Öuitmlcmö.
hem sedert lang aan zijn lot overgelaten, en Home woont
nu te Londen, zonder juist al te zeer met rijkdom bela
den te zijn. Hij is dus nu voornemens eene andere
betrekking te gaan waarnemen, en volgens het Athe-
naeum zal bij het tooneel betreden bij de wederopvoering
van Hendrik VIII.
Men leest in de Tijd: „Vóór eenigen tijd is door de
Bien Public van Gend gemeld, welk bericht een aantal
Nederlandsche bladen hebben overgenomen, dat er bij
eenige catholieken aan gedacht werd om een Neêrlandsch-
Belgisch bataillon zouaven op te richten, waarvan het
onderhoud door vrijwillige bijdragen van Nederland en
België zou worden bekostigd. Thans vernemen wij van
goederhand, dat het daartoe strekkende voorstel te Rome
niet is aangenomen. Zijne eminentie de kardinaal
Antonelli meent, dat het thans gevormde leger van
Z. H. sterk genoeg is om de orde te handhaven, zoodat
zijne heiligheid, bij de offers in manschappen en geld,
die zich Nederland en Belgie opleggen, geene nieuwe
offers wil aannemen. Daaruit blijkt tevens, dat er geene
jongelieden meer naar Rome kunnen vertrekken, om
plaats te nemen ia de rij der zouaven dan voor zoover
er eenige noodig mochten zijn om de gelederen voltallig
te maken."
Aangezien van eene familie te Breda in de vorige
week drie dames plotseling zijn gestorven, was men alge
meen van gedachte, dat hiervan eene vergiftiging de
oorzaak moest zijn, hetgeen zich helaas heeft bewaarheid.
Men moet ingemaakte snijboonen, die van zelve vele
zoutdeelen bevatten, in een onvertinden koperen ketel
gekookt hebben en zonder iets kwaads te vermoeden,
daarin tot den volgenden dag hebben laten staan. Ten
gevolge daarvan is eerst de oudste, na er van genuttigd
te hebben, vervolgens de middelste en een dag later de
jongste der dames overleden. De dienstbode is mede nog
zeer ongesteld, doch zal wel in het leven behouden
worden. Zaterdag werden de twee laatste der zusters in
twee lijkkoetsen met de gewone stille plechtigheid naar
de protestantsche begraafplaats Zuijlen heengevoerd.
Dat onoplettendheid in het gebruiken van koperen vaat
werk noodlottige gevolgen kan hebben, is uit het boven
staande op nieuw gebleken. Handelsblad
Victor Hugo's Travailleurs de la raer zijn uit
gekomen. Volgens de voorrede hebbe men dit werk te
beschouwen als eene soort van trilogie vormende met
Notre-Dame de Paris en Les inisérables. Aan eene drie
ledige anankè zegt Hugo zijn wij menschen onder
worpen, t'onankt: des dogmesVunanke des lois, Vananke des
choses. In eerstgenoemd werk behandelde de schrijver
de eerste, in de Misérables de tweede, thans in Les
travailleurs de la uier de derde.
Eergisteren werd Hugo's werk te 12 uren te Parijs
bij de uitgevers verkrijgbaar gesteld en te 5 uren des
namiddags was geen enkel exemplaar meer over.
Uit Cinciuatti wordt van den 22 Februari gemeld,
dat dien ochtend eene vreesselijke ontploffing heeft
plaats gehad in de straat waar de bureaus van het West-
Virginia Journal gelegen zijn. De tegenstanders van dat
blad hebben getracht die bureanx door middel van een
helsch werktuig te doen in de lucht springen. Gelukkig
waren de redacteuren niet zeer matineus en dienten
gevolge de bureaux ledig.
Le courrier des Etats-Unis van den 21 Februari jl.
deelt het navolgende mede, waaruit men het parlemen
tair karakter in de VereenigdeStaten kan leeren kennen.
In de kamer der volksvertegenwoordigers te Nashville
ontstond een hevig geschil over een onderwerp dat aan
de orde was tusschen den president en een lid der ver
gadering, den beer Mullens. De president meende aan dat
geschil het best een einde te maken door den heer Mullens
allerlei scheldwoorden toe te voegen eu hem vervolgens
roet den ivoren presidents-bamer tegen het hoofd te slaan.
De heer Mullens geraakte hierover in zoodanige woede,
dat hij onmiddellijk een revolver uit den zak haalde, en
zeer zeker zou toen dat incident een allertreurigst einde
gehad hebben, ware het niet dat verschillende leden
tusschen beiden traden en den heer Mullens ontwapenden.
Meteorologische waarnemingen,
gedaan op 's rijks werf te Vlissingeu, des middags 2 uur.
Maart 1866.
Wind.
-
c
S"
4 Z. ZO. 1 754.7 5.4 0.88
5 N. NO. 2,5 75(i 2 5.7 i 0.69
fl!Z. t. O. 10 749.3! 6.5 0.64
7 Zw.t.Z. 10 744 6' 6.6 0.69
8 N.t.W.i 10 i 749.2! 5 0 0.85
9 No.t.N. 15 760 5, 6.2 0.74 i
10 No.t.N. 12 1769.1 4.0 0.84 I 5.80
1 cw
6 56
6.28
5 10
5 54
6.20
5.78
S
00
0.0
0.0
1.5
45
65
0.0
Aanmerkingen.
bewolkt betrokken,
bew. lichtbew. held.
helder bew. regen,
bewolkt betr. regen,
bewolkt betr. regen,
betrokken bewolkt,
bewolkt.
Verhoopingen en aanbestedingen.
Dinsdag jl. zijn te Vlissingen len verkoop aangeboden
1. Een huis en erve, staande in de Scherminkclstraat,
wijk A no. 105. Verkocht voor f 900. II. Een huis en
erve, mede aldaar, wijk A no. 114. Verkocht voor f 1000.
III. Een huis en erve, mede aldaar, wijk E no. 70. Ver
kocht voor /"1100. IV. Een huis en erve, staande in
den Koudenhoek, wijk L no. 51. Verkocht voor f 800.
V. Een huis en erve met stal en tuin in de Paarden
straat, wijk K no. 130/1. Verkocht voor f 3100.
VI. 1 bund. 29 roed. 40 ellen bouwland, gelegen onder
Vlissingen. Verkocht voor f 2625. VII. Een huis met
stal, staande te Oost-Souburg, no. 24. Verkocht voor
f 2515. VIII. 67 roed. 50 ellen bouwland, gelegen
onder West-Souburg. Verkocht voor f 1260.
Den 12 dezer is teEede aanbesteed bet bestraten
van 596 ellen weg, van den tol no. 5 tot de kom der
gemeente en een jaar onderhond; aangenomen door
F. Storme te Maldegem, voor f 3150.
Thermometerstand.
12Maart's av. 11 u. 42 gr.
13 'smorg.7 u.41gr.'smidd.l u.49gr.'sav. 11 u.39gr.
14 'smorg.7n.36 'smidd. 1 u. 41 gr.
Staten-generaal.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Maandag 12 Maart. Beraadslaging over
wetsontwerpen.
In de zitting der kamer is beraadslaagd 1. over het
wetsontwerp tot goedkeuring van sommige bepalingen
der overeenkomst van 7 December 1865 tusschen Neder
land en België, tot aanvulling van het handels- en scheep
vaartverdrag tusschen die beide staten van 12 Mei 1863;
naar aanleiding van bet eindverslag waarin gezegd
was, dat bij de behandeling dezer zaak in de Belgische
kamer op 21 Februari 11. door een der leden der kamer
eenige vragen tot den minister van buitenlandsche
zaken zijn gericht omtrent de afdamming der Ooster-
Schelde, die ten behoeve van den Zeemvsch Limbnrg-
schen spoorweg geschieden moet, en dat uit de mede-
deeling des ministers toen gebleken is, dat over die
afdamming thans onderhandelingen gevoerd worden
drong men op mcdedeeling van den tegenwoordigen
stand daarvan aan.
De beer van Eek constateerde, dat ook de opinie in
België is, dat de door ons te maken werken aan het Sloe
op zich zelve geen aanstoot kunnen geven, noch ten
aanzien der navigation, noch ten aanzien der navigabilité.
Ook met betrekking tot de Ooster-Scbelde is, met bet oog
op de navigationgeen bezwaar, maar vreesde men alleen
dat de afdamming der Ooster-Schelde nadeel zon toe
brengen aan den diepgang derWe Jer-Schelde. Naar het
geen hij echter vernomen heeft, zijn de deskundigen
bet niet eens, dat die afdamming nadeel zal doen aan den
diepgang voor Antwerpen. Hij noemde daarom de hou
ding van den minister Rogier niet vriendschappelijk, die,
terwijl de zaak nog in behandeling is, durtde zeggen,
dat België jegens Nederland niet zonder wapenen is,
omdat het jaarlijks 4 ton aan Nederland te betalen heeft,
die men wel eens kon inhouden. Tusschen die betaling
en de afdamming der Ooster-Schelde bestaat bovendien
geen verband. België wordt daardoor niet gegriefd in
een der voordeelen bij het tractaat van 1839 verbonden.
Welk recht heeft België dan ons te beletten werken te
maken op ons territoir, al mocht het zijn dat daardoor
eenig nadeel aan België mocht worden toegebracht. Er
is door ons voldaan aan de bepalingen van het tractaat,
verder is door ons niet te zorgen voor de diepte der
Schelde voor Antwerpen. Hij wenschte echter mededee-
ling der stukken met betrekking tot de gevoerde onder
handelingen, zoodra bet onderzoek zal zijn afgeloopen.
Ook de heer J. K. van Goltstein toonde aan, dat uit
het scheidings-tractaat bet recht voor Nederland ont
stond, om de werken aan de Schelde aan te leggen, mits
zorgende voor behoorlijke waterwegen; Nederland moet
slechts zorgen de gunstige stelling die het inneemt, te
handhaven. En men mocht verwachten, dat het liberale
Belgische bewind met Nederland zou instemmen, waar
het geld het tot stand brengen van een groot openbaar
werk; het tegendeel schijnt echter waar te zijn. Wat de
overeenkomst zelve aanging, meende spieker dat ze
overtollig was, en dat er geen reden bestond om aan
België groote concessiën te doen.
De heer de Kanter ondersteunde geheel bet gevoelen
van den heer van Eek. Hij kon echter niet gelooven,
dat bet Belgische gouvernement in ernst beweerde, dat
Nederland onbevoegd zou zijn de bewuste werken aan
te leggen.
De minister van buitenlandsche zaken erkende dat
de jongste discussie in de Belgische kamer geen gunsti-
gen indruk op de regeering heeft gemaakt en dat het
volstrekt niet kan opgaan, om wegens den aanleg der
werken, de betaling der 4 ton te weigeren. Hij wees er
op dat de deskundigen zeer in gevoelen verschillen; er
zijn er zelfs die beweren, dat die werken voor België
voordeelig zijn. Het bezwaar voor de scheepvaart, door
België aangevoerd, was ongegrond, daar Nederland veel
meer belang heeft bij een goeden waterweg dan België,
en ons gouvernement derhalve niets zal doen om dat
belang te krenken. De minister oordeelde echter eene
langere discussie ongeraden, maar bestreed de zienswijs,
dat aan België bij dit tractaat meer geschonken werd
dan noodig is.
Wat de rechts-bevoegdheid van vreemde naamlooze
vennootschappen betreft, verklaarde de minister dat de
hooge raad spoedig de qnaestie zal beslissen, maar dat,
afgescheiden van die beslissing, de regeering door inter
nationale regelen in die zaak zal voorzien.
Bij die gelegenheid vroeg de heer de Bieberstein naar
den stand der beurzenstichtingen in België.
De heer van Heiden stelde voor de discussie over het
tractaat uit te stellen tot na het paasch reces, waartegen
de minister zich verzette, omdat dit uitstel België aan
stoot zou geven, en een geheel verkeerden indruk maken
zou. Van groote concessiën aan België kon geen sprake
zijn, daar waar het slechts geldt eene geringe verminde
ring van patent-betaling, door de Belgische handelsrei
zigers te voldoen.
De heer van Eek bestreed mede het uitstel. Als be
dreiging kon het niet dienen, daar het hier een zaak
van te gering bedrag betrof. Zoo België de vier ton
weigerde te betalen, zou Nederland andere middelen
moeten doen gelden, dan de verwerping van dit tractaat,
dat een gevolg zou zijn van het uitstel.
Verschillende leden en de ministers van buitenlandsche
zaken en van financiën bestreden daarna de motie tot
uitstel. Zij hielden vol, dat een protest onzerzijds tegen
de woorden van den heer Rogier voldoende was, om onze
eer te handhaven, hetgeen trouwens aan de regeering
kan worden overgelaten, en dat het uitstel der discussie
de thans gevoerd wordende onderhandelingen slechts
zon belemmeren en vertragen.
De regeering heeft voor het overige aan België haar
leedwezen en verwondering over het gesprokene in
de Belgische kamer medegedeeld.
De motie werd hierop verworpen met 35 tegen 14
stemmen. Voor stemden de heeren Simons, van Heiden
Reinestein. Hoffman, W. van Goltstein, Hoekwater,
J. K. van Goltstein, de Bratuv, van Voorthuysen, Begram,
van Foreest, Schimmeipenninck, Lyeklama, Wintgens
en van Znyien van Nyevelt.
Het tractaat zelf werd aangenomen met 48 stemmen
tegen 1, van den beer Hoffman.
Daarna is aangenomen het wetsontwerp tot verhooging
van hoofdstuk 111 B der staatsbegrooting voor 1865.
Bij die gelegenheid kwam de beer van Kerkwijk op
tegen de verkeerde uitlegging aan de artt. 30 en 31 der
pensioenwet gegeven, waardoor ministers, die lid van
den raad van state worden, nog een gedeelte van hun
pensioen genieten, boven hun tractement.
Algemeen overzicht.
Uit Parijs wordt gemeld dat de conferentie heden eene
tweede zitting zou hondeD. Daar de verschillende verte
genwoordigers, als naar gewoonte, elkander geheimhou
ding hebben beloofd, is er een ruim veld geopend voor
gissingen en voorspellingen. Een der te behandelen
hoofdvragen zal natuurlijk de qnaestie der vereeniging
of afscheiding van de beide Donau-vorstendommen wezen,
doch in de allereerste plaats zullen de mogendheden
haar gevoelen hebben te uiten omtrent de vraag of men
thans de qnaestie der Donau-vorstendommen zal trachten
optelossen, dan wel, gelijk in 1858, weder eeue regeling
tot stand brengen, waaraan reeds a priori alle duurzaam
heid moet worden ontzegd. Indien men de Donau-
vorstendomipen voor het. vervolg niet wil vrijwaren voor
den alles ondermijnenden invloed van Turkije, Rusland
en Oostenrijk; indien men het opperleenheerschap van
den sultan blijft handhaven; indien de tot zoovele kui
perijen en intriges aanleiding gevende instelling der
voor het leven door de bevolking te verkiezen eu door
de regeering te Coustantinopelte bevestigen inlandsche
hospodars wordt behouden, dan zal de in 1866 te sluiten
conventie weder tot geene definitieve beslissing van het
vraagstuk leiden. Zoo lang men aan het tusschen Donau
en Pruth gelegen overschot van het vroegere Romaan-
sche rijk geene volledige onafhankelijkheid zal verkiezen
toe te kennen onder een vreemden erfelijken vorst, is
aan geene definitieve regeling dezer qnaestie te denken.
Vergeten wij trouwens niet dat dergelijke regeling o. a.
door de Russische regeering volstrekt niet gewenscht
wordt, wier belang het medebrengt om Bosnië, Servië,
Moldavië, Wallachijë, in een toestand van voortdurende
verwarring en krachteloosheid te houden en alzoo den
reeds zoo bouwvalligen scheidsmuur tusschen haar en
Turkije steeds te verzwakken.
Ouder de hiervoren bedoelde gissingen en voorspel
lingen, waartoe de qnaestie der hertogdommen aanleiding
geeft, behoort ook die, dat Venetië, aan Italië te schen
ken, door Oostenrijk zou kunnen worden verruild voor
Moldavië en Wallachijë. In deze combinatie verklaart
het Vaterland, een orgaan van den heer von Bismarck,
genoegen te willen nemen indien Oostenrijk dan ook ten
opzichte zijner Duitsche provinciën tot eenige conces
siën overging. Welke groote bezwaren tegen de
verwezenlijking van dergelijken politieken droom ook
mogen bestaan, moet men toch erkennen dat die combi
natie wel te huis behoort in onze dagen, waarin het
verruilen, verkoopen en verkwanselen van gewesten op
internationaal gebied niet vreemd meer is te noemen.
Te Bucbarest wordt behalve de reeds genoemde bui
tenlandsche candidaten voor den bospodar-troon, de
hertog van Leuchtenberg en prins Luciën Murat, ook
genoemd prins Alexander van Hessen-Darmstadt.
In het Engelsch lagerhuis is thans eindelijk het wets
ontwerp tot hervorming van het kiesstelsel door het
ministerie ingediend. Volgens de korte opgave, welke
wij daaromtrent in de dagbladen aantreffen wordt het
stemrecht daarbij op zoodanige wijze uitgebreid, dat bet
aantal kiezers wordt verdubbeld. Aan de tory-partij
wordt door verschillende Engelsche liberale dagbladen
het plan toegedicht om zich niet te verzetten tegen de
eerste lezing van het wetsontwerp, maar voorts bij de
hervatting van de zitting na de paasehvacantie alle
krachten te verzamelen tot het leveren van een beslis-
senden slag tegen hot ministerie.
De met zeer veel belangstelling verwachte beraad
slagingen in het Fransch wetgevend lichaam omtrent
het bekend amendement van de zes en veertig leden der
meerderheid, waarbij op het verleenen van meerdere
vrijheden wordt aangedrongen, zullen waarschijnlijk
morgen of overmorgen plaats hebben. Van de zijde der
regeering zal de heer Rouher het woord voeren en eene
zeer uitgebreide rede uitspreken.
Eergisteren heeft de Spaanscbe regeering bij monde
van een der ministers in de cortes medegedeeld dat de