middelburgsche COURANT. N°- 27. Zaterdag 17 Februari. 1866. Editie van Vrijdag avond 8 uren. Middelburg 16 Februari. Hetgeen den 8 dezer in de Belgische kamer van afge vaardigden omtrent de afdamming der Ooster-Schelde gezegd is, vinden wij in bet officieel verslag der zitting aldus vermeld .He heer Jacobs. Mijne heeren, verleden jaar heb ik j de behandeling van het budget van openbare werken eene quaestie opgeworpen, die in geen enkel opzicht in belangrijkheid voor eenige audere onderdoet; het is na melijk de afdamming der Oo3ter-Schelde, welke door het derlandsch gouvernement wordt uitgevoerd. Ik had de eer vrij breedvoerig aan de kamer uit te Ieggen waarin dat. werk, hetwelk de eilanden Walcheren Zuid-Beveland met den vasten wal moet vereenigen, bestaat, waardoor voor altijd de beide monden der Schelde worden gescheiden, door middel van eene afdamming, en wel met het doel om de stad Vlissingen te verbinden aan het net der Nederlandsche spoorwegen. Ik heb herinnerd dat, zoodra dit voornemen bekend werd, het gouvernement eene commissie heeft benoemd ie zich met kracht heeft uitgesproken tegen dit werk, verklarende dat het recht en de plicht van België vor- er en om zich daartegen met alle macht te verzetten, n in erdaad, niet alleen zon de binnenlandsche tpr^e°r|aart n'e'mfer met de tegenwoordige voordeelen paai gaan, dit i3 het ondergeschikte pnnt der quaes- ie; naai itceieen weet, dat een werk zoo belangrijk als net insluiten van eene riviermond, in den loop van het vaatwater onberekenbare veranderingen kan teweeg brengen. ij hebben reeds vrij ernstige-vrees voor de Schelde zooals zij bestaat, tengevolge van de aftappingen die zr heeft ondergaan. Tegenwoordig zijn wij evenwel nog in het bezit van een stroom die aan de grootste scheepvaart voldoet. Maar niemand kan de gevolgen, welke de afsluiting van een mond der rivier hebben kan, voorspellen. Het gouvernement heeft mij verleden jaar geantwoord en wel bij monde van den minister van buitenlandsche za -en en van den minister van openbare werken, dat het a zijne zorgen zal wijden aan dat onderwerp; dat tus- bc en België en Nederland onderhandeld wordt; einde- Q at eene nieuwe commissie dit belangrijke pnnt zou onderzoeken. Ik vraag wat er gedaan is tnsschen de beide zittingen oeverre is de onderhandeling gevorderd hoe staat het met het werk der commissie? In de vergadering van de tweede kamer der staten- generaal van den 9 Januari 1865 heeft de minister orbecke, antwoordende op de interpellatie van een a gevaaidigde, den heer van Swinderen, gesproken over e a atnming en over de beweging welke daardoor in België is ontstaan. van1'!) he®? 'Jer'nner(I det bet voornemen dagteekende on Hj'I van Napoleon I, dat het werd hervat door oning VniecQj doch dat de revolutie van 1830 er het onderzoek van had afgebroken. ït is juist, maar nimmer heeft in dien tijd het voor nemen er afdamming aanleiding gegeven tot eene ernstige studie, tot eene nauwgezette enquête omtrent Vi111^ 6n ^evaren welke zij verwachten doet. e eei fhorbecke heett het verdrag van 1839 inge- roepen en het recht hetwelk het aan Holland toekent, a oo - i e gevolgen van het werk voor België kunnen Tk I' v!"1 e "Hvoering van het voornemen voort te zetten, v ,e ,^e'e^enbeid gehad, in mijn redevoering van het °rVe -,aar' om dat beweren van den Nederlandschen ep'n'ri'6' i*0 wederleggen. Hij heeft geantwoord dat ei kundigste ingenieurs van de afdeeling voor epUkf0nuen we*>en> de heer Klimmer, de aanslibbin- tie"1 61 de eensdeels aan de te aanzienlijke deriva tie S'a" ei(^ft;'s aan onvoldoende indijking van de oevers i nviur in de richting harer monding toeschreef. et ls waar, de heer Kummer heeft de tegenwoordige toestand van de Schelde toegeschreven aan die twee oorzaken; maar hij heeft zich wel gewacht te verkla ren dat de afdamming van de Ooster Schelde geene nadeelige gevolgen zou kunnen hebben voor de bevaar baarheid der rivier. De quaestie is in haar geheel; noch het ontwerp van Napoleon I, noch het verdrag van 1839, noch de heer Kummer beslissen haar in het voordeel van Nederland. Indien mijne informatiën juist zijn, deelt de tegen woordige kommissie het advies van die van 1849, en gelooft zij, even als deze, dat de gevolgen van dit reus achtig werk zeer nadeelig zouden kunnen zijn voor België. Ik verzoek dan aan den minister van openbare werken deze levensqnaestie voor de haven van Antwerpen niet uit het oog te verliezen, en ik verzoek hem aan de kamer bekend te maken hoeverre de commissie met haar werk gevorderd is en hoe het roet de diplomatieke onderhan delingen staat De heer Vanderstichelen, minister van openbare wer ken. Het departement van openbare werken is alleen in deze quaestie uit een zuiver technisch oogpunt tusscbenbeide gekomen. Dat departement vooral heeft op de instelling der verschillende commissiën aange drongen die zich met deze belangrijke zaak hebben bezig gehouden. Ik weet dat de laatste commissie, die waarvan de geachte afgevaardigde Jacobs gesproken heeft, als haar gevoelen heeft te kennen gegeven dat de passage van de Wester- Schelde, althans in sommige gevallen ernstige gevaren zou kunnen opleveren. Ik heb niets te doen gehad dan het resultaat van dit onderzoek aan mijn geachten collega, den minister van buitenlandsche zaken over te brengen, die, ik zeg niet voornamelijk, maar uitsluitend belast is met de onderhandelingen met Nederland. Ik zon alzoo vree zen mij te vergissen zoo ik zekere inlichtingen gaf omtrent den tegenwoordige staat dier onderhandelingen en ik verzoek den geaebten afgevaardigde Jacobs zijn verzoek om inlichtingen te hernieuwen, wanneer mijn geachte ambtgenoot tegenwoordig zal zijn. Het betreft eene internationale zaak. Het is alleen de taak van mijn ambtgenoot den loop der onderhandelingen te volgen. Derhalve heb ik liever dat de geachte afgevaardigde zich wendt tot den chef van het betrokken departement. Daartegen zal hij wel geen bezwaar hebben. Overigens zal ik zorg dragen dat mijn collega met de interpellatie van den geachten afgevaardigde worde in kennis gesteld, en ik twijfel niet of hij zal bereid zijn om in eene aanstaande zitting tegenwoordig te wezen om de gevraagde inlichtingen te geven. De geneeskundige raad van Zeeland hield heden alhier zijne eerste openbare vergadering, welke door den inspecteur voor het geneeskundig staatstoezicht werd geopend met eene rede, waarin hij de strekking en toe passing der nieuwe geneeskundige wetten naging, ook in verband met den toestand der geneeskundigen op bet oogenblik waarin die wetten in werking zijn getreden. Ofschoon hij zich van eene beoordeeling dier wetten ten goede of ten kwade meende te moeten onthouden, ver klaarde hij echter de hygiënische strekking van het geneeskundig staatstoezicht als eene weldaad voor zijne medeburgers te beschouwen, omdat het een middel is om de aanleidingen, waardoor de volksgezondheid wordt bedreigd, op te sporen en te keer te gaan. Vervolgens richtte hij het woord tot de leden van den geneeskundi gen raad en tot den secretaris, waarbij hij zijn vertrou wen te kennen gaf dat wederkeerige welwillendheid strekken zal tot het verlichten van de vervulling der eervolle en tevens gewichtige taak waartoe allen geroe pen zijn. Dr. van den Broecke bedankte, als oudste lid in jaren, den voorzitter voor zijne gehouden toespraak en eindigde met de verklaring, ook namens zijne medeleden, dat hij zich over de tot stand gebrachte wet verheugt omdat door haar krachtig wordt uitgesproken dat de maat schappij aan het licht der medische wetenschap be- I hoefte heeft. De werkzaamheden bepaalden zich tot eenige mede- deelingen des voorzitters, welke voor kennisgeving wer den aangenomen; de goedkeuring van een ontworpen reglement van orde; het geven van advies aan den inspecteur tot voorloopige vergunning aan eenige apo thekers, die zich daartoe hebben aangemeld, om behalve geneesmiddelen ook verfwaren in hun winkel te mogen verkoopen. Voorts is mededeeling gedaan van eene missive van den minister van binnenlandsche zaken dd. 8 dezer, waarin kennis wordt gegeven dat professor J. van Geuns te Amsterdam benoemd is als vertegenwoordiger van Nederland op de te Konstantinopel te houden inter nationale gezondheids-conferentie. De raad wordt tevens uitgenoodigd zijn gevoelen te willen doen kennen over het contagieuse der cholera en de quarantaine daar omtrent, en een uittreksel zijner beschouwingen ten dienste van prof. van Genns in te zenden. Naar aanleiding dezer missive had eene bespreking plaats der cholera, voor zoover dit gewest betreft. De slotsom hiervan was dat de groote meerderheid de ziekte als besmettelijk beschouwde, terwijl ten aanzien der quarantaine, uithoofde van het daaromtrent alom be staande groot verschil van meeningen, geen bepaald oordeel werd uitgesproken. Alvorens tot eenige mededeelingen van huishoudelij- ken aard over te gaan, sloot de voorzitter de openbare vergadering. Uit Vlissingen schrijft men ons heden „Jl. Woensdag is alhier op de reede geankerd Zr. Ms. stoomfregat Adolf hertog van Nassau, zoodat de bewaking van het ter reede van Neuzen liggende Pernaarische schip niet meer noodig blijkt te zijn. Zoo men wil is overtuigend gebleken dat bedoeld schip, reeds langer dan een jaar geleden in Engeland in aan bouw, tot de oorlogsmarine van Pern behoort en het dus vrij alhier mag vertoeven, aangezien er nog geene officieele oorlogsverklaring tnsschen Peru en Spanje heeft plaats gehad. Ik moet dus tot de onderstelling komen dat de aanhouding van een Pernaansch vaartuig en eene der Fransehe havens, en het bijna belet vertrek uit Engeland van de Indepandanzia op een misverstand heeft berust. „Onze burgemeester de heer J. W. Callenfels, med. et art. obstr. doctor alhier, herdacht gisteren het vijftigjarig feest zijner vestiging in deze gemeente. De armen en weezen hadden mede reden om dezen dag verheugd door te brengen en van hunne vreugde dankbaar te doen blijken. De „Zeemanserve", door hare bewoners geheel gekroond, zag den jubilaris des morgens binnen hare muren alwaar de bevolking hem van hare genegenheid blijken gaf. Ook de weezen werden door hem bezocht bij welke gelegenheid door hen een photographische groep, voorstellende de vader, moeder en een twintigtal weezen uit het gesticht op de markt aan hem werd aangeboden. „Door de genees- en artsenijbereidkundigen, binnen deze gemeente gevestigd, werd een verguld zilveren medaille aan den jubilaris aangeboden, met hunne namen en toepasselijke inscriptiën voorzien, terwijl vele inge zetenen door het uitsteken der vlaggen hunne belang stelling aan den dag legden. „Het is opmerkelijk dat de eerste door den heer Callenfels behandelde patiënt mede nog in leven alhier woonachtig is." Onze Groningsehe correspondent schrijft ons: „Van wege de vrijzinnige kiesvcrceniging alhier is gisteren avond aan den minister van binnenlandsche zaken eene serenade gebracht. „Ook velen, die geen leden der kiesvereeniging zijn, hadden zich nogtans bij den trein aangesloten. Niet weinig van de meest aanzienlijke inwoners dezer stad zetten aan de serenade door hunne tegenwoordigheid luister bij. Het was een van harte gemeende hulde en heilwensch aan den meest populairen man van dit gewest. En tevens was het een middel om te toonen, dat, boe

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 1