormde gemeente te Hengelo (classis Zntfen), in afwachting der vereischte goedkeu vlug, aangenomen en voor dat naar Genemuiden bedankt. Het provinciaal kerkbestuur van Zeeland heeft uan den heer W. van Elden, op zijn verzoek, eervol ont- 8 ag verleend als predikant te 's Heerenhoek, in te gaan *uct 1 April e. k. Kerkelijke cour.) Marine en leger. Met den eersten April aanstaande wordt de luitenant er zee van de le klasse J. A. Baart de la Faille geplaatst aan hoord van Zr. Ms. wachtschip te Willemsoord. De luitenant ter zee van de 2c klasse S.Kraijenhoff ^an Leur, laatst behoord hebbende tot het eskader in °st Indië en onlangs van daart eruggekeerd, is, te reke- en met den 9 dezer, op non-activiteit gebracht. Rechtszaken. Het provinciaal gerechtshof in Zeeland heeft heden uit spraak gedaan in de zaak van Pieter Goudzwaard, arbeider te Nieuwerkerk, beschuldigd van poging tot moedwil- ligen doodslag, welke poging, door uiterlijke daden gebleken en tot een begin van uitvoering overgeslagen, niet dan door toevallige en van den wil des daders onaf hankelijke omstandigheden is verhinderd geworden, althans hare uitwerking heeft gemist. Men zal zich herinneren dat het openbaar ministerie de beschuldiging heeft volgehouden en de raadsman van den beklaagde de qualificatie van het feit bestreed, daar zijns inziens hier alleen sprake kan zijn van: het toebrengen van kwetsuren of slagen, waardoor ziekte of beletsel om te werken van meer dan twintig dagen is ontstaan. Het hof heeft o. a. als wettig bewezen aangenomen dat de beschuldigde niet slechts twee slagen, zooals hij heeft opgegeven, maar al de verwondingen aan Hubrecht Bal heeft toegebracht, doch tegelijkertijd aangenomen dat ten aanzien van den wil des daders om den gewonden persoon het leven te benemen alle bewijs volstrektelijk faalt. Op dezen grond is het feit, getoetst aan de verschil lende als bewezen aangenomen omstandigheden, thans gequalificeerdhet moedwillig toebrengen van kwetsuren, uit welke gewelddadigheid eene ziekte en beletsel van te werken is ontstaan van meer dan twintig dagen. Naar aanleiding van art. 309 van het wetboek van strafrecht, art. 14 2°. der wet van 29 Juni 1854 (Staats blad no. 102), art. 207, le lid, van het wetboek van straf vordering, art. 52 van dat van strafrecht en art. 216 van dat van strafvordering, heeft het hof den beschuldigde aan het hierboven gequalificeerde feit schuldig verklaard en veroordeeld tot eene correctioneele gevangenisstraf voor den tijd van vijfjaren, alsmede in de kosten van het proces. Den 1 Maart jl. vervoegde zich eene jufvrouw in den galanterie- en speelgoedwinkel van den heerj.II. Schenk alhier. Zij vertelde dat zij uit Veere kwam en naar Vlis- singen ging. Middelerwijl kocht zij een doosje met kegeltjes, ter waarde van zeven cent, tot betaling waar van zij een 25-centstuk aanbood. De heer Schenk, geen centen genoeg in de lade hebbende,/ging naar binnen om die te halen, keerde een oogenblik later terug en stelde het noodige geld aan de jufvrouwter hand, waarna deze zich verwijderde. Weinige oogenblikken later ver miste de heer Schenk een stnk zeep, waaraan bij reeds niet meer dacht, toen hij achtereenvolgens nog een spel denkussen, een elletje en een paar goudsteenen man chetknoopjes miste. Niet ter wille dezer voorwerpen, maar gedreven door angst dat wellicht dingen van waarde evenzeer waren weggenomen, besloot hij dadelijk te trachten de bezoekster, die zoo even zijn winkel ver laten had en die hij nu van den diefstal verdacht, op te sporen. Hij ging mitsdien naar de politie, maar deze kon hem geen hulp verleenen. Hij herinnerde zich echter dat de vrouw gezegd had naar Vlissingen tegaan, kreeg van tijd tot tijd een bevestigend antwoord op zijne vragen aan ver schillende personen, of zij niet eene jufvrouw zooals hij beschreef hadden ontmoet, en ging mitsdien zelf den weg naar Vlissingen op. Tusschen den Kleinen Abeele en Oost-Souburg zag hij den op surveillance zijnde, te Vlissingen gestationeerden rijksveldwachter L. Bakker, dien hij riep en het gebeurde verhaalde. Bakker ver haastte onmiddellijk zijne schreden en haalde de aange duide jufvrouw in. Deze zeide genaamd te zijn Maria Elisabeth Bartel, dienstmeid te Veere, en het voornemen te hebben over acht dagen naar Friesland te vertrekken. Aanvankelijk ontkende zij in den winkel van den heer Schenk geweest te zijn; later bekende zij echtereen stuk reukzeep ontvreemd te hebben, en eindelijk dat zij de bovengenoemde voorwerpen waarvan zij er echter éen verloren had alle tot zich had genomen. Een proces-verbaal was van een en ander het onver mijdelijk gevolg. Naar aanleiding daarvan werd Maria Elizabeth Bartel tegen 11. Donderdag ter terechtzitting der arrondissements-rechtbank alhier gedagvaard, waar zij evenwel niet verscheen. De zaak werd mitsdien bij verstek behandeld. Het openbaar ministerie requireerde schuldigverklaring der beklaagde aan eenvoudigen dief stal en hare veroordeeling tot gevangenisstraf van drie maanden, in eenzame opsluiting te ondergaan, alsmede in de kosten. De rechtbank heeft haar bij verstek schuldig verklaard aan eenvoudigen diefstal en veroordeeld tot éene maand gevangenisstraf. Schuldigverklaring aan diefstal door een loonbediende ten nadeele van zijn meester werd door de rechtbank uitgesproken tegen Pieternella Catbarina Dobbelaar, oud 30 jaren,dienstbode bij den heer J. H. Scheuk alhier, bij wien zij een loon van f 48 'sjaars, alsmede kost en inwoning genoot. Deze beklaagde heeft, na reeds vroeger door haar meester herhaaldelijk ernstig onderhonden te zijn, in de maanden Februari en Maart jl. op onderschei dene tijdstippen, telkens des morgens, uit eene onge sloten lade in den winkel eenig geld, bestaande uit dubbeltjes en centen, ontvreemd. De heer Schenk sprak hierover met den commissaris van politie, doch ver klaarde dat hij het meisje niet ongelukkig wilde maken. Het door de justitie ingesteld onderzoek deed haar echter als de daderes kennen en bracht baar dus voor de recht bank, waar zij zeer ontroerd alles bekende. Het openbaar ministerie requireerde veroordeeling tot drie maanden eenzame opsluiting. De rechtbank veroordeelde haar tot eenzame opsluiting voor den tijd van zes weken. L. Brasser, 58 jaren, dijkwerker te Westkapelle, ver scheen mede ter terechtzitting van jl. Donderdag, beklaagd: 1°. dat hij den 23 Februari jl. eenig door Johanna de Pagter op den zeedijk gesprokkeld hout ten nadeele van deze weg nam en zich toegeëigend heeft; en 2°. dat hij, toen die vrouw haar eigendom terug wilde nemen, haar een stoot heeft gegeven, zoodat zij op het krammat viel. De beklaagde ontkende het feit en ver klaarde dat de beide gehoorde getuigen onwaarheid spraken en een valschen eed hadden gedaan. De voor zitter maande hem tot voorzichtigheid aan, doch hij volhardde bij zijne ontkentenis. Dat die ontkentenis hem echter niet baten mocht bleek uit het vonnis der rechtbank, die hem namelijk schuldig verklaarde en ver oordeelde tot eene maand gevangenisstraf en in de kosten. Vijf dagen gevangenisstraf en betaling der kosten werd mede, bij verstek, opgelegd aan Fictolia Sophia de But, te IJzendijke, wegens het toebrengen van slagen en kwetsuren. Barbara Klant, wed. W. Slabbe, 61 jaren, en Pieter nella ltonwense, wed. Lievense, 60 jaren, beide arbeid sters te Westkapelle, hadden den 23 Februari 11.gebedeld of zich in bedelende houding vertoond en ieder van de vrouw van een landbouwer een halve cent gekregen. Beide waren te dier zake voorde rechtbank gedagvaard, doch ontkenden gevraagd te hebben. De tweede be klaagde werd opmerkzaam gemaakt dat zij vroeger reeds wegens bedelarij gevangen heeft gezeten. Het ko.-tte haar echter, naar het scheen, veel moeite om zich dit te herinneren. De rechtbank verklaarde beide schuldig aan bedelarij in verbinding en veroordeelde haar tot zes dagen gevan genisstraf en, voor zooveel de tweede beklaagde betreft, tot opzeuding naar een bedelaarsgesticht of werkhuis na het einde van haren straftijd. Dezelfde qualificatie werd gegeven aan het feit, ge pleegd door Jan Willeboordse, oud 19 jaren, en Daniël Willeboordse, oud 14 jaren, beide wonende ie Westka pelle, die zich den 17 Februari 11. te zamen met een bedelbrief hadden vervoegd bij een landbouwer te Aagte- kerke, ten einde ondersteuning te verkrijgen voor hun vader, die naar zij zeiden sinds driejaren sukkelde. Te voren was hun dit bedelen reeds verboden.De recht bank veroordeelde hen ieder tot éen dag gevangenis straf.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 1