De getuigen Bill en Brakke gaven ook thans op dat de beklaagden hebben geworpen op voorbijgangers en omstanders, terwijl Bill erkende dat hij voor het kanton gerecht te Oostburg een verkeerden naam heeft opgege ven, niet beter wetende of Pieter Boelens was geraakt geworden. Hij gaf als zijne meening te kennen dat de klacht der beklaagden uit haat is voortgesproten. De beklaagde Zonnevijlle gaf op dat hij lezen noch schrijven kan en aan de ingezonden klacht tegen de maréchaussées dus geen deel heeft. De anderen erken den alleen dat zij elkander onderling met sneeuwballen hebben gegooid, doch niet dat zij omstanders of voorbij gangers zouden geraakt hebben. De door hen ingediende klacht zou echter,zooals Felix de Witte herhaaldelijk ver zekerde, achterwege zijn gebleven als Bill geen verkeerden naam aan den kantonrechter had opgegeven, tengevolge waarvan zij meenden ten onrechte veroordeeld te zijn. De substituut-officier van justitie rnr. J. Cohen requi- reèrde de vrijspraak der beklaagden, op grond dat uit het gehouden onderzoek niet wettig en overtuigend is gebleken dat de beklaagden bij het indienen der klacht te kwader trouw zijn te werk gegaan, terwijl het toch, om aan lasterlijke aanbrenging schuldig verklaard te worden, noodig is dat de geïmputeerde feiten zijn valsch en de aanbrenging te kwader trouw is geschied. De verdediger mr. W. C. Borsius kwam tot hetzelfde resultaat. Vooraf wees hij er echter op dat in IJzendijke éène zekere spanning schijnt te bestaan tusscheu een gedeelte der burgerij en de maréchaussées aldaar. Hij geloofde dat het wenschélijk zou zijn dat de maréchaus sées van tijd tot tijd werden verplaatst, ten einde die spanning, welke ten nadeele van het algemeen beerscht en hoofdzakelijk door het lang verblijf der maréchaussées in dezelfde plaats ontstaat, te doen ophouden. De aanleiding tot deze beruchte zaak noemde hij zeer gering. De beklaagden hielden zich bezig met elkander met sneeuwballen te gooien. Wellicht ware het beter geweest zulks onopgemerkt te laten, doch ook hier meende men z. i. weder een blijk van activiteit te moeten geven, zoodat men proces-verbaal opmaakte, en Pietér Boelens in plaats van Karei Boelens werd genoemd als de persoon die door de beklaagden zou geraakt zijn. Daar er ook is gesproken van omstanders en voorbijgan gers op wie men geworpen zou hebben, merkte spreker op dat van omstanders geen sprake kan wezen, want dat zij die mededoen als zoodanig toch wel niet te beschou wen zijn gelijk een der getuigen had willen doen voorkomen en niemand anders is genoemd, zoodat er alleen voorbijgangers overblijven. Hij bestreed alle denkbeeld van kwade trouw, welke ook volgens hem terecht een onmisbaar vereischte is ge noemd voor schuldigverklaring aan lasterlijke aanbren ging. Pieter Boelens toch was door den maréchanssée Bill zij het ook te goeder trouw onder eede genoemd, ter wijl later bleek dat het Pieter Boelens niet was geweest, als zijnde deze niet in loco. Het was dus in allen gevalle eene onwaarheid, die de indiening eener klacht bij het openbaar ministerie door de beklaagden, bij wie de over tuiging moet hebben bestaan dat zij onrechtvaardig be handeld zijn, wettigt. Hij conclndeerde dus mede tot vrij spraak. Het openbaar ministerie merkte op dat er is gespro ken van eene tusschen de burgers en de maréchaussées te IJzendijke bestaande spanning en de wensch is uitge drukt dat de maréchaussées meer mochten worden ver plaatst. Spreker had echter gewenscht dat men, in plaats van in bet algemeen zoodanigen wensch uit te drukken, feiten had genoemd die de verwijdering der maréchaussées uit IJzendijke noodig maken, overtuigd als hij toch is dat deze hun plicht en niets dan bun plicht doen. Hij tartte den verdediger éen enkel feit te noemen. Het was de plicht der maréchaussées proces verbaal op te maken toen er met sneeuwballen werd geworpen, daar de verordening van algeraeene plaatse lijke polieie in de gemeente IJzendijke het werpen met sneeuwballen verbiedt. Verre is het er dus van af dat hij zich vereenigt met deu wensch des verdedigers naar verplaatsing der brigade maréchaussée te IJzendijke. Tenslotte verklaarde hij de vrijspraak der beklaagden gevraagd te hebben omdat niet gebleken is dat zij met kwade trouw bij liet indienen der klacht zijn te werk gegaan en Bill werkelijk, zooals hij zelf verklaard heeft, verkeerdelijk Pieter Boelens heeft genoemd. De verdediger verlangde niet te rcpliceeren. De rechtbank heeft aangenomen dat kwade trouw en boos opzet niet wettig en overtuigend bewezen zijn en mitsdien al de beklaagden niet-schuldig verklaard en vrijgesproken, de kosten te dragen door den staat. Bij vonnis der arrondissements rechtbank alhier van den 4 Januari jl. werd Johannes van Dooren, schoen maker alhier, bij verstek veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf en f 8 boete wegens openbare schennis der eerbaarheid. Tegen dit vonnis kwam de veroordeelde in verzet, zoodat de zaak gisteren andermaal werd be handeld. De rechtbank heeft dezelfde schuldigverklaring en veroordeeling uitgesproken. Gemengde berichten. Men weet dat zich te Londen eene vereeuiging heeft gevormd om door middel van vlotten reizigers van Londen naar Parijs te brengen zonder dat zij van spoor - wegwagou behoeven te verwisselen. Het benoodigd kapitaal is daartoe reeds bijeengebracht en lord Malmes- bury heeft het voorzitterschap der vereeniging aanvaard, j De overtocht zal ongeveer een uur duren en de vlotten i zullen op zulk eene wijs worden vervaardigd dat de j reizigers zeer weinig last hebben van het stooten van het schip. j Te Solingen is de vrouw van een armeü scharen- slijper dezer dagen van drie zoons bevallen. De vader, die zijne familie zoo plotseling in zoo ruime mate ver- j meerderd zag, svendde zich tot den koning van Pruisen met het eerbiedig verzoek om het peetschap over deze drie nieuwe wereldburgers te aanvaarden. De koning I voldeed aan dit verzoek schriftelijk, onder toezending I van 10 dncaten „tot aankoop van een geschenk voor de j drie peetkinderen." i De twee ossen, die bestemd zijn om bij den aan- i staanden optocht te Parijs de eerste plaats te bekleeden, I wegen 1360 en 1330 Ned. ponden. Maandag werd den heer J. van Egmond te Arnhem per telegraaf medegedeeld, dat voor hem weder getrok- i keu is de hoogste prijs van de Kunstkronijk, bestaande in een pianino. Toevallig valt deze den abonné weer ten deel, die twee jaren geleden het zilveren servies ttök. Dinsdag nacht is het huis van den broodbakker Balentijn te Breda, met bijna al de daarin aanwezige meubelen, kleederen en beddegoed, doorbrand vernield. I Vier andere woningen zijn mede afgebrand. De doop van den Spaanschen infant, die den 24én geboren is, heeft den 26 Januari met grooten luister in de kapel van het paleis plaats gebad. De plechtigheid werd verricht door den pauselijken nuntius aartsbisschop Barili, bijgestaan door den kardinaal aartsbisschop van Toledo, den patriarch van Indië eu vele prelaten en hooggeplaatste geestelijken. De prins ontving bij den doop de namen van Francisco de Asis, Leopold en eene menigte andere. De graaf van der Straten Ponthoz, Belgisch gezant, vertegenwoordigde den koning en de koningin der Belgen, peter en meter van den infant. Onmiddellijk na de doopplechtigheid versierde de koning den jongen prins met de keten van het Gulden Vlies en de grootkruisen der orden van Karei III, Isabella la Catolica en St. Jan van Jeruzalem. Sedert lang drijft men te Maastricht een sterken smokkelhandel in spiritus, ten gevolge van het enorme verschil in prijs met België. Het bestuur der belastingen belette dit zooveel het kon, en daar dit smokkelen veelal des nachts en over den stadswal plaats heeft, verzoekt genoemd bestunr, dat schildwachten zouden worden geplaatst op die punten waar de fraude het meest wordt bedreven. Ziehier wat de smokkelaars,ter afwering dezer belemmering, er op uitvonden. Iluim zes weken geleden heeft zich juist op een der benoelde punten een geweer maker voor het hoofd geschoten; dezen laat men nu spoken. Sedert eenige nachten verschijnt daar een gedaante met een hemd over zijne kleederenen een rooden doekom het hoofd, die stoutweg op de schildwachten afgaat. Meestal zijn dit recruten en boerenjongens, die het op een loopen zetten. Nu onlangs kwam een dezer vluchtelingen in de wacht aan de Boschpoort en verhaalde, nog vol van angst, zijn wedervaren, doch de kommandeerende officier had een zeer zwak spokengeloof; onmiddellijk zond hij een korporaal met twee man aan de eene zijde den wal op, terwijl hij, insgelijks met twee man, de andere zijde van den wal beklom. Werkelijk ontwaarde men het spook, maar dit wist te ontsnappen, daar het een stok tusschen de beenen nam en op die wijze zich langs den buitenwal liet afglijden. De expeditie liep evenwel niet geheel vruchteloos af, want bij het rondzoeken van het terrein vond men twee vaatjes mét spiritus, welke het spook iu den steek had gelaten. In eene mededeeling uit Parijs, waarin alle moge lijke in omloop zijnde absurditeiten omtrent Mexico wor den opgesomd, wordt aan keizer Maximiliaan het volgende gezegde tegen den maarschalk Bazaine iu den mond gelegd: „als men het m'j te lastig maakt, steek ik de keizerskroon in mijn zak en laat mij hier tot president eener republiek verkiezen." De geestelijken van het klooster San Antonio in den Pauselijken staat hebben het in den laatsten tijd zeer druk gehad met het zegenen van paarden, ezels en audere dieren, die hun met dat doel werden toegezonden. De paus geeft hierin het voorbeeld; hij heeft al zijne paarden gezonden, rijk en fraai opgetuigd. De gendar mes en pauselijke dragonders brengen er eveneens hunne paarden heen en de artillerie hare muilezels. De administratie van het postwezen zendt al hare koeriers en haar heirleger van postiljons iu groot uniform, én dé Romeiasche prinsen laten evenmin na hunne prachtigé equipages voor dat doel beschikbaar te stellen. Een industrieel te Parijs is voornemens om een luchtballon-dienst te organiseeren om tijdens de tentoon stelling de reizigers van het plein de la Concorde naar het veld van Mars over te brengen. Te beginnen met Maandag, zal in het tentoonstellingsgebouw dag en nacht gearbeid worden, des nachts bij electrisch licht. Er bestaat te Londen eene maatschappij tot bevor dering der godsdienstige viering van den Zondag, die zich ten taak heeft gesteld om hen, die zich niet verplicht achten om den eersten dag der week in afzondering en godsdienstige overdenkingen door te brengen, daartoe te noodzaken. Deze maatschappij heeft zich dezer dagen doen kennen door eene daad, die veel opzien te weeg bracht. Eene andere maatschappij namelijk, van een tegenovergesteld beginsel uitgaande, heeft het plan opgevat, om Zoudagavond-vereenigingen voor het volk te organiseeren, waarop vroolykheid en vermaak alleszins geduld worden. De ij veraars voor de viering van den Zondag, verontwaardigd over den grooten bijval, die aan de met hen concurreerende maatschappij ten deel viel, hebben aan de eigenaren van het lokaal, waarin die ver- eenigingen werden gehouden, doen aanzeggen dat die samenkomsten onmiddellijk moesten worden gestaakt, en dat zij, indien zij hieraan geen gehoor gaven, zouden worden vervolgd, krachtens eene wet van 1781, zoodat zij zouden kunnen veroordeeld worden tot 200 p. st. boete bij elke overtreding. De advocaat, die belast was deze sommatie te doen, heeft zorg gedragen te ver zekeren, dat de boeten bepaaldelijk zouden worden geïnd. De eigenaren hebben thans geweigerd hun lokaal ter beschikking te stellen, vóór dat de zaak door de wet is beslist. Zij is thans voor Queensbench aanhangig gesteld. Men zal zich herinneren, dat. voor eenigen tijd in Pruisen een bedrag van 30,000 thaler werd bijeenge bracht, welke som bestemd was om den heer Schulze Delitsch te worden aangeboden, als een bewijs van nationale dankbaarheid voor hetgeen hij in het belang van het volk had gedaan. Het kapitaal werd evenwel beleefdelijk door hem van de band gewezen en is thans bestemd geworden, om mannen, die ten bate van het volk werkzaam geweest zijn,op eervolle wijze te beloonen. De bekende geograaf A. Petermann, te Gotha, heeft bekend gemaakt, dat hij van den vermaarden Russischen reiziger A. van Middeudorff de mededeeling heeft ontvangen vau een bericht uit Siberië, waaruit blijkt dat aan de Far-Golf een maramouth met huid en haar uit den bodem is te voorschijn gebracht en dat de keizerlijke academie in Rusland een geleerde derwaarts zal afvaardigen. „Ik lees hier Far" schrijft Petermann; „doch vermoedelijk zal daarmede de Tas-Baai ten westen van Jenissei bedoeld worden. De voornaamste kuststre- ken der Siberische IJszee, alwaar sedert menschengeheu- 1 genis eene verbazende massa overblijfselen van den maramouth en andere reusachtige dieren der voorwereld gevonden worden, liggen, gelijk men weet, meer oostelijk. Ik heb bij vroegere gelegenheden reeds er op gewezen, I welke bijna onoverkomelijke bezwaren er aan verbonden zijn om zulke kolossale gevaarten tegen schade bij het j transport te land te beveiligen. Men denke flechts wat er toe behoort om een maramouth door de Siberische landen I te transporteeren op een afstand als die van Madrid tot St. Petereburg heeu en terug. Zoo lang toch is ongeveer de weg, dien men naar de Russische hoofdstad heeft af te leggen, gerekend van den mond der Lena, van waar de wereldberoemde mamraouth gekomen is, die thans in de academie te St. Petersburg staat en die eerst zeven jaren moest blijven liggen, eer men het geraamte met ongeloofelijke moeite naar Rusland kon overbrengen, nadat waarschijnlijk de vlee3chdeelen duizenden jaren geleden door het roofgedierte verslonden waren. De verzendingen over zee hebben in dit opzicht boven het transport te land het groote voordeel, dat de ontdekte natuurschatten op eene meer geschikte en veilige manier uit de verst afgelegen gewesten kunnen worden aange- 1 bracht, gelijk de Oostelijksche iVopffra-expeditio eenmaal, aan boord van een enkel schip, een geheel museum te 1 huis bracht. Daarom heb ik er op gewezen, dat men onder gunstige omstandigheden met eene schroefstoom boot van de arctische Mamraouth kusten binnen 7 a 10 dagen te Hammerfest kan komen en dat die kusten begrepen zijn in de geprojecteerde Duitsche Noordpool- vaart. Voor dat project is het bovenstaand bericht ook van veel belang, omdat daarnit schijnt te volgen, dat

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 5