MIDDELBURGSCHE
COURANT.
r 21.
Dinsdag
1866.
6 Februari.
^Editie van Maandag avond 8 uren.
Middelburg 5 Februari.
Hoewel wij de optredings ais minister van een paar
personen, door onzen Haagschen correspondent genoemd,
fet 7.00 waarschijnlijk acliten, althans zeker niet die
Vatl den heer Wolfson 1), hebben wij toch grond om te
verwachten dat weldra, indien geen nieuwe moeilijk
heden dit vertragen, een voltallig ministerie zal benoemd
zijn.
Zal het een liberaal ministerie zijn? vraagt men over
net algemeen. Die vraag heeft echter voor ons weinig
waarde, en wel omdat er in onze geheele taal geen woord
fe vinden is van meer onbestemde beteekenis, althans
m den v.in waarin het gewoonlijk gebruikt of misbruikt
wordt, dan het woord liberaal. Door ons wordt dat woord
dan ook hoogstzelden wij zouden bijna zeggen nooit
gebezigd.
Nu echter de vraag van vele zijden aldns gesteld wordt
tteenen wij gerust bevestigend te mogen beantwoorden,
•ia er zal een liberaal ministerie optreden.
Een ander ministerie is toch wel niet mogelijk.
Een behoudende partij bestaat eigenlijk bij ons niet
®eer; zij kan dus geen stof vooreen ministerie opleveren.
Een ministerie uit aanhangers van de leer der anti revolu
tionairen samengesteld zou slechts op een leven van
éen dag kunnen rekenen, omdat de kern der natie van
ni®^ meer afkeerig is dan juist van hare richting.
ij kunnen alzoo niets anders verwachten dan een
»i eraal ministerie; maar dat zegt nog zeer weinig.
Eriseen soort van liberalen, waarvoor wij altijd zeer bang
zijn geweest, een soort van gematigde liberalen, uitvin-
dingvan het jaar 1858,dieons van de vier jaren welke aan
den 1 februari 1862 vooraf gingen, niet veel blijde her
inneringen hebben nagelaten, een soort van zoogenaamde
liberalen, van mannen die óf inwendig afkeerig zijn
wan de bevordering van werkelijken vooruitgang óf zich
te zwak gevoelen om in de richting die zij werkelijk zijn
toegedaan voor te gaan.
De mannen die tot dusverre als onze aanstaande
ministers genoemd zijn wij achten ons gelukkig dit
reeds nn te kunnen doen opmerken geven geen vrees
dat men op de klip waarop wij van 1858 tot '62 gezeten
ebben thans andermaal stooten zal.
Mocht werkelijk mr. G. de Vries vroeger lid van
gedeputeerde staten in Noord-Holland, thans lid van den
laad van state, en, zooals onze correspondent terecht
ïegt, een zeer vrijzinnig en kundig man de porte-
euillg van binnenlandsche zaken aanvaarden, dan zou
ij voor het nieuwe kabinet zeker een krachtige steun
zijn.
Doch, hoe ook het resultaat van de met hem geopende
onderhandelingen wezen mocht, wij meenen met het oog
op de samenstellers toch genoegzamen waarborg te heb-
en dat in het nieuwe ministerie alleen warme voorstan
ders van vooruitgang en volksontwikkeling zullen zit
ting nemen.
PS. Bij het ter perse leggen van onze tweede editie
ontvangen wij nog het bericht dat de heeren
Godefroi en Wolfson de hun aangebodene
Portefeuines van justitie en marine bepaalde
lijk hebben van de hand gewezen.
Gisteren is Zr. Ms. fregat met stoomvermogen
olf hertog van Nassau Vlissingen gepasseerd, met
bestemming naar Neuzen. De komst van de Adolf schijnt
in M.i band te staan met het verblijf van hetonder Peru-
,,"e ,lcp:r Wolfson, vroeger officier bij de marine en later,
on 0.' °?S vergissen, directeur van liet marine-etablissement
lR ''us ®biat aan liet hoofd van de grofsmederij te beiden, welke
toput.' ans' door zijn onvermoeid streven, in een gunstiger
sm-at an vroeëel' verkeert. Toen er ruim een paar jaar geleden
sdic»0 WaS Tan. aftreding van den heer Huyssen van Kattendijke
j, I r,1' llaar wii destijds vernamen, de heer Wolfson niet te kunnen
Vallicr '"iT ''J1!6.'egen\voordige betrekking voor eene zoo wissel-
Verarl 1 - m>n'sterschap te ruilen. Mocht zijne zienswijze sedert
mat Cr dan zou men zeker in hem een man vinden die
onze marine en koloniën tfen volle bekend is.
aansche vlag varend oorlog- of, zooals sommigen meenen,
kaperschip 1'Independancia op de reede van Neuzen.
Men weet dat volgens de vrij algemeen aangenomen
beginselen van het internationaal recht de onzijdige
natiën bij een zeeoorlog beide partijen op gelijke wijze
moeten behandelen, niet toelaten dat de oorlogvoerende
machten zich van oorlogsbehoefte voorzien in hare
havens, dat prijzen aldaar worden binnengebracht en
dat vijandelijkheden binnen de grenzen harer jurisdictie
worden gepleegd.
Onder dagteekeuing van den 23 Januari hebben de
ministers van binnenlandsche zaken en van financiën aan
de tweede kamer eene nota van inlichtingen toegezon
den op de adressen aan de tweede kamer, houdende
verzoek dat maatregelen tegen het misbruik van sterken
drank mogen worden genomen. Na al de voorgestelde
maatregelen te hebben onderzocht, komen de ministers
tot de conclusie dat het bestaande kwaad slechts kan
uitgeroeid of beperkt worden door zedelijke en gods
dienstige ontwikkeling. „De moreeie invloed der maat
schappij tot afschaffing van den sterken drank zeggen
zij heeft zeker reeds veel tot keering van het kwaad
bijgedragen, en hare pogingen zullen in het vervolg
denkelijk op ijverige medewerking der plaatselijke be
sturen mogen rekenen, wanneer deze door de afschaffing
van den plaatselijken accijns op het gedisteleerd niet
meer de belangen der gemeentekas in het oog hebben te
houden."
Vrijdag is te Amsterdam eene vergadering van deel
nemersin de Amstel-hötel-maatschappij gehouden, alwaar
bleek, dat voor een bedrag van ruim vijf en een halve
ton gouds is ingeschreven. Op praeadvies van het comité
werd besloten tot de oprichting der maatschappij over
te gaan, en eene commissie, beiast met het vaststellen
der statuten en het aanvragen van de koninklijke bewil
liging daarop. Het ingeschreven kapitaal is toereikend
tot de verwezenlijking van het plan voor zooverre de nu
gelegde fundeering aanwijst, zoodat alleen de ontworpen
nevengebouwen alsdan onuitgevoerd blijven, en men in
ieder geval een groot en fraai hotel hoopt te verkrijgen.
Naar men verneemt zullen de provinciale geneeskun
dige raden spoedig worden bijeengeroepen. Gelijk men
weet moeten hunne vergaderingen, volgens de wet, in
het openbaar worden gehouden.
In de Staatscourant van heden is opgenomen het ko
ninklijk besluit van den 26 Januari jl., houdende bepa
lingen ter bevordering der ontginning op Java enMadura
van bronnen, welke aardolie, petroleum enz. opleveren.
Bij den Belgischen minister van buitenlandsche zaken
is door de centrale sectie der kamer van afgevaardigden
aangedrongen op een onderzoek naar de mogelijkheid
om aan de Belgische zoowel als aan de Nederlandsche
geneesheeren de bevoegdheid te verleenen om in de
grensgemeenten van beide landen te practiseeren.
De grensbevolkingen zoo beweerde men zijn dikwijls
schier van alle medische hulp verstoken omdat zij zich
op te verren afstand van geneeskundigen bevinden, ter
wijl deze laatste worden vervolgd als zij hunne betrek
king uitoefenen op vreemd grondgebied, waarbij het
belang dier grensbevolkingen alzoo geheel en al uit het
oog wordt verloren.
'Men schrijft ons uit 's Gravenhage
„Tot heden heb ik gewacht om uwe lezers iets nader
omtrent de aanleiding en de ontwikkeling van de minis-
terieele crisis mede te deelen, omdat ik eenige zekerheid
wilde trachten te verkrijgen aangaande al de geruchten,
die in omloop zijn. De nieuwstijdingen-fabrikanten
zijn toch in elke residentie talrijk en waar partijbelang
er toe brengt om bijvoorbeeld uit te strooien, dat de
heer Thorbecke geschillen over hoofdbeginselen van
koloniaal beleid had met den heer Fransen van de Putte,
j omdat hij eene andere richting op dat terrein verlangde
j en terugdeinst voor de toepassing van liberale beginselen,
moet men voorzichtig zijn, om niet te midden van al de
verzinsels verward te geraken.
„Het is een vreemd verschijnsel, dat een mininisterie
hetwelk de meerheid in de beide kamers heeft, plotseling
aftreedt; vandaar dan ook, dat zoovele gissingen grond
vinden en men altijd naar nieuwe redenen blijft zoeken.
Voor hem, die den gang van zaken sedert geruimen tijd
heeft gadegeslagen, is toch de tegenwoordige crisis zoo
geheel onverklaarbaar niet. De liberale richting bleef
den heer Thorbecke als haar hoofd erkennenmaar hij
zelf heeft in het vorig jaar wel eens te kennen gegeven,
dat hij naar rust begon te verlangen en in menigen
liberalen kring in de residentie is wel eens de vraag
gedaan, wie zal Thorbecke opvolgen? Het ministerie
zelf was door de aftreding van verschillende leden en
vooral door de oorzaak van de aftreding van den heer Betz
niet versterkt. Voeg daarbij nu dat de minister van
koloniën tot dusverre zeer gelukkig was, door den steun
dien hij van do meerderheid ondervindt, en dat hij wel
eenigermate er toe overhelt om overmoedig in toon en
vormen te worden, terwijl de heer Thorbecke dit alles
inzag, en gij zult hegrijpen dat, ondanks voortdurende
overeenstemming in beginselen, botsingen tusscben de
personen ontstonden.
„De minister van koloniën heeft zich wel eens uit
drukkingen laten ontvallen, die ten bewijze strekten dat
hij somtijds maatregelen van den heer Thorbecke niet in
alles goedkeurde. Wederkeerig betoonde de heer Thor
becke zich langzamerhand tegenover zijnen ambtgenoot,
waar het ondergeschikte punten betrof, stroever dan
vroeger. In de maand September kwam in den minister
raad de quaestie ter sprake, of het strafwetboek voor
Europeanen in Indië niet eindelijk behoorde te worden
afgekondigd. Die regeling is dringend noodigzij lag
gereed en in de staten-generaal was meermalen op afkon
diging aangedrongen. De heer Thorbecke was van
meening dat dit onderwerp bij de wet moest worden
geregeld en hij voerde daarvoor gronden aan; het minis
terie had van zijn optreden af wettelijke regeling tot
grondslag van gewichtige Indische belangen voorop
gesteldhet was hier eene zaak van groot belang en het
kon niet aangaan de drukpers-aangelegenheden, een
onderdeel van het strafrecht, wettelijk te regelen, als men
het geheel bijna bij koninklijk besluit vaststelde. Zóo dacht
ook de heer Olivier, die zich vroeger in de staten-gene
raal reeds daarover had uitgelaten. De minister van
koloniëu betoogde intusschen zeer terecht dat hij
zich niet had gebonden alle dringende zaken wettelijk
te regelen, en zoo een strafwetboek voor Indië door de
staten-generaal moest worden vastgesteld, de zaak nog
in een ver verschiet lag. Verreweg de meerderheid, juris
ten en niet-jnri8ten, was voor regeling bij besluit. Men
werd het niet eens en de zaak bleef hangen.
„Bij de behandeling van de begrooting beloofde de
minister van koloniën vervolgens, zonder verder overleg
met den heer Thorbecke, eene regeling bij besluit en dit
gaf aanleiding tot scherpe botsing, want de heer Fransen
van de Putte achtte zich nu gebonden. Herhaalde minis
terraden werden gebonden en de heer Thorbecke ver
klaarde eer zijn ontslag aan den koning te willen aan
bieden dan van zijn beginsel af te wijken. In den
laatsten ministerraad die de aanbieding van het ontslag
voorafging, stelde hij evenwel voor, de zaak te laten
rusten tot na de behandeling van de cultuurwet. Dit
weigerde de minister van koloniën en toen gaf de heer
Thorbecke te kennen dat hij dan voor de meerderheid
week en, even als de heer Olivier, zou aftreden; dat de
overige ministers intusschen aan het bestuur konden
blijven, zoo hij meende, indien de koning dit verlangde,
omdat het geschil tusschen de ministers bestond en zij
niet voor aandrang van buiten weken, terwijl hij ten
slotte verklaarde het nieuwe kabinet te zullen steunen,
waar hij kon, indien het hoogst vermoedelijke geval
zich voordeed, dat personen van dezelfde richting op
traden. De minister van oorlog antwoordde, dat van het
oogenblik af het ministerie als ontbonden moest worden
beschouwd; dat hij althans het voorbeeld van de heeren
Thorbecke en Olivier zou volgen, en dat hij zich volko-