middelburgsche
C O R A N T.
N°' 17.
Dinsdag
1866.
30 Januari.
Editie van Maandag avond 8 uren.
Middelburg 29 Januari.
Omtrent de ministerieele crisis kunnen wij geen nieuws
roededeele.i, om de eenvoudige reden dat wij er niets van
weten. Alles wat wij er van zouden kunnen zeggen zou
®oeten bestaan in het napraten van sommige geruchten
of het vormgeven aan andere, en wij willen ons daarvan
liefst onthouden. Onder die geruchten is er echter een
etwelk reeds dadelijk bij het ontstaan der ministerieels
cnsis zich heeft voorgedaan, doch van lieverlede meer
relief verkrijgt, en dat wij dus nietmet stilzwijgen mogen
voorbij gaan. Wij willen daarom echter nog niet geacht
worden te meenen dat aan dit gerucht zuivere waarheid
ten grondslag ligt al hetgeen aan het beslissend
oogenblik was vooraf gegaan leidde er zoo toe om het,
te recht of ten onrechte, te doen ontstaan maar wij
willen evenmin den schijn op ons laden alsof wij het
zochten te ignoreeren. Het betreft dan de waarschijnlijk
heid dat de samenstelling van een nieuw kabinet zou
worden opgedragen aan den tegenwoordigen minister
^an koloniën, den heer Fransen v. d. Putte. Met de
bespreking van dit gerucht houden de meeste dagbladen
van gisteren zich bezig, en zij ontveinzen niet de vrees
at de heer van de Putte wel eens de man kon blijken
te zijn wiens krachten voor de leiding van onze politiek,
als hoofd van het ministerie, zonden te kort schieten.
unneti daarover niet oordeelen, maar vertrouwen
a e heer van de Putto die als minister van koloniën
thans zoo zeer gewaardeerd wordt zelfkennis genoeg
ezit om op die vraag een antwoord te geven, en daarbij
niet uit het oog zal verliezen, dat het zeermoeilijkisden
heer Thorbecke op te volgen, bij de groote waarschijn-
ijicheid dat men hem niet vervangen kan.
De Heldersche courant vreest dat de heer v. d. Putte
reeds hu te ver is gegaan (in zoo verre als ondersteld
wordt dat hij de crisis bevorderd heeft) en dat de be
kende waarschuwing: Tel brille au second rang qui s'éclipse
au premier" door hem is uit het oog verloren.
Het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage hoopt,
dat indien werkelijk de koning de samenstelling van een
ministerie aan den heer v. d. Putte mocht opdragen, het
an zal zijn onder bepaalde verzekering dat de koloniale
quaestie zal beslist worden.
De Arnhemsehe courant zegt er het volgende van
.Dat het bij eene crisis aan geruchten niet ontbreekt,
spreekt van zelf. Crisissen leven van geruchten en ge
ruchten leven van crisissen. En zoo hebben wij dan ook
reeds het gerucht vermeld, dat de heeren Thorbecke en
li vier bepaaldelijk aan den koning zouden verzocht
ebben, niet meer met eene portefeuille te worden belast,
en dat de heer van de Putte met de samenstelling van
een nieuw ministerie zou belast zijn.
.Wij weten niet, of dit gerucht grond heeft, maar
nemen het hypothetisch voor waar aan. De heer van de
ntte, de samensteller, de auteur van het „nieuwe minis
terie", zon dan, naar de gewone opvatting, het hoofd, de
leider er van zijn moeten. Is echter de heer van de Putte
voor die taak opgewassen is hij een politiek man, een
staatsman opgeroepen niet om een tak der staatsdienst
te beheeren, maar om eene richting, een beginsel van
regeering te vertegenwoordigen? om een stelsel van
s.aatsbeleid, den ganschen onvang van de taak eens
gouvernements, voor te staan en in toepassing te
rengen? Kan en zal hij aan zijn ministerie dit zedelijk
overwicht mededeelen, zonder hetwelk men geene regee-
ringskracht uitoefent, zonder hetwelk men in de
eigenlijke beteekenis des woords niet regeert?
„Wij ontkennen het niet, even weinig als wij het be
vestigen. Wij stellen de vraag slechts, want op die vraag
°mt alles aan, niet alleen voor den heer van de Putte
en zijn eventueel „nieuw ministerie," maar voor het land,
vooi de liberale zaak. Vier jaren lang zijn wij gewend
geweest aan een krachtig, voortvarend, liberaal gouver
nement. Kwam er nu een nieuw liberaal gouvernement,
t a noc'1 z°o krachtig, noch zoo voortvarend was, de
e eurstelling zou grooter zijn en de ontevredenheid nog
i meer algemeen opgewekt worden, omdat het een minis-
1 terie derzelfde kleur was, dan wanneer een ministerie
eener andere kleur had opgevolgd."
De Nieuwe Utrechtsche courant betuigt haar leedwezen
over het ontslag van den minister Thorbecke een
leedwezen waarmede wij ten volle instemmen—en brengt
verder een welverdiende hulde aan dien staatsman, voor
wien het dienen van zijn vaderland vaak een ondank
bare taak is geweest„Wat nog krachtig is in den lande,
zegt de N. U. ct., wat nog denken wil, zal zijn naam in
zegening houden, en de ware vrijzinnigheid, steunende
op de grondwet, zal niet worden uitgedoofd. Als Thor
becke niets anders gedaan had dan ons leeren begrijpen
wat we doen moeten om in waarheid vrij te zijn, in den
echten, edelen constitntioneelen zin, dan had hij genoeg
gedaan, en dien geest heeft hij zelfs bij zijn tegenstanders
in vele gevallen doen ontwikkelen. Wanneer Thorbecke
aftreedt, wanneer hij rust geniet en niets meer te geven
of te vergeven heeft, dan zal het duidelijk worden wat
hij voor ons land geweest is, ter ontwikkeling van ons
constitualisme."
De Alkmaarsche courant een der best geschreven
weekbladen van ons land bepaalt zich voor het tegen
woordige nog tot het wikken en wegen der redenen die
tot de ministerieele crisis hebben gele'id.
De gemeenteraad alhier zal op Woensdag a., des
namiddags te half twee uren, eene openbare zitting
houden, ter behandeling der navolgende onderwerpen:
missives van gedeputeerde staten, goedkeuring raads
besluiten, bedenkingen verordeningen enz. belastingstel
sel; idem kamer van koophandel, rekening 1865; idem
commissarissen van de wisselbank, af- en overschrijving
begrooting 1865; voorstel van burgemeester en wethou
ders opheffing beurtveer op 's Gravenhago; idem onder-
handsche verhuring W. I. pakhuizen benoeming hulp
onderwijzers op de scholen CenF; wijziging verorde
ning lager onderwijs.
Volgens een later bericht zonden de heeren G. B. E.
Bilheimer, A. van de Sande, K. Blonk en A. Loois Jz.
voor do op nieuw op hen uitgebrachte benoeming echter
hebben bedankt.
De voor rekening der Nijverheids-vereeniging alhier
gebouwde en tot ventjager uitgeruste hoogaars, gevoerd
door schipper de Vos, is gisteren van haar eersten tocht
hier teruggekeerd, een veertigtal kabeljauwen aanbren
gende. Hoe gering die aanvoer schijnen moge, is hij toch,
met het oog op de tegenwoordig zeergeringevischvangst,
van beteekenis. Heden morgen werden twee en twintig
stuks aan de markt gebracht en voor goede prijzen
verkocht.
Gedeputeerde staten dezer provincie hebben ter ken
nis van de gemeente- en dijksbesturen gebracht, dat de
ingekomen aanvragen om rentelooze voorschotten tot
verbetering van wegen in 1866, minder beloopen dan de
beschikbare som en dat gedurende drie maanden alsnog
aanvragen kunnen worden ingezonden.
Bij Provinciaal blad no. 13 hebben gedepnteerde staten
van Zeeland aan de dijksbesturen der polders in de pro
vincie mededeeling gedaan aan Zr. Ms. besluit van den
28 December jl., volgens hetwelk de betrekking van
penningmeester van een hoogheemraadschap, dijk- of
polderbestuur, waaraan hetzij eene bepaalde som, hetzij
eene percentsgewijze belooning als vaste wedde is ver
bonden, niet vereenigbaar is met het lidmaadscbap der
rechterlijke macht.
Bedoeld besluit strekte ten antwoord op een verzoek
van jhr. rar. D. van Foreest, kantonrechter te Sehagen,
om gelijktijdig met deze betrekking die van penning
meester van den Anna-Paulowna polder te mogen waar
nemen.
Uit Vlissingen schrijft men ons heden:
„Naar ik verneem is aan heeren regenten over het
arm-gast-en weeshuis alhier, die, na onlangs hnn ontslag
genomen te hebben, door den gemeenteraad als zoodanig
op nieuw zijn benoemd, door deNederdnitsch-hervormde
en roomsch catholieke armbesturen, alsmede door een
aantal ingezetenen schriftelijk verzocht zich die benoe
ming te laten welgevallen."
De typhus die, zooals men ons onlangs meldde, in
de gemeente Biervliet heerschtte, blijft daar nog steeds
zijne slachtoffers eischen.
De heer Thorbecke is Zaterdag per eersten trein te
Rotterdam aangekomen, vergezeld van twee ambtenaren,
ten einde een persoonlijk onderzoek in te stellen naar
de spoorwegverbinding over de Maas. Om half twee is
zijne exc. weder naar 's Hage vertrokken.
De commissie voor de examens der posterijen gedu
rende 1866 bestaat uit de heerenJ. P. Hofstede, hoofd
directeur der posterijen, voorzitter; J. A. L. F. Steffens,
inspecteur der posterijen te Utrecht; mr. B. van Hasselt,
directeur van bet postkantoor te 's Gravenhage; A. Jan
sen, commies bij bet departement van financiën (afdee-
ling posterijen), secretaris; W. Juta, directeur van het
postkantoor te Hilversum, belast met de tijdelijke waar
neming van het postkantoor te ZaandamJ. J. Doffignies,
directeur van het postkantoor te Zevenaar.
Men leest in het Weekblad van het Recht:
„Wij meenen uit het voorloopig verslag van het wet
boek van strafvordering te moeten afleiden, dat de
afkeer van, wij zonden bijna zeggen het vooroordeel
tegen de jury, niet zoo onvoorwaardelijk en algemeen
meer is als vroeger. Wij constateeren dat met genoegen,
en wij nemen er aete van. Wel schijnt men de zaak nog
bedenkelijk te vinden; maar toch ziet mende voordeelen
der jury niet meer zoo geheel voorbij, en men schijnt het
zelfs vrij algemeen eens te zijn geweest, dat de jury
beter is dan wat het ontwerp onze kinderen of kinds
kinderen aanbiedt. Dit is een groote stap voorwaarts,
waarmede wij vooreerst best tevreden zijn. Ook de heer
van Goltstein in zijne in vele opzichten belangrijke
hota, al meent hij „dat de jury geringen waarborg voor
eenejuiste en onpai tijdige uitspraak oplevert", erkent
toch „dat door de opdracht van de schuldigverklaringen
der oplegging van de straf aan denzelfden rechter een ge
wichtige waarborg voor eene onpartijdige beslissing aan
den beklaagde ontvalt en daarenboven, zooals hij eenige
regels verder zegt, eene bedenkelijke zaak is." En toch,
een beklaagde is aan eene onpartijdige beslissing nog al
iets gelegen. Er is echter al veel gewonnen, als men niet
alleen maar met groote woorden en machtspreuken
strijdt. Geduld dus. Bij ons gaan alle dingen langzaam.
Maar de stroom stelt zich zachtjes aan in beweging.
Eenmaal zullen wij misschien komenwaar wij zijn
moeten."
Veeziekte.
De Staatscourant van heden bevat opgaven betreffende
den veetyphus in de provincie Zuid-Holland en Utrecht
over de week van 14 tot 20 Januari.
In die week zijn aangetast 2,034; aan de ziekte gestor
ven 280; afgemaakt 226 en hersteld 218 runderen; aan
het einde der week waren 1,310 nog ziek.
Sedert het begin der veeziekte zijn in het geheel aan
getast 29,031; aan de ziekte gestorven 8,966; afgemaakt
7,410 en hersteld 9,896 runderen.
In de provincie Utrecht zijn in de week van 14 tot 20
Januari aangetast 424; aan de ziekte gestorven 148;
afgemaakt 0hersteld 203 runderen.
Sedert het begin der ziekte zijn in die provincie in
het geheel aangetast 2,134; aan de ziekte gestorven 790;
afgemaakt 65 en hersteld 926 runderen, zoodat in het
geheel 353 nog ziek zijn.
Volgens eene in de Nieuwe Bredasche en Ooster-
houtsche courant voorkomende advertentie van wegehet
gemeentebestuur te Oosterhont, is de veetyphus in die
gemeente uitgebroken.
Benoemingen en besluiten.
HOOGESCHOI.EN. Opgedragen de algemeene leiding
van en het toezicht over de academische bibliotheek te