BIJVOEGSEL VAN DE MIDDELBURGSCHE COURANT. Donderdag 18 Januari 1866. No. 10. REHANDKLING iu de eerste kamer den 2D December IXBS Wetsontwerp tot onteigening vanperceelen ten behoeve van den spoorweg van Goes langs Middelburg naar Vlissingen en van een kanaal van Vlissingen naar Middel burg, met daarbij behoorende werken. Vervolg an slot.) De heer van der Lech, de Clercq Mijnheer de voorzitter, geboren in en uit Zeeland afgevaardigd, ligt het in den aard der zaak, dat ik bij uitnemendheid ge hecht ben aan dat gewest. Ik heb daarom zoowel bij gelegenheid van de behandeling van de spoorwegwetten als bij dit ontwerp met genoegen gezien dut er een spoor- weg komt, welke een deel van Zeeland doorsnijden zal. Ofschoon door de eigenaardige ligging van dat gewest niet alle localiteitcn door dat groote werk zullen bevoor recht worden, zoo acht ik het toch buiten twijfel dat ook zij, die niet onder de bevoorrechte behooren, vollen vrede zullen hebben met dit wetsontwerp, dat inzonder heid Zuid-Beveland en Walcheren op het oog heeft en bevoorrecht. Wanneer ik nu naga hetgeen gesproken is door het geachtte lid uit Groningen, dan zou ik mij lang zamerhand kunnen gaan verplaatsen in de disenssiën bij gelegenheid der behandeling van de verschillende spoor wegwetten in der tijd gehouden; want om eene triviale uitdrukking te gebruiken, die ook destijds gebezigd is en heel wat debat heeft veroorzaakt,het schijnt ook thans dat iedereen wat van destokvischvellen hebben wil. Ik heb er nimmer zoo over gedacht en denk er nog zoo niet over; ik beschouw de zaak uit het oogpunt van algemeen belang, en ik verklaar plechtig dat de locali- teit, waarop ik de meeste betrekking heb, door dezen spoorweg niet bijzonder wordt gebaat; ja ik zon durven zeggen dat men daar dezen spoorweg even lief heeft als dien van Rotterdam naar Keulen. Maar, mijnheer de voorzitter, wij zijn hier niet geroepen om de belangen van enkele localiteiten of enkele provinciën voor te staan, maar om voor het gansche land te zorgen, en dan vind ik dat er geen lijn nog geprojecteerd is die dat algemeen belang zoo aanzienlijk bevorderen kan, als juist deze lijn. Die lij Ti zal Middelburg, zoo ik wenscb, eene groote mededingster maken in handel en scheepvaart met de bestaande koopsteden. Ik zeg dat niet met het oog op Amsterdam en Rotterdam, want die groote koopsteden in ons land zullen concurrentie met Vlissingen of Mid delburg wel kunnen volhouden, maar ik zeg het daarom, omdat thans de groote schepen voor de schoonste i haven of liever in het beate zeegat van Nederland het anker laten vallen, niet om daar te lossen, maar om naar Antwerpen bij de eerste goede gelegenheid verder te gaan. Ik moet het denkbeeld van den minister in dit wetsontwerp neergelegd volkomen huldigen en stel er den hoogsten prijs op, voornamelijk om de concurrentie met Antwerpen mogelijk te maken voor eene Nedcr- landsche haven. De geachte afgevaardigde uit Groningen heeft gezegd en daarop moet ik bijzonder wijzen dat, wanneer I de afdamming zal geschieden, men het voordeel van de I aanslibbing toch zal hebben zonder het kanaal. Dat ge- 1 loof ik niet. De afdamming staat in onmiddellijk verband I met het. kanaal door Walcheren. Wanneer men het Sloe wil overbruggen en niet afdammen, dan zal er zeker i geeu kanaal te pas komen; maar wanneer er afgedamd i wordt, dan moet er een kanaal komen van Vlissingen j naar Middelburg, ten einde deze steden directe en niet j gevaarlijke communicatie zouden hebben met Holland. Dit is ook vooral voor Middelburg noodig, anders sluit i men die stad misschien ia door aanslibbing barer haven, hetgeen naar mijn inzien door het afdammen 1 van het Sloe zeer zal worden bevorderd, zonder behoor lijke spuiing door middel van het nu geprojecteerd kanaal. Het voordeel der aanslibbing, de minister heeft er reeds op gewezen, is zeer groot. Ten bewijze daarvan zal ik herinneren, dat er concessie is aangevraagd om het Sloe af te dammen en een kanna] van Vlissingen naar Middelburg te graven zonder eenig subsidie te verlangen, mits men de voordeelen van de aanslibbing mocht genieten. Daarom geeft de minister ook de voor- i keur aan eene afdamming boven eene overbrugging, en geschiedt de afdamming,dan,ik heb het reeds aangetoond, is bet kanaal noodig, omdat men anders Vlissingen en i Middelburg geheel isoleert. Men zal misschien zeggen i dat wat Vlissingen betreft, men in de gelegenheid is om het kanaal van Zuid-Bevelaud te bevaren. Maar beweert men dat, dan is men niet bekend met de localiteit. De minister heeft reeds gezegd dat het een zeer gevaarlijk vaarwater is en dat het niet gemakkelijk is van Vlissin gen naar Hansweert te komen, het begin van het bedoeld kanaal. Maar er is nog iets, waarop ik moet wijzen met het oog op bet belang van onze scheepvaart en onze marine. Gesteld dat een schip met koopmansgoederen te Vlis singen heeft gelost en nu naar Rotterdam wil gaan of naar eene andere plaats iu Holland, zal het dan opnieuw ballast innemen en buitenom moeten zeilen? Is het dan niet reel veiliger en minder kostbaar, als het schip door het kanaal naar Middelburg, en door de Middelburgscbe haven, naar de Zandkreek eu zoo vervolgens, door een stoomschip opgesleept wordt naar de plaats waar het wezen moet En bij oorlog, de Hemel beware ons er voor, maar het kan toch gebeuren! wanneer onze active zeemacht, zoo veel of zoo weinig als die dan wezeu moge, in het nauw wordt gebracht en vluchten moet naar Vlissingen, zal zij door dat kanaal zich kunnen redden, en weder spoe dig op de Ooster-Schelde komen, om op nieuw toe de verdediging van het vaderland mede te werken, terwijl men anders groot gevaar loopt dat de schepen genomen of in den grond geboord worden. Ik zal geeu misbruik makeu van den reeds ver ver streken tijd eu mij niet verder met de verdediging inla ten van deze zaak. Ik heb voornamelijk een woord in 't midden willen brengen en doen opmerken, dat het hier niet is een uitsluitend Zeeuwsch belang, want ik laat gaarne de verdediging van het wetsontwerp over aan den heer minister van binnenlandsche zaken, wetende dat die dan in goede handen is. Maar men moet dit werk niet aan Zeeland als zulk een gunst opdringen of aanrekenen, zoodat alle andere belangen van Zeeland daardoor op den achtergrond zouden kunnen worden geschoven. Ik beschouw het als een algemeen belang, waarbij Zeeland, Noord-Braband, Limburg, ja het gan sche land evenzeer betrokken is; immers bij den voor uitgang van den handel heeft ieder Nederlander belang. De heer Fransen van de Futtc: Nog een enkel woord na hetgeen reeds gesproken is ten gunste van het wetsontwerp, zoo door den minister van binnenlandsche zaken als door mijn medeafgevaardigde uit Zeeland en door den heer van Swinderen uit Friesland. Het is zeker van het uiterste belang dat dit onderwerp nu is beschouwd als niet speciaal ten voordeele van Zeeland en ook niet speciaal ten voordeele van Middelburg, maar in waarheid als eene zaak van algemeen belang voor den handel, de scheepvaart eu afwerende de vreemde concurrentie van den transithandel. Ik behoef daarop dus niet terug te komen, en wil alleen doen opmerken, dat wanneer men dit wetsontwerp niet aauneemt, men daarenboven Zee land te kort doet en speciaal Middelburg begraaft. Wat heeft Middelburg op het oogenbliii nog Weiuig meer dan zijne zeer belangrijke korenmarkt en die van eenige andere inheemsche producten, en die houdt op gevoed te kunnen worden wanneer het Sloe wordt afgedamd en er geen kanaal komt, want dan is de vaart uit het vierde en het vijfde district, die de helft van Zeeland uitmaken, van de Middelburgscbe markt afgesloten. Men sluit tevens voor Vlissingen de communicatie met het binnenland af. Er is nog een punt. Tegenover de afdamming van het Sloe stelt men eene overbrugging. Doch die overbrug ging is mijns inziens bijna eene onmogelijkheid, en ik zou durven beweren dat eene brug in minder dan 20 jaren aan onderhoud zou kosten wat nn voor het kanaal geraamd is. Omtrent 20 jaren geleden heeft men bij het aanslibben van Znid-Beveland, waarvan een polder inge dijkt is, den postdam met ongeveer 500 el verlengd, en 10 jaren later is men genoodzaakt geweest opvolgend dien met 80 el in tc korten, ten gevolge van het verloop van het vaarwater; daardoor is het overvaren bemoeilijkt en de aanwassende plaat verergert die. Indien men daar dus eene brug gelegd had, zou men dien doorgang weder hebben moeten verplaatsen, en deze blijft daaraan bloot gesteld. Daarenboven heeft men twee getijen te gelijk in het Sloe, en ik vraag, hoe het mogelijk zal zijn den doorgang eener brug altijd open te houden tegen de zich daar kruisende eb en vloed van Veere naar Vlissin gen en omgekeerd, bij ijsgang? Een laatste punt. Vooral is er gewezen op het gebruik van het kanaal door Zuid-Beveland, in plaats van het kanaal door Walcheren. Men zeide dat daarom dit laatste niet noodig was. Te recht heeft mijn mede-afge vaardigde uit Zeeland aangemerkt, dat deze beoordeeling waarschijnlijk is toe te schrijven aan gebrek van locale kennis bij hen die dat beweren. Men moet niet vergeten, dat wanneer, gelijk bemerkt is, in den winter schepen te Vlissingen biunenloopen, zij buiten oin zouden moeten gaan, of, zoo men beweert door het kanaal van Zuid- Beveland, dat zij dan komen op de Ooster-Schelde, die voor groote schepen soms zeer moeielijk is; terwijl daar entegen de vaart van België naar den Rijn, die gecon serveerd moet worden, uit kleinere, minder diepgaande, althaus uit een geheel ander soort van schepen bestaan de, dat gedeelte der Schelde kan vermijden, door te gaan door de Eendracht. Het algemeen belang eischt dus, dat men dit ontwerp van wet aanncrae en niet door min juiste beschouwingen tegenstreeft, het belang van Zee land en Zeelands hoofdstad daarbij op zijde zette, en, in plaats van te bevoorrechten, het weinige niet wegneme dat aan Zeeland en aan Middelburg nog is overgebleven beider welvaart gedijt ook voor geheel Nederland. De heer §chimtnelpenninck vaas «Ier @ije: Ik kan mij met dit wets-ontwerp volstrekt niet vereeni gen en acht mij verplicht kortelijk de redenen daarvan te ontvouwen, voor zoover die niet overeenstemmen met hetgeen reeds door andere leden gezegd is. Ik stem het den minister toe, dat een kanaal iü ver band met een spoorweg en een spoorweg in verband met een kanaal, zeer licht elkander kunnen voeden. Iets der gelijks bestaat, mij bewust, tusschen Liverpool en Man chester, een kanaal dat pas is begonnen te bloeien toen de spoorweg is aangelegd; maar dat was, omdat de eene plaats eene fabriekstad en de andere eene handelsstad is, en die twee elkander aanvullen. Hier kan ik iets dergelijks niet zien. Het is slechts een korte afstand, een kanaal niet van eene fabriekstad naar eene handelsstad, maar van eene handelshaven naar eene stad van 17000 zielen satis plus. Nu 13 mijn groot bezwaar juist dat het kanaal, dat men graven wil, bij slot van rekening totniets zal dienen dan om, tijdelijk althans, Middelburg in verband te brengen met Vlissingen, in de hoop den ouden luister te zien herleven. Wij zijn het, geloof ik, allen eens dat de afdamming van het Sloe verre verkieselijker is; zij kost 131 tC)n naar de berekening, terwijl de overbrugging drie millioen zal kosten. De kosten van onderhond zullen bij een dam niet de helft

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 5