krampachtig bij de hand vasthoudende, de Grieksche priester Siméon, zijn diaken Matsavinos, vijf vrouwen en acht kinderen. De begrafenisplechtigheid had den vol genden dag plaats. De geheele bevolking van Arnaut- Keuï nam er aan deel. Sedert 1 Januari dezes jaars heeft ook de Egyp tische regeering postzegels uitgegeven. Uit Bordeaux wordt gemeld, dat de wijn van den oogst van 1865 van zoo uitmuntende hoedanigheid is, dat het vat verkocht wordt voor 3200 franken. Dezer dagen werd het in een der policiebureaux te Londen bewezen, dat eene vrouw van omstreeks 45 jaren letterlijk van gebrek omgekomen was, wijl hare moeder haar voedsel onthield, haar echtgenoot haar had verlaten voor eene andere, en geen harer twaalf kinderen haar eenigen onderstand verleenen wilden, zonder dat voor al deze barbaarschheid eenige andere reden werd aan gegeven dan onwil. De oude moeder getuigde zelve te hebben kunnen aanzien, dat hare dochter zestig uren bewusteloos lag uit gebrek aan voedsel, en dat zij de moeder) geen geld voor geneeskundige hulp wilde uitgeven* De mishaudelde vrouw had zich wel is waar naar het zoogenaamde werkhuis van het kerspel (het Engelsche armengesticht) kunnen begeven, doch kon er niet toe komen tot dit liefdelooze stelsel van armen verzorging hare toevlucht te nemeu; zij waagde liever het uiterste, hetgeen meermalen het geval is. Het persoonlijk onderzoek van den minister van oorlog over de verplaatsing van het buskruit uit de ves ting 's Hertogenbosch, heeft tot resultaat opgeleverd, dat de inwoners zich eerstdaags in de verplaatsing daar van zullen mogen verheugen. De groote hoeveelheid buskruit zal worden overgebracht naar de forten Isabella en Crevecoeur, die de minister vooraf heeft onderzocht. Dat het eten van menschenvleesch bij de Afrikanen nog niet gedaan is, blijkt op nieuw uit de jongste mail berichten van de westkust. Daarin wordt namelijk mede gedeeld, dat de inlanders van Nieuw Calabar den 19 November zijn uitgerukt tot een tochttegen de bevolking van Brass, van waar zij vier dagen later terugkwamen met 37 gevangenen, die den volgenden dag op een groot overwinningsfeest werden gedood en opgegeten. De ver deeling der in stukken gehouwen lijken werd hierbij zoo danig geregeld, dat elk opperhooid daarvan een aandeel kreeg naar evenredigheid van het aantal personen, die door zijne manschappen waren gevangen genomen. In het Indische presidentschap Bombay is eene weduwe uit den stam der Hindoes op nieuw in den echt getreden. Volgens het bericht is het voor de eerste maal dat zich dit geval heeft voorgedaan. De inlander, die even als zij den moed had zoo openlijk met de oude tradi- tiëu der Hindoe's te breken, is een rechtsbeambte te Poonah. De bruiloft was zeer prachtig en werd bijge woond door een aantal Hindoes, die evenzeer gezind zijn den voor uitgang in de hand te werken. Thcrmometersfand. 12 Jaii.'s av. 11 u. 36 gr. 13 's morg.7 u. 34 'smidd. 1 u. 36 gr. Statcn-gcneraal. TWEBOK KAMEK. Voorloopige verslagen. Wetboek van strafvordering. Men meende bij deze herhaalde indiening van dit wet boek met betrekkelijk weinige opmerkingen te kunnen volstaan, doch beklaagde zich dat de regeering bij hare nieuwe memorie van toelichting een aantal gewichtige bedenkingen, welke hot vorige voorloopige verslag bevat, onbeantwoord en onopgelost heeft gelaten. Da hoofdbezwaren waren deze maal gericht tegen het stelsel van voorloopigo aanhouding van verdachten. Men oordeelde dat de persoonlijke vrijheid bij het ontwerp te weinig gewaarborgd is en te lichtelijk aan aanrandin gen kan bloot staan. De overgelegde staat van voorloo pige aanhoudingen van 1859 tot 1863 heeft een hoogst ongunstigen indruk op vele leden gemaakt, daar die staat van een groot aantal beklaagden melding maakt, wier schuld later niet kon worden bewezen, zoodat hunne arrestatie onrechtvaardig en onwettig is geweest. Deze omstandigheid gaf een zeer slechten dunk van de wijze waarop de rechterlijke ambtenaren gebruik maken van het hun geschonken recht. Men achtte het daarom dubbel noodig, in het nieuwe wetboek van strafvordering vol doende waarborgen daartegen op te nemen en eenige leden verlangdon dus dat hier de in vrijheidstelling tegen borgstelling, gelijk die in Engeland gebruikelijk is, zou worden ingevoerd, alleen met uitzondering van die ge vallen waarin de ballingschap, die het gevolg is van eene ontvluchting, geene genoegzame straf voor het begane misdrijf kan worden geacht. De heer J. K. van Goltstein heeft eene afzonderlijke nota overgelegd, in welke bij breedvoerig tracht aan te toouen, dat bij het ontwerp de vrijwaring van de indivi- dueele vrijheid tegen onbehoorlijke aanranding en het waarborgen der onschuld tegen onverdiende bestraffing niet genoegzaam in het oog is gehouden. Het denkbeeld, om een recht van schadevergoeding te schenken aan den verdachte, die buiten zijne schuld is benadeeld of wiens goederen zijn in beslag genomen, werd door eenige leden toegejuicht; doch anderen waren er niet mede ingenomen, omdat dit stelsel niet in allen deele zal toe te passen ziju en het een te zwaren druk op de schatkist zou leggen. Gemeenteraad van Vllsslngen. Avondzitting van Donderdag 11 Januari. Verordening veeziekte; ingekomen stukken; voorstel voorzitter betref fende regenten arm-gast- en weeshuis. Voorzitter de heer Callenfels. Afwezig de heeren Ruysch, Tideman en Verkil/I Quakketaar. De voorzitter deelt mede dat hij des morgens eene vergadering van burgemeesters uit Walcheren heeft bijgewoond, waarin mededeeliug is gedaan dat, volgens rapport van den veearts, de te Duinburg uitgebroken typheuse ziekte onder het rundvee nog niet bewezen is de elders heerschende veetyphus te zijn. In die verga ring is echter met algemeene stemmen goedgevonden dat de verschillende burgemeesters aan den raad hunner ge meente zouden voorstellen, om de in October jl. gemaakte bepalingen betreffende het verbod van in-, uit- en door voer van vee enz. nog voor eene maand van kracht te doen blijven, en tevens de gemeentebesturen uit te noodigen tot het inzenden vóór den 8 Februari a. van een met redenen omkleed rapport omtrent den toestand en de sterkte van den veestapel. De heer van Uije Pieterse zegt dat, al ware het ziekte geval te Domburg niet voorgekomen, het zijns inziens toch goed zou zijn om den tijd der werking van de be staande verordening te verlengen, daar de ziekte elders toch is toegenomen. Nu echter zich ook te Domburg een typheuse ziekte heeft vertoond is de verlenging dubbel wenschelijk en hij zal dan ook gaarne medewerken om de verordening nog voor eene maand vaa kracht te doen blijven. De heer Hector acht het wenschelijk om, overeen komstig het verlangen van zeer vele handelaren, den uitvoer van vee onder zekere voorzorgsmaatregelen toe te staan. Bij goede voorzorg kan zijns inziens door den uitvoer geen gevaar ontstaan. De voorzitter merkt op dat over het vergunnen van uitvoer reeds vroeger is gesproken, doch men toen gewezen heeft op het. gevaar voor besmetlting door kooplieden enz. Volgens den heer van Uije Pieterse zou, als de uit voer werd toegestaan en de invoer belet, de prijs van het vleesch zeer hoog worden; deskundigeu meenen dat men zelfs allicht vijftig cent voor de vijf Ned. onsen zou moeten betalen. Hierdoor zou dus het belang der burgerij ten zeerste lijden en dit belang behoort, als dat van het algemeen, te worden voorgestaan boven dat van slechts eenige handelaars. Hij deelt ook niet de meening van den heer Hector, dat de uitvoer niet gevaarlijk zou zijn. De kooplieden toch komen bij de boeren, be zoeken de stallen en vandaar overbrenging der smetstof. De voorzitter zegt dat bij eenige burgemeesters in de eerste bijeenkomst ook bezwaar bestond tegen het belet ten van den uitvoer wegens te verwachten gebrek aan veevoeder, doch dit bezwaar is geweken ten gevolge van den langdurigen zomer, daar dc beesten eerst laat op stal gekomen zijn. De heer Hector houdt vol dat het beletten van den uitvoer in het belang van den handel niet wenschelijk is. De uitvoer is, naar hij opmerkt, ook uiet overal verboden. De heer Pot noemt het meer dan overtuigend bewezen dat, niettegenstaande de scherpste lijnen van afsluiting, de veeziekte toch uitbreekt, ja zelfs als het ware bij voorkeur op die plaatsen waar de afsluiting het meest plaats heeft. Hij is het dan ook eens met den heer Hec tor, dat de handel uiet belemmerd mag worden en de uitvoer behoort te worden vrijgelaten. Beroemde genees- heeren houden het er voor dat de besmetting in de atmosfeer zit; spreker gelooft dus dat er geen vrees behoeft te bestaan voor het overbrengen van smetstof in de kleedingstukken der kooplieden. Gepaste maatrege len wil hij gaarne helpen bevorderen, doch uitvoer ver langt hij te zien vrijgesteld. De heer Laernoes vraagt of, als het bewezen is dat de te Domburg uitgebroken ziekte de eldtrs heerschende veetyphus is, de uitvoer dan zal worden vrijgelaten. De voorzitter antwoordt dat alsdan de noodige maatregelen van wege het provinciaal bestuur zullen worden geno men en de uitvoer vermoedelijk vrij zal worden. Alsnu zegt de heer Laernoes dat hij het voor de vee houders eene harde zaak noemt om den dood hunner beesten lijdelijk te moeten afwachten in plaats van elders goede prijzen daarvoor te kunnen maken. De voorzitter merkt op dat iedere zaak haar voor en tegen heeft, doch dat luj het wenschelijk acht het verbod van uitvoer vooralsnog te handhaven. De heer Winkelman geeft te kennen dat hij met be langstelling heeft nagegaan alles wat elders met betrek king tot de veeziekte is verricht. Niet alleen hier te lande, maar ook in Engeland heeft men het verbod van in- en uitvoer toegejuicht, hoezeer zoodanige bepalingen aldaar niet zijn kunnen worden gemaakt, ten gevolge van het verschil van wetgeving. Hier echter acht hij zoodanige maatregelen nuttig en daarom wenscht hij de bestaande verordening nog voor eene maand in haar geheel in werking te zien houden. De heer van Uije Pieterse deelt mede dat hij den vori- gen avond een brief heeft ontvangou van iemand die het grootste belang bij den veestapel heeft en die in dien brief te kennen geeft dat hij zoowel den uit- als den invoer vooralsnog zou willeu verboden zien. Hetgeen die heer, die tevens landbouwer is, verlangt, komt ook den spreker hier het wenschclijkst voor. De voorzitter zegt dat dit ook het gevoelen van de vergadering van burgemeesters uit dit eiland is geweest: heden waren allen voor het behoud der verbodsbepaling, terwijl vroeger nog enkelen daartegen waren. Zonder ie willen gelooven dat de landbouwer, waarvan de heer van Uije Pieterse gesproken heeft, eigenbelang beoogt, meent de heer Pot toch te moeten opmerken dat vele andere landbouwers anders schijnen te denken, daar zij aan den minister opheffing van het verhod tot uitvoer hebben verzocht. Hij wijst voorts andermaal op het belemmerende van dat verbod voor den handel. De voorzitter antwoordt dat zijns inziens belemmering van handel juist de beste maatregel is, dien men tegen de verspreiding der veeziekte nemen kan. De heer Hector zegt ten slotte dat, als bij het werke lijk uitbreken der elders heerschende veeziekte uitvoer geoorloofd zal zijn, hij niet inziet waarom de uitvoer dan ook thans niet kan worden toegestaan. Wat het gevreesde gevaar voor besmetting door kooplieden betreft, merkt hij op dat dit denkbeeldig is te achten, want dat de besmetting dan evenzeer door de veeartsen zeiven kan worden overgebracht. Het voorstel van burgemeester en wethouders, om de verordening nog voor een maand van kracht tedoen zijn, wordt in omvraag gebracht en aangenomen met 7 tegen 3 stemmen. Tegen stemden de heeren Hector, Pot en Laernoes. Tevens is bepaald dat vóór den 8 Februari a. aan de commissie voor de veeziekte een met redenen omkleed rapport zal worden ingezonden omtrent de gezindheid voor of tegen don verderen duur der verbodsbepalingen, alsmede den toestand en sterkte van den veestapel. De verordening wordt vervolgens voorgelezen en ge arresteerd. Voor kennisgeving wordt aangenomen eene schrifte lijke dankbetuiging van J. J. Naerebout voor de hem verleende toelage van f 50 wegens assistentie ten kantore van den gemeente-ontvanger. Mede wordt voor kennisgeving aangenomen een brief van den heer C. van Zwevelen, inhoudende de kennis geving dat hij de benoeming tot legentvanhetarm-gast- en weeshuis aanneemt. De voorzitter merkt op dat deze brief in verband staat met eene hoogst onaangename gebeurtenis, namelijk het bedanken van het collegie van regenten wegens de afwijking hunner aanbeveling, welke bij de benoeming heelt plaats gehad. Hij acht het wenschelijk namens den raad eene poging aan te wenden om die heeren van hun besluit terug te brengen. De heer van der Hijden zegt dat hij daar sterk tegen zou zijn. Hij meent dat er vtel te veel is gesproken over 's mans (des hoeren van Zwcvelen's) nederigheid; her innert dat voor acht jaren hetzelfde met hem, spreker, en den heer de Buisonjé heeft plaats gehad; en gelooft dat de door den voorzitter voorgestelde maatregel niet goed werken zou, omdat die man (de heer van Zwevelen) voor de andere heeren regenten te nederig is. Volgens den heer Pot heeft de benoeming van den heer van Zwevelen, die haar heeft aangenomen, niet plaats gehad om de andere regenten hun ontslag te doen nemen. Intusschen heeft deze zaak veel opspraak ge maakt; zij is zelfs op kerkelijk terrein overgebracht, en spreker is daarbij op hoogst oukiesche wijze het slacht offer gemaakt van den uitslag der plaats gehad hebbende benoeming, waaromtrent hem verschillende onverdiende verwijtingen zijn gedaan. Hij verlangt echter thans het gebeurde als met een sluier te bedekken. Daar de keuze vrij is zou hij het voor de afgetreden regenten eervoller achten zoo zij werden herkozen, in plaats van hen te verzoeken op hun besluit terug te komen. De beer Hector verklaart zich voor het voorstel des voorzitters, omdat het besluit van regenten tot het nemen van ontslag wellicht meer het gevolg is van eene zekere gevoeligheid over het voorbijzien hunner aanbeve ling, dan wel van de benoeming van den heer van Zwevelen. De heer de Kruijff meent dat, volgens verschillende in omloop zijnde geruchten, wel degelijk do benoeming van den heer van Zwevelen oorzaak is van het door de regenten genomen ontslag. Hij gelooft dat zij, al werden zij daartoe uitgenoodigd, thans niet meer op hun besluit zouden kunnen terug komen, omdat hun eer daarbij be trokken zou wezen. De voorgestelde poging zou dus slechts nutteloos tijdverlies ziju, hetgeen te minder wen schelijk is, nu het arm-gast- en weeshuis uoor den voor zitter alleen moet worden bestuurd. Eene nieuwe benoe ming der afgetredenen daarentegen zou zijns inziens het bewijs leveren dat men hunne bewezen gewichtige diensten op prijs stelt en ook veel eervoller zijn. De heer Mestdagh (voorzitter van het collegie van regenten over het arm-gast- en weeshuis) zegt dat hij zoo even heeft liooreu aanvoeren dat het arm-gast- en weeshuis thans door den voorzitter alleen wordt bestuurd. Dit is onmogelijk voor hemde plaats van vijf leden kan hij niet alleen vervullen, en dit is ook niet van hem te vorderen. Deze tijd van het jaar is bovendien de moei lijkste, zoodat hij zich heelt gehaast om burgemeester en wethouders te kennen te geven dat hij de verant woording in dezen stand der zaak niet langer op zich kon nemen en hij die op het dagelijksch bestuur over bracht. Ook begrijpt hij niet hoe het gaan moet als het collegie van regenten uit met de zaken geheel onbekende personen woidt samengesteld. Vroeger toch werden de nieuw benoemden door de aanwezige regenten als het ware tot hun werkkring opgeleid, doch dit is thans niet mogelijk.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 2