ÜmtnïlanD. Berichten en telegrammen uit Madrid. BRIEVEN UIT BELGIË. De heer van der Hijden acht dit bezwaar als opgehe ven, daar twee der aftredende heeren zich bereid hebben verklaard hnnne werkzaamheden nog tijdelijk te blijven waarnemer., zijnde juist die beiden belast met de admi nistratie der keuken, hetgeen als het moeilijkst en ge wichtigst wordt beschouwd, rtog wordt door den heer Mestdagh aangevoerd, dat thans, nu er geen regenten meer zijn, niet in staat is v ergadering te beleggen, rekeningen te voldoen, ja zelfs niet om den heer van Zwevelen te installeeren. De heer van Uije Pietcrse zegt dat de raad de redenen niet heeft te beoordeelen welke de regenten tot hun besluit hebben geleid. Hij is echter voor het door den voorzitter gedane voorstel, daar men de regenten wel dankbaar mag zijn voor de kundige en ijverige wijze waarop zij hunne betrekking steeds in het belang der gemeente hebben vervuld. Daarom acht hij het ook wenschelijk hen op bescheiden wijze uit te noodigen om terug te komen op hun genomen besluit. Het door den heer van Uije Pieterse aangevoerde wordt ten volle beaamd door den heer Hector, die het ook, met het oog op de gewichtige diensten door de regenten be wezen, ondankbaarzou noemen als dezerzijds geen poging werd aangewend om hen van besluit te doen veranderen. De lieer Laernoes zegt dat, voor zoover hij weet, het bezwaar niet is weggenomen, al weiden de regenten gevraagd om terug te komen van hun besluit. Zijns inziens zou de raad een gek figuur maken als zij eens weigerden aan de uitnoodiging gevolg te geven. De voorzitter zegt dat het voorstel met algemeene 'temmen behoorde te worden aangenomen, ten einde eenig goed gevolg daarvan te kunnen verwachten. Uit aanmerking van de reeds aan het gasthuis bewezen diensten en het wenschelijke dat de afgetreden regenten in het collegie zitting blijven houden, verklaart de heer de Kruijff thans voor het voorstel des voorzitters te zul- ten stemmen. De heer van der Hijden zegt dat hij er tegen blijft. Hij ziet het noodzakelijke er niet van in, te minder deet er toch velen zijn die over het genomen ontslag blijde zijn en het toejuichen dat er eens eeuige verande- ring komen zal. Het is zijns inziens b. v. ook zeer onaange naam voor een bakker om, zoo als gebeurd is, in tegen woordigheid van verscheidene menschen, in den winkel een dier heeren met een brood in de hand te zien staan en aanmerkingen te hooren maken over het misschien een of twee lood te lichte gewicht van het brood. \an de werkzaamheid en kunde van den heer van Zwevelen meent spreker overtuigd te mogen wezen; terwijl, natlr jjjj vernomen heeft, ook goede getuigenis betreffende dien heer aan den voorzitter van het collegie van regenten moet gegeven zijn. Op dit laatste antwoordt de heer Mestdagh, dat hij nog nimmer de stem van den heer van Zwevelen heeft gehoord en dat hij ook ge n onderzoek omtrent dien persoon heeft gedaan of willen doen, daar hij als voor- zitter tevreden moet zijn met hem, die door den raad wordt benoemd. Evenwel meent hij er op te moeten ^ij'-èn, dat het noodig is zooveel mogelijk bekwame menschen als regenten te hebben. .De heer Winkelman geeft den voorzitter in overwe ging om, aangezien het voorstel niet eenparig zal worden aangenomen, dit in te trekken on in eene volgende vergadering tot de voorziening in de bestaande vacatu ren in het collegie van regenten over te gaan. De heer van Uije Pieterse ondersteunt thans het denk beeld van den heer Winkelman. De heer Pot zegt nog dat hij meer dan iemand het betreurt dat de regenten hnn ontslag hebben genomen. Het is hem evenwel bekend dat zij, al werd hun een ver zoek daartoe gedaan, toch niet op hun besluit zouden terugkomen, daar de struikelblok niet kan worden weggenomen. Ihans verklaart ook de voorzitter dat hij zich met bet gevoelen der beide wethouders vereenigt, zoodat hij het gedane voorstel intrekt. In eene volgende zitting zal alsnu tot de benoeming van nieuwe regenten worden overgegaan. De heer Mestdagh merkt op dat er thans geen collegie van regenten bestaat en er dus geen voordracht kan plaats hebben. Iiieiop antwoordt de voorzitter dat zulks ook niet worgt verwacht en de benoeming thans geheel aan de vr'j? k®117-6 van den raad zal worden overgelaten. e lieer van ''et' Hijden acht het wenschelijk dat voortaan, ter vermijding van kwetsing, de benoeming geheel aan den raad worde overgelaten, op voordracht van burgemeester en wethouders. Nadat de voorzitter heeft geantwoord dat alsdan eene wijziging der instructie voor regenten zou noodig wezen, zegt de lieer van Uije Pieterse dat hij zoodanige wijzi ging u el zou kunneu goedkeuren, daar regenten door e inwijking hunner voordracht een onaangenamen in- aruk hebben gekregen, zoodat liet niet onmogelijk is aat het collegie van regenten voortaan geen voordracht oi aanbeveling meer zou willen doen. Hij acht het goed °ver dit punt de gedachte eens te laten gaan. u 'ieer inkelman gelooft dat niet alleen het collegie n ïegenten, maar ook verschillende andere collegiën tpnf°'^0I ilt'ën niet genoeg doordrongen zijn van de be- kems der woorden: voordracht en aanbeveling. Voor- iem iW?S vroeSer eene lijst van personen, waaruit men vr a'i i noe®en moest, doch de tijd van zoodanige sl/'i 'ton 's thans voorbij. Tegenwoordig hebben buT a:.laheve'iiigen plaats. Benoemt men nu iemand geé 6n "i'6 aat'heveling, dan heeft men, zijns inziens, 1: reeht dit kwalijk te nemen en zich daarover gevoe- "S te betoonon. De heer Mestdagh kan zich voor alsnog met het geuite denkbeeld niet vereenigen. Voor de belanglooze moeite door de leden aan de instelling bewezen is de vergun ning tot het doen van voordrachten als het ware eene belooning, daar het, vooral in een beperkt collegie, toch wel niet onverschillig zal zijn met wie men zitting heeft. De heer Hector verklaart dat hij het met den heer Mestdagh eens is, waarna de voorzitter opmerkt dat iedere zaak aan bezwaren onderhevig is, doch het goed kan zijn om over dit punt nader de gedachten te laten gaan. Hierna wordt de zitting gesloten. Algemeen overzicht. Na de gisteren medegedeelde telegrammen uit Spanje hebben wij nog slechts een paar berichten ontvangen welke wij hieronder laten volgen. Hoe uiteenloopend de tijdingen ook wezen mogen, hoe partijdig de feiten ook mogen voorgesteld zijn, zoo kan toch de indruk dien men na eene oplettende lezing verkrijgt geen andere zijn dan dat de opstand aanmerkelijk veld wint en ditmaal alle kans van slagen heeft. Het plan schijnt bovendien reeds sedert geruimen tijd te zijn voorbereid en van lieverlede uitbreiding te hebben gekregen. Hoe wel de opstand hoofdzakelijk een militair karakter draagt, vindt hij toch zijn steun onder de progressistische en democratische partijen, die reeds sedert eenigen tijd van huu nadrukkelijk verzet tegen de regeering van koningin Ioabella hebben doen blijken, o. a. door zieb van elke deelneming aan de verkiezingen te onthouden. Voorts heeft men in de kunde en maatschappelijke positie van Prim wel eenige waarborgen dat bij zijn toekomst niet zal blootstellen aan de kwade kansen van een roekelooze onderneming. Of de zegepraal van den opstand in het belang van Spanje wenschelijk is, is echter een vraag, voor welker beantwoording de gegevens nog ontbreken. Alles hangt hier af van den omvang van het plan en van de vraag in hoeverre men het doel van den opstand zal kunnen verwezenlijken. Mocht men hierbij niet verder kunnen gaan dan in 1854, dan zouden de onmiddellijke gevolgen vermoedelijk deze zijn, dat men onder de regeering van Isabella een ministerie PrimEspartero zag optreden, dat eeuige liberale wetten voorgesteld en enkele andere bevredi gende maatregelen genomen werden, totdat de vereenigde invloed van de camarilla en de geestelijkheid weder zoo danig de bovenhand krijgt, dat andermaal een militaire omwenteling onvermijdelijk wordt. Met al die schier doellooze afwisselingen wint Spanje niets. Maar nu zou het kunue® zijn en wij hebben reeds als ons gevoelen doen kennen dat daarvoor wel kans bestaat dat de omwenteling ditmaal verder ging, en dat zij zich niet liet beteugelen vóór dat de tegenwoordige regeering door een werkelijk constitutioneel staatsbestuur vervangen was. In dit geval zon het nieuwjaarsgeschenk waarmede koningin Isabella den 2 dezer verrast werd, voor haar zeker een harde roede, maar voor Spanje een werkelijke weldaad kunnen zijn. lu Frankrijk is de quaestie over het tractaat tusschen dat rijk en Engeland voor de uitlevering nog altijd aan de orde, en de heer Paulin Limayrac schrijft in de Consti- tutiounel nog zeer lange artikelen om de eischen van Frankrijk aan te dringen. Veel welsprekender dan die uitgebreide betoogen zijn ook ditmaal weder enkele potloodstrepen van de Punch, die geen verdere ophel deringen noodig hebben dan die van de twee regelen welke er onder zijn geplaatst. Keizer Napoleon, met den hermelijnen mantel rond de schouderen en een keizerlijken kroon op het hoofd, staat met Briitannia, in het costunm van Minerva en met het uitleverings verdrag in de handvóór het portret van Lodewijk Napoleon, op welks lijst het jaartal 1848 staat. „Zie dat portret, zegt Napoleon, en „Dit portret, sire, antwoordt Brittannia den kei zerlijken viager, is dat van een gentleman dien ik aan de Fransche regeering had moeten uitleveren, indien ik aan dat woord de verklaring gaf die uwe mannen van de wet er aan toekennen." De arrestaties in Ierland onder de aanhangers der Fenians zijn weer met nieuwe kracht aangevangen. Te Limerik zijn o. a. de kolonel Byron en twee soldaten van het leger der geconfedereerden, en te Tyholland in het graafschap Monaghau, zekere Briee in hechtenis genomen. Volgens brieven in onderscheidene Fransche dagbla den zouden de Donau-vorsteudommen weldra weder de pennen der diplomatie in beweging brengen, daar de Russische invloed zich te krachtig doet gelden. Men wil dat Rusland zelfs reeds een opvolger voor den troon van Bucharest gereed heeft in den prins von Leuchtenberg, voor het niet onwaarschijnlijk geval dat vorst Kusa, die het vertrouwen zijner onderdanen niet schijnt te kunnen herwinnen, en buitendien zoowel wat het binneniandsch bestuur als zijne verhouding tegenover de Porte betreft, met groote moeilijkheden te kampen heeft, zich gedron gen zou zien af te treden. Eergisteren heeft de Hongaarsche landdag zijne werk zaamheden hervat. Op voorstel van den heer Deak is de discussie over het Oetober diploma en Februari-patent uitgesteld tot na de adres debatten. Madrid, Vrijdag 12 Januari. De divisie van den gene raal Zabala, komende van Malazon, de kolonne van den gouverneur van Ciudad Real, door de Guadiana vallei op- marcheerende, en de generaal Echague, door de Taag- vallei voortrukkende, hebben de opstandelingen genood zaakt om de bergstreken van Toledote verlaten. Degene- raai Prim is in allerijl langs Puente del Arzobispa naar de Portugeesche grenzen getrokken. De voornaam ste uitgangen van de bergstreek zijn door troepen bezet. De opstandelingen zijn wijd en zijd uiteen gedreven. Het land is overal rustig. Parijs, Vrijdag 12 Januari. De Moniteur du soir meldt dat de Spaanscbe regeering aan den senaat mach tiging heeft verzocht om den generaal Prim in staat van beschuldiging te stellen. De Indépendance beige van heden meldt het vol gende: Volgens den Spaanschen telegraaf was de gene raal Prim door eene ziekte aangetast. Dit bericht wordt gelogenstraft. Door zijne te Parijs wonende schoonmoe der zijn brieven van hem ontvangen, waaruit blijkt dat hij vol vertrouwen is op den goeden uitsiag zijner onder neming. Reeds twee duizend vrijwilligers zouden zich bij hem hebben gevoegd, terwijl de bevolkingen overal gezind blijken om hem te ondersteunen. Brussel11 Januari. Toen ik zoo even van de kamer der vertegenwoordi gers kwam, waar ik eenige parlementaire stukken had geraadpleegd, zag ik drie jezuïteu en drie grenadiers van de ligne de Place de la Nation oversteken. Deze zes stevige kerels, goed ingepakt, deze in hunne lange priesterkleederen, met steek en bef, hetgeen wel eenigs- zins den schilderachtigen bijnaam van raven dien men hen geeft, rechtvaardigt, gene in hun veelkleurige uniform met glinsterende knoopen, vertegenwoordigden de lijf wacht van het wereldlijk gezag en de zoogenaamde hemelsehe maeht. Ik zag er een zinnebeeldige voorstel ling in van de twee plagen, waardoor België gekweld wordt. Waarlijk, mijnheer de redacteur! 'tis niet tegen te spreken dat de schare van geestelijken, monniken en nounekens van allerlei orden, voor de toekomst van ons land geen geruststellende teekenen zijn; zij schieten op als onkruid, en de kloosters vermenigv uldigen zich meer dan ooit. Ik haast mij echter hierbij te voegen, dat ik verre verwijderd ben van het verlangen om het deze kerkelijke heeren moeieljjk te maken. Ik wil ook voor hen vrijheid, zoowel als voor ieder ander. En hoewel zij gezworen vijanden van de vrijheid zijn, hetgeen wei niemand ontkennen zal, zoo is dit toch geone reden om hen ook hunne plaats onder de zon te betwisten. Alleen verlang ik als tegengift tegen huu noodloitigeu invloed de meest mogelijke uitbreiding en ontwikkeling van het openbaar onderwijs. De staat moest alzoo steeds met milde band de kostbare zaden van lager en middelbaar onderwijs zoo ver mogelijk uitstrooieu. Laat hij zonder schroom jaarlijks zijne millioenen aan de opengeploegde voren toevertrouwen, de toekomst zal ze hem met woekerwinst terug geven. Maar om over die groote sommen, die men ontegenzeggelijk noodig heeft om het onderwijs door het gelieele land te vei lo eiden en de onwetendheid tot in de uiterste schuilhoeken te ver volgen, te kunnen beschikken, zon uien ook, bij het ontzien van de bemelsche lijfwacht, welke men eerbie digen moet, de andere moeten opheffen: ik bedoel hier mede, zoo als ik reeds gezegd heb, niets anders dan het leger. Ja, iudien Leopold II de teekenen des tijds goed be greep, indien hij zich voldoende van de dwalingen, veroor deelingen en dwaasheden van het verleden kon los maken, indien hij den moed had eeu democratisch vorst te zijn, zou hij niet aarzelen hjpzqu het Belgische leger minstens met een derde, ver,mjtm|j,en en ue aldus ver kregen besparingen tetuiul£e'jf^he.M?penbaar onderwijn aanwenden. j Indien de minister,>ah>orIó^jba*pn Chazal^ hiet op''

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 3