MIDDELBURGSCHE COURANT BIJVOEGSEL VAN DE van Zondag 4 Februari 1866. Gemeenteraad van middelburg. Zitting vau Woensdag 31 Januari. Missives gedeputeerde staten: goedkeuring raadsbesluiten en bedenkingen tegen verordeningen belastingstelsel; goedkeuring rekening kamer van Koophandel; af- en overschrijvingen; opheffing beurt- veren; verhuring W. 1pakhuizenbenoeming hulponder wijzers; proces-verbaal opname gemeentekas; geschenk oudheidskamer; toelage gemeente-arbeider; huur school gebouw-, missive ingenieur staatsspoorwegenuitloting; overlegging ingekomen gedrukte stukken; wijziging ver ordening lager onderwijs; beschikking adres spoorboot maatschappij. Voorzitter de hoer Bi'leveldvan Serooskerke. Afwezig de heeren de Jonge en Galand, beiden onge steld. De heer Rekker komt later. Voor kennisgeving wordt aangenomen de mededeeling des voorzitters dac de in de vorige zitting benoemde commissie bij den commissaris dés konings hare opwach ting heeft gemaakt om hem dank te betuigen voor de gedane moeite en de bevordering der belangen dezer gemeente met betrekking tot de spoorweg- en kanaal- wérken. De commissaris des konings heeft verzekerd hiervoor erkentelijk te zijn en niets te zullen nalaten wanneer de gelegenheid zich zal aaubieden, om de belan gen dezer gemeeute en der burgerij te bevorderen. Mede is voor kennisgeving aangenomen Gene missive van gedeputeerde staten, houdende goedkeuring van het besluit van den raad van deu 29 December jl., tot onder- handsche verhuring van het zoogenaamde fabriekhnis o£> het Molenwater en het zoogenaamde West-Indische pakhuis op den Blauwen dijk. Voorts wordt voorgelezen eene missive van hetzelfde college, begeleidende afschrift van een brief van den minister van binneulandsche zaken, van den 6 Januari jl. Volgens dezen brief heeft het onderzoek bij den raad van state van de wetsontwerpen tot afwijking der regels omtrent de plaatselijke belastingen geleid tot beden kingen tegen de voortdurende heffing van plaatselijke belasting op het gedistilleerd alhier. Behalve op het bezwaar van belemmering van verkeer, is ook gelet op de moeilijke én kostbare contröle, daar op het gedistil leerd reeds van rijkswege zulk een aanzienlijk bedrag gehèven wordt. Ook werd de vrees geuit dat heffing van gemeentewege op de opbrengst der rijksbelasting on gunstig zou kunnen werken, alsmede dat, wordt eenmaal die belasting aan de gemeente toegestaan, hare afschaffing moeilijk zal vallen, omdat de stem der ingezetenen zich minder tegen dezen accijns dan tegen de overige, waarbij ieder belang heeft, verzetten zal. Lettende op het betrek kelijk gering bedrag dat deze belasting voor Middelburg zal afwerpen en dat niet tegen het nadeel kan opwegen, schijnen er, volgens den minister, geene voldoende redenen te bestaan om vrijheid tot heffing van dezen accijns te verleenen. In het thans bij de tweede kamer ingediend ontwerp is daarom slechts afwijking voor de heffing eener plaatselijke belasting op het gemaal ten behoeve van Middelburg voorgesteld. Bedoelde brief is in handen geweest der financieole commissie, die als baar oordeel heeft te kennen gegeven, dat in de mededeeling behoort te worden berust, zonder evenwel beschouwd te willen worden als zich te vereeni gen met do motieven van den raad van state, zoodat zij adviseert hiervan aan gedeputeerde staten kennis te geven. Dit advies is zonder beraadslaging goedgekeurd, waarna de voorzitter mededeelt dat burgemeester en wethouders zich voorstellen, om zoodra de gemeentebe- grooting van gedeputeerde staten zal zijn teruggekomen, nadere voorstellen tot wijziging daarvan, als gevolg vau genoemde beslissing, te doen. Een andere, mede voorgelezen, brief van gedeputeerde staten houdt bedenkingen in tegen de in de raadszitting van den 29 December jl. vastgestelde belastingveror deningen. De eerste bedenking is gericht tegen art. 8 der veror dening tot heffing eener plaatselijke directe belasting op de inkomsten in de gemeente Middelburg. In dit artikel wordt bepaald dat, bij vertrek naar elders, ter bekoming van restitutie of afschrijving der belasting schriftelijk bij den gemeenteraad moet worden gereclameerd binnen eene maand na vertrek, met vermelding van den dag waarop men de gemeente verlaten heeft; bij gebrek van zoodanige voorziening zal men geacht worden de ge meente niet te hebben verlaten.— Gedeputeerde staten zien in dit art. strijd met de bepaling van artikel 245 der gemeentewet. Het advies van burgemeester en wethouders, in over leg met de fiuancieele commissie, strekt om aan de be denking van gedeputeerde staten niet toe te geven en art. 8 onveranderd te laten. De heer Lantshcer zegt naar aanleiding eener vraag van den heer Lambrcchtsen van Ritthem dat het punt van geschil betreft de bepaling der verordening, volgens welke men zich binnen eene maand na ver trek uit de gemeente tot verkrijging van restitntie van belasting moet aangeven, terwijl men anders geacht zal worden de gemeente niet te hebben verlaten. Gedepu teerde staten zien hierin eene beperking van het bij art. 245 der.gemeentewet gegeven voorschrift, dat nl. in de plaatselijke directe belastingen door de inwoners der gemeente slechts wordt bijgedragen voor zooveel twaalfde gedeelten als zij maanden in de gemeente hebben ver toefd, en door hen die geen drie maanden vau het jaar in de gemeente verbleven in het geheel niet. Spreker beschouwt echter het art. 8 niet als eene beperking, maal ais een maatregel voor het bestuur om het vertrek van iemand te kunnen controleeren, welke contröle hij onmo gelijk acht wanneer meer ruimte voor het doen van aan gifte gegeven wordt. De heer van Diggelen verklaart dat hij de zienswijze van den heer Lantsheer niet kan deelen.. Hij toch ziet in het art. 8 beperking der gemeentewet, daar het slot van het artikel luidt: „Bij gebreke van -zoodanige voor ziening wordt men geacht de gemeente niet te hebben verlaten." De heer van Deinse ziet. in het artikel geen beperking der gemeentewet en zal dus voor het voorstel stemmen. Dat voorstel wordt ten slotte met 12 tegen 3 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren van Diggelen, Lambrechtsezi van Ritthem en Da ie me. De tweede bedenking van gedeputeerde staten betreft art. 4 der verordening op de invordering eener plaatse lijke directe belasting op.de inkomsten. Daarbij is aan genomen dat de belastingschuldigen alle door burge meester en wethouders zullen worden aangeslagen overeenkomstig de gedane aangiften, of desnoods met wijziging van deze of ambtshalve, zoo er van de gelegen heid tot aangifte geen gebruik is gemaakt. Gedeputeerde staten merken op dat bij de verordening wel is aange duid wat door inkomsten bij eigen aangifte wordt ver staan, doch niet welke de grondslagen zullen wezen voor den ambtshalve door burgemeester en wethouders te doenen aanslag. Het voorstel van burgemeester en wethouders strekt, om het artikel aldus aan te vullen: „Ter berekening der vermoedelijke inkomsten geven zij (burgemeester en wethouders) acht op den uiterlijken stand, de levenswijze, de verteringen en in het algemeen op alles wat in art. 3 van het besluit tot heffing is opgenomen." De heer Lambrechtsen van Ritthem vraagt, waarom men de eerste in de aanvullinggenoemde bepalingen niet liever weglaat, daar uiterlijke staat, levenswijze en ver teringen toch niet gemakkelijk te constateeren zijn. Hierop antwoordt de heer N. J. C. Snouck Hnrgronje, dat de genoemde bepalingen strekken moeten ter voor ziening in die gevallen waarin het onmogelijk is na te gaan of iemand al of niet vaste goederen heeft. Vol gens den heer Ver brugge moet bovendien in het oog worden gehouden dat de aaugeslagene, als men mistast, zulks zichzelven zal te wijten hebben. De voorgestelde aanvulling is daarna met algemeene stemmen goedgekeurd. Overeenkomstig het advies der financieele commissie wordt de rekening en verantwoording der kamer van koophandel en fabrieken,sluitende met een goed slot van f 2.63, goedgekeurd. Is ingekomen eene missive van commissarissen over de wisselbank, houdende verzoek om machtiging tot at en overschrijving op hunne begrooting. Het advies der financieele commissie strekt tot inwilliging van dit ver zoek, waartoe is besloten. De voorzitter legt over de verschillende ingekomen missives der betrokken gemeentebesturen betreffende de voorgenomen opheffing der beurtveren Middelburg 's GravenbageDelftLeiden en MiddelburgSchie dam. Daar alle met die opheffing genoegen verklaren te nemen is daartoe met algemeene stemmen besloten, behoudens goedkeuring van gedeputeerde staten van Znid-Holland cn Zeeland. De voorzitter deelt mede dat de heer G. J. Sprenger namens de Nederlandsche handelmaatschappij aanvraag heeft gedaan om weder de benedenlokalen in het W. I. pakhuis te huren. Hij stelt voor, die voorloopig voorden tijd van zes maanden tegen f 250 af te staan en voor langeren tijd tegen f 35 's maands. De heer Fokker zegt dat de prijs hem te laag voorkomt, daar er tegenwoordig gebrek aan pakhuizen is; wanneer de agenten niet langer dan zes maanden willen huren, zou hij minstens f 300 willen laten betalen. De voorzitter en de heer N. J. C. Snouck Hurgronje antwoorden hierop, vooreerst dat het slechts de beneden lokalen zijn, terwijl de huurprijs reeds iets hooger dan vroeger is; ten anderen dat niet langer dan zes maanden tegelijk kan worden verhuurd met bet oog op de be schikking over het gebouw door den staat, die zes maan den vóór die beschikking moet waarschuwen. Bij de stemming over het voorstel verklaarde de heer Fokker zich daartegen. De heeren Lantsheer en Lam brechtsen van Ritthem waren tijdelijk afwezig. Op de voordracht voor de betrekking van hulponder wijzer op de school C, hoofdonderwijzer de heer J. van Slnijs, is als eenige sollicitant geplaatst de heer Janus Cornelis de Back, thans te Breskens. Op de voordracht, voor gelijke betrekking op de school F, hoofdonderwijzer de heer A. Gouka, komen voor de heeren Jan Iman Nieise, Pieter Gijsbert de Jager en Johannes Rijksen, allen hulponderwijzers alhier. Voor school C is benoemd de heer de Back met 14 stemmen, zijnde 1 stem op den heer Rijksen uitgebracht; en voor school F de lieer Nieise met 13 stemmen, terwijl de heeren de Jager en Rijksen ieder 1 stem bekwamen. Voor kennisgeving wordt aangenomen het proces verbaal der knsopneming van deu gemeente-ontvanger, waarbij alles in orde is bevonden. De voorzitter deelt mede dat bij burgemeester en wethouders is ingekomen eene missive van den heer J. .Snijders, waag- en kraaumcester alhier, begeleidende een in kleuren vervaardigd huldeblijk voor de bekrach tiging der wet betreffende de spoorweg- en kanaalwerken in deze gemeente. Hiervoor is dien heer dank betuigd, terwijl het bedoelde stuk op de oudheidskamer zal wor den geplaatst. Volgens rapport van den gemeente-bouwmeester ver keert de opperman J. d'Hondt thans, na dertigjarige dienst, op zeventigjarigen ouderdom in ziekelijken toe- Stand en verzoekt hij hem een pensioen te verleenen. De financieele commissie heeft gemeend, hoezeer niet een pensioen, toch eene jaarlijksche toelage van f 100 te moeten voordragen, waartoe is besloten. Op voordracht van burgemeester en wethouders wordt goedgekeurd de verplaatsing der voor de school van den heer van Sluys bestemde volgens Amerikaans;h stelsel vervaardigde nieuwe banken naar de school van mejuf- vrouw Gerth van Wijk en omgekeerd, daar de bauken op laatstgenoemde school voor meisjes niet doelmatig zijn en daar te veel plaats innemen. De voorzitter deelt mede dat burgemeester en wethou ders indachtig zijn geweest dat voor den volgenden cursus een schoolgebouw voor mejufvrouw A. M. B. Achilles zal nooüig wezen. De lieer van Sluys heeft zich bereid verklaard het thans door hem bewoonde gebouw in de Gortstraat voor vijfjaren te verhuren tegen f 350 'sjaars, terwijl hij zich verbindt om vooraf f 300 a 400 aan verandering en verbetering van dat gebouw ten koste te leggen en de aanwezige schoolmeubelen over te laten. De voorzitter acht dit voorstel zeer aannemelijk en stelt voor, burgemeester en wethouders tot onderhandsche huur van bedoeld gebouw te machtigen. Hiertoe is met algemeene steramen besloten. Is ingekomen een brief van den heer M. Simon Gz., eerstaanwezend ingenieur der staatsspoorwegen te Ber gen op Zoom, die te kennen geeft dat de rainisterieele machtiging is verleend tot het aangaan van een contract met burgemeester en wethouders alhier betreffende de spoorweg- en kauaalwerken. Aan burgemeester en wethouders is opgedragen bedoeld contract met dien ingenieur te sluiten. Overgegaan zijnde tot de uitloting van een aandeel in de negotiatie ten behoeve van de verwijding der kaai muren bij de Bellingbrug, is getrokken no. 17. Voor de leden worden ter inzage gelegd eenige inge komen afdrukken uit verschillende dagbladen en ver slagen betreffende deeersteNederlaudschestroovlechterij te Amsterdam. Aan de orde is de beslissing op het vóór eenigen tijd door burgemeester en wethouders gedane voorstel tot wijziging der verordening op het lager onderwijs, voor zooveel art. 10 betreft. Overeenkomstig dat voorstel is besloten de kinderen op de scholen D en E, hoofdonder wijzers de heeren W. G. van Swers en W. Auer, voortaan den eersten schooldag van elke maand, in plaats van elk vierendeel jaars, toe te laten. De financieele commissie heeft rapport uitgebracht omtrent het onlangs door den heer P. de Bruyne, namens de directie der spoorbootmaatschappij van Middelburg, gedaan verzoek om ontheffing van de verplichte betaling van een loods, zooals bij het besluit tot heffing vanloonen voor het loodsen van zeeschepen en raderstoomvaartui- gen in en uit het havenkanaal dezer gemeente is voor geschreven. De commissie is echter van oordeel dat er geen termen bestaan om gezegd besluit vooralsnog te wijzigen. Met algemeene stemmen heeft de raad zich met deze zienswijze vereenigd, zoodat het verzoek is afgewezen. De nog aanhangige beslissing betreffende de regeling van het den heer G. Keyzer als gemeente-gymnastiek- onderwijzer toe te kennen pensioen, wanneer hij voor zijne betrekking ongeschikt zal zijn geworden, is tot de vólgende vergadering uitgesteld en daarna de tegen woordige gesloten. Gemeesiteraad van Vlissingen. Zitting van 31 Januari. Benoeming regenten arm-gast- eo weeshuis; verhuring koffiehuis de Beurs; missives schoolcommissie. Voorzitter de heer Callenfels. Afwezig de heeren Tideman en Verkuyl Quakkelaar. De notulen der vorige vergaderingworden voorgelezen en met algemeene stemmen goedgekeurd. Aan de orde is de benoeming van regenten over het arm gast- en weeshuis. De voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen vier missives van de heeren G. B. E. Bilheimer, A. van de Sande, J. Loois Az. en K. Blonk, waarin zij de leden die tot hunne herbenoeming hebben medegewerkt dank» zeggen, evenwel aan den raad te kennen gevende dat zij de herbenoeming niet kunnen aannemen. De heer Bil heimer motiveert bovendien de reden die hem heeft geleid om tot dezen stap over te gaan. Deze is alleen de onkiesche behandeling die het college van regenten van eenige leden van den raad heeft ondervonden; hij acht het toch eene grove, ja lage beleediging dat in de raads vergadering is gezegd „dat er toch vele zijn die om het genomen ontslag blijde zijn en het toejuichen dat er eens eenige verandering zal komen"; hierin ziet hij eene zijdelingsche beschuldiging alsof er handelingen zouden hebben plaats gehad die het daglicht schuwen. Hij werpt die zijdelingsche aantijging op den bedoelden spreker terug en sommeert hem het bewijs te leveren dat iets heeft plaats gehad ten nadeele der gestichten. Dit alleen, en niet de nederigheid van den beer van Zwevelen zoo als beweerd is, is de oorzaak dat hij bij zijn ontslag blijft persisteeren. Op voorstel van den voorzitter worden deze missives voor kennisgeving aangenomen. De voorzitter herinnert dat, tengevolge van het bedan ken door genoemde heeren, het noodig is over te gaan tot het kiezen van een nieuw bestuur; hij geeft daarbij in overweging om eenige menschen, die men daarvoor geschikt rekent, te willen opschrijven en alzoo een lijst van personen samen te stellen, waaruit, alsdan een defini tieve keuze kan worden gedaan. De lieer Hector doet zijn leedwezen uitkomen over de verkeerde opvatting der woorden voordracht en aan beveling, waaruit de tegenwoordige verwikkelingen ziju ontstaan, die gemakkeljjk hadden kunnen voorkomen worden indien men zich gehouden had aan de gedane aanbeveling. Hij wijst op zoovele andere colleges waar aan het doen van aanbevelingen is voorgeschreven

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 5