middelburgsche
COURANT.
s- 31.
Zaterdag
186G.
24 Februari.
©inttettlanö.
Editie van Vrijdag avond 8 uren.
I.
De Commissaris des Konings in de provincie Zeeland,
Maakt bekend, dat eene buitengewone vergadering der
8taten van dit gewest zal geopend worden op Woensdag
den 28 dezer, des avonds ten zes nre, in de daarvoor
bestemde zaal in de Abdij te Middelburg, en dat de toe-
fngtot die zaal voor bet publiek zal zijn door de deur
ter zijde van het gebouw der Concertzaal op de Groen
markt aldaar.
Middelburg, den 22 Februarij 1866.
De commissaris des konings voornoemd,
R. W. VAN LIJNDEN.
Middelbars 23 Februari.
NOG EEN WOORD OVER ONZE ACCIJNSQUAESTIE.
De strijd over het belastingstelsel onzer gemeente zal
na weldra in het hoogste ressort worden beslist. De
tweede kamer, tegen den 27 dezer bijeengeroepen, zal
do 48 haar aangeboden wetsontwerpen spoedig in behan
deling nemen, en van haar oordeel zal het derhalve ook
grootendeels afhangen of in Middelburg vooreerst nog
accijnsen zullen mogen geheven worden. Aan voorlich
ting ontbreeat het de tweede kamer niet, want verschil-
en e eschonwmgen zijn haar voorgelegd. Zij heeft ter
eene zijde het voorstel der regeering en het adres van
en gemeenteraad, aan de andere zijde het adres van 282
ingezetenen van Middelburg.
Het is te hopen dat de kamer de verschillende stnkken
met nauwgezetheid zal overwegen en dat de interpellatiën
omtrent de oorzaak der ministerieele crisis, die zeker te
wachten zijn, niet te zeer de aandacht van dit ontwerp
zullen afleiden.
Zooals men zich herinneren zal heeft hetadres, waarbij
die ingezetenen verzoeken de ingediende uitzonderings
wet niet goed te keuren, den raad genoopt eenige stnkken
betrekkelijk het financiewezen onzer gemeente insgelijks
aan de tweede kamer over te leggen, stukken welke,
door de welsprekendheid der daarin opgenomen cijfers,
de kamer van de gegrondheid van het gevoelen van den
gemeenteraad moeten overtuigen.
Over die cijfers zelve spreken wij later.
Eerst moeten wij een blik slaan op het adres van den
raad, hetwelk de genoemde stukken vergezelt. De raad
bepaalt zich daarin tot opmerkingen, waaruit de onge
grondheid der stellingen van het adres der ingezetenen
Wijken zal.
Vooraf wordt echter vermeld, dat thans gebleken is
at van de 15 leden die tegenwoordig waren bij hpt
nemen van het besluit om de genoemde stukken aan de
tweede kamer op te zenden, 13 de heffing van den accijns
op het gemaal voortdurend noodig achten.
°^en deze verklaring hebben wij geen bezwaar.
e.en. moeten wij opmerken dat zij niets verandert aan
e juistheid der in het adres voorkomende bewering,
dat het besluit om voor Middelburg een uitzonderings
wet te verzoeken, bij afwezigheid van 8 leden, genomen
was met 8 stemmen tegen êen.
Omtrent de beweegredenen van den raad, die niet
zouden bestaan in ingenomenheid met accijnsen, wordt
door hem naar de stukken zelve verwezen. Echter lezen
wij weinige regels later een daarop betrekking heb
benden volzin, welken wij letterlijk afschrijven.
„Het gold hier alleen de vraag: of voor Middelburg
•jzondcre omstandigheden bestaan, waarom van dien
fegel [de bij art. 241 van de gewijzigde gemeentewet
gestelde] behoort te worden afgeweken en die omstandig-
e cn heeft de raad in de eerste plaats gevonden in het
ooge bedrag, in evenredigheid met het belastbaar
in -omen der ingezetenen, voor de directe belasting
le, negers de belangrijke uitgaven door de bijzondere
gesteldheid der stad vereischt, geheven zou moeten
worden."
In dezen ten koste der duidelijkheid samengedrongen
volzin liggen de volgende stellingen opgesloten.
1. De directe belastingen, die bij afschaffing van de
accijnsen zouden moeten geheven worden, zijn hoog in
evenredigheid tot het belastbaar inkomen deringezetenen.
2. Dat hooge bedrag wordt vereischt door de bijzon
dere gesteldheid der stad.
3. In deze beide stellingen liggen de gronden waarom
van de bij art. 241 der wet van 29 Juli gestelde regelen
behoort te worden afgeweken.
De oorzaak tot het besluit van den gemeenteraad ligt
dus niet in ingenomenheid mei. accijnsen, maar in de
hier opgenoemde als axioma's aangenomen uitspraken.
Laat ons nu zien of deze uitspraken den toets eener
nadere beschouwing kunnen doorstaan. Zoo niet, dan
ontvalt aan den gemeenteraad voor zijn verzoek ook
dezen en alzoo eiken grond.
Wij meenen reeds dadelijk de eerste stelling te mogen
bestrijden, nl. deze: dat de directe belastingen die zou
den moeten worden ingevoerd, hoog zouden zijn in
evenredigheid tot het belastbaar inkomen
der ingezetenen.
En hier staan wij reeds dadelijk tegenover een feit
hetwelk de geheele redenering van den Middelburgschen
gemeenteraad in deD hartader treft, 't Is nl. het feit, door
den gemeenteraad niet tegen te spreken, en door nie
mand tegen te spreken, dat de gezamenlijke ingezetenen
ruim 50,000 minder zullen behoeven op te brengen dan
tot nu het geval was.
Maar nu kon het zijn dat de gemeentebelastingen in
Middelburg hoog zijn en, niettegenstaande deze tege
moetkoming, hoog zullen blijven.
En in die onderstelling ligt vooreen gedeelte waarheid.
Ja, hoog zijn onze belastingen zeker. Wij hebben het meer
dan eens zelve gezegd. UitvosBjg-.hcbb^n. wij het aange
toond in ons nommer van 29 Sept. 1863, en wij herbalen
het bij deze: de belastingen zijn hoog. Zij zijn hoog in
verhouding tot het zielental; ze zijn hoog in vergelijking
mot die van andere gemeenten; maar niet hoog zijn zij
juist in verhouding tot het belastbaar inkomen der inge
zetenen. En bij de uitkeering door het rijk van ruim
50,000 zullen zij dit natuurlijk nog minder zijn.
Wij beroepen ons ten deze op de algemeene bekend
heid dat er in Middelburg, zooals men zich gewoonlijk
uitdrukt, „zeer veel geld zit." Nu achten wij daarop wel
wat af te dingen. Geld en geld, is betrekkelijk. Ook in
dit opzicht, als in sommige andere, steunt mogelijk de
reputatie der stad grootendeels op traditie. Wat vroeger
een groot fortuin mocht heeten, is nu slechts een middel
matig kapitaaltje. Buitendien zijn vele kapitalen in den
laatstee tijd nog al tamelijk gesplitst. Wij zijn dus de
eerste om te erkennen dat men kolossale rijkdommen in
Middelburg niet zoeken moet. Maar wij weten tevens, en
ieder die hier geen vreemdeling is weet dit evenzeer,
dat het getal der middelmatige fortuinen dat van de
meeste plaatsen, die in bevolking onze gemeente nabij
komen, verre overtreft.
Men vergelijke b. v. Middelburg met zijn bijna 16000
inwoners in dit opzicht eens bij Deventer met ruim
16000, Tilburg met nagenoeg 16000, den Helder met
rnim 15000, Gouda met ruim 14700 zielen, en men zal
niet veel hebben in te brengen tegen onze bewering,
dat de gemeentebelastingen van Middelburg, hoe hoog
ze ook zijn in verhouding tot het zielental, in verhouding
tot het uiterlijk aanzien der stad, in verhouding tot wat
men ook noemen wil, juist niet hoog zijn in verband
met het belastbaar inkomen der ingezetenen. Omtrent
den meerderen of minderen druk dien zij teweegbrengen
hangt echter, natuurlijk, alles af van de wijze waarop zij
verdeeld worden.
Wij gaan nu over tot de tweede stelling, dat het hooge
bedrag der belastingen wordt vereischt door de bijzon
dere gesteldheid der stad. En hier bevinden wij ons
eenigermate voor een slagboom, dien wij niet zoo gemak
kelijk kunnen opheffen. In welk opzicht, zoo vragen wij
ons af, is het dan toch met onze stad zoo bijzonder
gesteld. Men spreekt wel eens van geographische ge
steldheid, van atmospherische gesteldheid enz., maar
zoo iets is hier blijkbaar de bedoeling niet, want we
hebben slechts te denken aan een gesteldheid die
veel geld kost.
Wij gelooven dat het raadsel niet anders is op te los
sen dan door aan te nemen dat men hier het oog heeft
op het onderhoud onzer bruggen, kaai- en sluismuren
(dat van de haven- en kanaalwerken zal door de uitvoe
ring der ontworpen rijkswerken grootendeels of geheel
vervallen). Zeker, deze vorderen vrij aanzienlijke uit
gaven. Maar zijn zij toch wel van dien aard dat men op
grond daarvan een uitzonderingswet mag begeeren?
Op de begrooting voor 1863 komen zij voor tot een
bedrag van 4,517op die voor 1864 tot f 1,750; op die
voor 1865 tot 1,760 en op die voor 1866 tot 9,859.
Men moet hierbij voorts wel in aanmerking nemen dat
zij, bij de voltooiing van de ontworpen kanaalwerken,
door den gelijkmatigen waterstand, veel minder onder
houd zullen eischen.
Waar de gestelde premissen alzoo vervallen zijn, ver
valt natuurlijk ook de conclusie, en wij zoeken dus te
vergeefs wat er overblijft van den opgegeven grond voor
de begeerte naar een uitzonderingswet-, welke niet is
ingenomenheid met accijnsen.
Bovendien rijst hier de vraag of de stellers van het
adres van den gemeenteraad niet zelve twijfel verraden
omtrent hunne vrij apodictische uitspraken, wanneer
zij een weinig later doen volgen:
„Wat derhalve alleen behoort te worden onderzocht is
of de raad niet dwaalt in zijne beoordeeling van het
ondragelijke eener directe belasting, zooals die zou
moeten worden geheven. Dit hangt af van de beant
woording der vragenwelk bedrag is er noodig voor de
behoeften van Middelburg? Hoe groot is het belastbaar
vermogen der ingezetenen
Bij de hierop volgende uitvoerige beschouwing en
becijfering, waarover wij later in bijzonderheden zullen
treden, blijft de beantwoording der eerste vraag zoo wat
in het midden, en op de tweede is mede het antwoord
zeer weinig positief.
Er wordt zelfs beweerd dat de gemeenteraad zich
vleit dat de inkomsten bij de nieuwe regeling, die men
wensebt in te voeren, grooter zal blijken te zijn dan toen
de hoofdelijke omslag vroeger over alle inkomsten boven
de f 300 werd geheven en wij zijn het hier met de
stellers volkomen eens maar aan de andere zijde zou
den zij en hier verschillen wij weder met hen in
gevoelen het toch zeer onvoorzichtig achten op een
zóo groot verschil te rekenen dat dit van gewichtigen
invloed zou zijn op de te heffen percenten.
Zij nemen dus de ƒ94,000 zuiver of 103,400 onzuiver
die zouden moeten omgeslagen worden, berekend over
de 2,636,150 die men als het belastbaar inkomen blijft
aannemen, en dan verkrijgt men 3,9 percent van het
gemiddeld inkomen in elke klasse, zoo men wordt
hier bijgevoegd althans de toevlucht niet
neemt tot eene progressistische belasting.
Een vreemd verschijnsel heeft zich echter te dien
opzichte voorgedaan, want terwijl de raad hier eene
progressistische belasting als eene af te keuren toevlucht
voorstelt, is zij er in de zitting van 29 December jl.
zonder eenigen aandrang van buiten met algemeene
stemmen (d. i. 15, want twee leden waren destijds afwe
zig) toe overgegaan.
We staan dusdit zij inliet voorbijgaan opgemerkt
hier voor eene handelwijze die ons ten eenenmale onver
klaarbaar voorkomt.
Men erkent echter, en weder zeer terecht, dat een ge
deelte der vereischte som door opcenten op de perso-
neele belasting zon kunnen gevonden worden. En nu
geeft men tweeërlei middel aan de hand: het heffen van
een hoofdelijken omslag zuiver ƒ55,000, gelijkstaande
met 2,3 percent en 100 opcenten op de personeele belas
ting, of hoofdelijken omslag van ƒ81,000, gelijkstaande
met 3jj percent en opvoering van den hoofdei, omslag
tot 50.
Beide berekeningen komen ons zeer uitvoerbaar voor.
Maar de gemeenteraad zegt neen: het eerste zou telenr-
stelling baren, het tweede zou te zeer drukken niet op