schouwers wachtten met ongeduld op het oogenblik waar- 1
op het gordijn zou opgaan, toen eensklaps de zaal in een
Egyptische duisternis gehuld werd. Men kan zich een j
denkbeeld maken van de ontsteltenis en den schrik die
zich van de tegenwoordig zijuden meester maakten. De t
verwarring was algemeen, doch het voorval heeft geluk-
kig geen groote onheileu ten gevolge gehad. De oorzaak
van het ongeval was een zeer eenvoudige. Den vorigen
avond had de afscheidsvoorstelling der troep plaats i
gehad, maar de directeur wilde nog een extra voorstel- j
ling geven. Daar hij echter verzuimd had zijn rekening j
met de gasleveranciers te vereffenen, hadden de per-
sonen die met de regeling van het gas belast waren, last
gekregen om op bet gemelde oogenblik de hoofdkraan
dicht te draaien. i
In Australië worden weder ontzettende gruwelen
door menschenetcrs bedreven. Ijzingwekkende bijzon- j
derheden worden door de Engelscho admiraliteit mede-
gedeeld van scheepsbemanningen die op die barbaarsche
wijze geheel verdwenen zijn. Ook in le Temps lezen wij
van twee schepen die bij verrassing genomen zijn en j
waarvan de bemanning door de wilden verslonden is. j
Het bedrag der bij de redactie van de Tijd ingeko- j
men giften voor den paus is geklommen tot ƒ36,610.934,*
het bij de redactie van het Ylissingsch weekblad ingeko- j
raene tot f 303.541.
Koddige of vreemde opschriften versieren soms do
wagens der Walchersche landbouwers, en vooral op markt- j
dagen heeft men daardoor gelegenheid menig taalkundig j
raadsel op straat of plein te ontmoeten. Zoo lazen wij b. v. j
op een der boerenwagens die 11. Donderdag Middelburg
bezocht, het volgende opschrift
„Laat Aters aaten en Nijders uijde
„Wat God mij gunt moeten zij lijde."
De keizer van Oostenrijk heeft aan den keizerlij-
keu prins van Frankrijk het grootkruis der St. Stephanas-
orde gezonde* met geleidende missieve aan zijn vader
keizer Napoleon III.
Te Carlisle beeft in de vorige week eene hevige j
opschudding plaats gehad. Daar ter plaatse was zooveel j
\ee aan de runderpest gestorven, dat men verlegen was
om eene geschikte plaats tot begraving van koeien. Dien-
tengevolge werd besloten, daartoe eene plek af te zondereu
in de onmiddellijke nabijheid der renbaan, doch hiertegen
kwam de bevolking in verzet, waarbij een vechtpartij
ontstond tusschen een aantal personen en de werklieden,
die met de inrichting van het terrein een aanvang maakten.
De mayor en eenige voorname ingezetenen poogde wel de j
gemoederen tot bedaren te brengen, doch niet alleen was j
dit vruchteloos, maar zelfs zagen zij zich aan mishande-
ling blootgesteld. Een pachter werd bij deze gelegenheid
gearresteerd, doch na verhoor weder op vrije voeten j
gesteld. De werkzaamheden aan het terrein zijn voor- j
loopig gestaakt. 1
Maandag avond is een luitenant der infauterie, te j
Vlissingen in garnizoen liggende, van het balcon der
sociëteit de Unie, zijnde een hoogte van circa 18 voeten, j
op de straat gesprongen, tengevolge waarvan zijn been
vermorseld en hij zwaar aan het hoofd gekwetst werd. i
De reden, die hem tot dezen stap heeft bewogen, moet j
zijn het gevolg eener weddingschap. (AVws. xoeekbl.) j
De gemeenteraad van Schiedam heeft besloten,
«iet 7 tegen 6 stemmen, om aan de wijnkoopers geene j
restitutie to verleeuen van hun voorraad wijn.
Het bericht, onlangs door de Sneeker courant bet
eerst vermeld, dat degelden voor den Noordhollandschen-
Frieschen spoorweg thans voorhanden zouden zijn,
is geheel onjuist. De onderhandelingen duren nog
voort.
De beruchte Stephen Forward alias Walther Southeij,
die onlangs in een hötel te Londen eerst drie kleine
kinderen en daarna zijn vrouw en dochter te Ramsgate j
vermoordde, heeft jl. Vrijdag voor de assises te Maidstone j
terechtgestaan en is door de jury schuldig verklaard en
tot dc doodstraf veroordeeld. Die uitspraak hoorde de
misdadiger met de grootste koelbloedigheid aan,* hij
groette het hof zeer beleefd en verliet de gerechtszaal
met opgeheven hoofd en een vasten ti\d.
Naar wij vernemen is de overeenkomst tusschen 1
branders te Schiedam en in de omliggende gemeenten,
die gedurende den tijd van haar bestaan, door bij over
productie de stokerij te beperken, onmiskenbaar gunstige
gevolgen heeft opgeleverd, ook ditmaal, ten gevolge van j
het toetreden voor het aangenomen getal fabrieken, j
wederom tot stand gekomen.
Men leest iu eeu der Duïtsche bladen: Bij het uit- j
graven van een kelder bij de SehÖuhauser poort in deu
grond eener brouwerij, is eene merkwaardige vondst j
gedaan. De daar werkzaam zijnde arbeiders stuitten
namelijk, ter diepte van ongeveer 18 voet, op een ver- j
moedelijken boomstam van ongeveer 3 voet lengte en 5
duim dikte, dien zij naderhand tot brandhout zaagden, j
Een jong econoom, die daar passeerde, meende echter in j
de afgezaagde stukken eene versteening te zien en nam j
een der stukken mede, alsmede nog een ander kleiner
stukje, waarin hij mede eeue versteening opmerkte, die i
ook in den aangespoelden mergelbodem gevonden was.
Bij een door den hoogleeraar Baum ingesteld onderzoek j
is gebleken, dat het grootste stuk van den tand eens I
olifants uit de voorwereld afkomstig en het andere I
daarentegen waarschijnlijk een stuk van een versteenden
boomstam is. Tot een nader onderzoek moet eerst j
de vergunning van den vinder gevraagd worden.
Thermometerstand.
29 Dec. 's av. 11 n. 46 gr. j
30 's morg.7 u. 42 's raïdd. I u. 46 gr. 1
§taten-generaal
eerste kamer.
Zitting van Donderdag 28 December Beraadslaging
over de ataatsbegrooting voor 1866.
Heden was aan de orde hoofdstuk VI (marine). Er
waren leden, die in de verhootring van het eindcijfer
reden tot klachten vonden, omdat zij meenden, dat de
onkosten voor dit departement moesten verminderen in
dezelfde verhouding, waarin de koloniale begrooting
voor dat gedeelte onzer staatshuishouding zal worden
verzwaard. Zij betwijfelden, of onze marine wel voldeed
aan hare drieledige roeping: verdediging van ons
land, van onze koopvaardij vloot en van de koloniën.
Zij vroegen dan ook ot er vooruitzicht bestaat dat
in 1867 het eindcijfer zal worden verminderd, of het
voornemen is voort te gaan met het aanbouwen van meer
dergelijke schepen als thans het raratorenschip is, en
eindelijk of men weder eene zoogenaamde koloniale
marine in het leven wilde roepen. Andere leden wezen
op het enorme cijfer van 22 millioen voor dc defentie
gevraagd; desniettegenstaande betwijfelden zij of men
in het verdedigingsstelsel wel vertrouwen kon stellen.
Men verlangde een algemeen vast plau van defentie dat
uitvoerbaar was, met het oog op onze personcele en fïnan-
cieele krachten, waardoor een einde zou komen aan het
jaarlijksch gehaspel over bet defentiestelsel. Vooral met
het oog op het. rapport betrekkelijk de kustdefentie, was
het meer dan tijd op vastheid in de organisatie aan te
dringen. Zij betreurden het dan ook dat de minister een
bodem als het raratorenschip had aangebouwd, die tehuis
behoorde in de vloot eener groote zeemogendheid, maar
niet in de marine van defentie, waaraan ons land in de
eerste plaats behoefte heeft, en daarenboven aan die bo
dem eene andere bestemming beeft gegeven,buiten mede
weten der vertegenwoordiging. Enkele leden beweerden
zelfs, dat de minister van marine geen vast stelsel had, of
dat het door de afwijkingen daarin onkenbaar geworden
is; dat de marine niet aan haar doel beantwoordt, en
eenvoudig een middel tot geldverspilling wordt. Zij
wezen er op, dat, niettegenstaande het rapport der com
missie voor de kustdefentie niet door hein was aange
nomen, bet stelsel toch reeds eenigszins in dien geest
was gewijzigd. Zij betreurden het, dat de werf van aan
bouw te Vlissingen spoedig zal worden opgeruimd, daar
zoolang de doorgraving door Holland niet is tot stand
gekomen een enkele werf van aanbouw te Amsterdam
niet voldoende zal zijn. Te meer was dit te betreuren,
daar de vesting zal worden behouden. Men vroeg voorts,
wat is voorbereid of lot stand gebracht om voor Indië
in Indië te doen bouwen, hoe het ramtorenschip past in
ons stelsel van binnenlandsche defentie, welke waarborg
er bestaat dat het ramtoienschip den Oceaan zal kunnen
bevaren, en wat zijne bestemming in Indië zal zijn?
Bij de verdediging van zijn budget verklaarde o. a. de
minister, dat er geen uitzicht is op verlaging van het
eindcijfer, en dat hij gaarne zijne plaats zal inruimen
aan een ander, die daartoe in staat is; dat hij hoopt
voort te gaan te bouwen naar het stelsel door de enquête
in 1861 gerechtvaardigd; dat met de toegestane gelden
niet meer is kunnen tot stand gebracht worden dat het
toch onmogelijk is om binnen korten tijd al het ver-
eischte materieel zich aan te schaffen, bij de ook elders
nog bestaande onzekerheid over de samenstelling van
binnenlandsche verdedigingsmiddelen, in verband met
de toenemende verbeteringen in het artillerie materieel;
dat hij zich in hoofdzaak vereenigt met het rapport der
commissie voor de kustverdediging, en spoedig hoopt
met een goed plan voor den dag te kunnen komen;
dat het ramtorenschip, hoewel besterad den oceaan te
bevaren, niet besterad is om tegen gepantserde schepen
te ageeren, maar wel om te worden gebezigd voor de ver
dediging, hetzij in Europa of Indië, en dat, hoewel met
de kosten van aanbouw misrekening mocht hebben plaats
gehad, het in het voorjaar van 1867 zal worden op
geleverd.
De heer van der Lec de C'lerq behandelde een speciaal
punt, de noodzakelijkheid van de betere verlichting van
de Roompot, en drong in het algemeen op eene betere
bebakening der Zeeuwsche stroomen aan.
De minister antwoordde, dat verlichting van de Room
pot wel wenschelijk zou zijn, maar dat het thans geen
tijd was daarvoor geld aan te vragen, te meer daar het
Brouwershavensche zeegat veel meer in gebruik was.
Hoofdstuk marine werd daarop aangenomen met 24
tegen 11 stemmen, de heeren Schiramelpenninck, Smit,
van Twist, van Pallandt, Michiels van Kesscnich, de
Villers de Pité, Beerenbroek, van Nispen tot Pannerden,
Fransen van de Putte, van Amorougen en Bosch van i
Drakestein.
2. Hoofdstuk Vila (nationale schuld). Aangenomen
met 34 tegen I stera, de heer Villers do Pité.
3. Hoofdstuk VIIZ- (departement van financiën). Aan
genomen met 33 tegen 2 stemmen, de Villers de Pité en
Beerenbroek.
4. Hoofdstuk VIII (Oorlog). Enkele punten werden
behandeld; het gevaarlijke der bewaarplaatsen van kruit,
het onwettige dat een gedeelte der miliciens langer dan
12 maanden onder de wapenen gehouden wordt, de nood
zakelijkheid om sommige vestingen op te heffen en aan
de ingezetenen daarvan meerdere verlichting van lasten
te verschaffen, en eindelijk het hooge eindcijfer der
begrooting.
Na een kort antwoord des ministers werd het hoofd
stuk goedgekeurd raet 33 tegen 7 stemmen, de heeren
Villers de Pité, Geertsema, Cremers, Beerenbroek,
Duymaer van Twist, Michiels van Kessenich en Hengst.
Gemeenteraad van Middelburg.
Zitting van Vrijdag 29 December. Aanvulling besluit
openbaarmaking stukkenvaststelling belastingverorde
ningen,- staat verhuring gemeente-eigendommen; voor
dracht wijziging verordening lager onderwijs; ontslag
hulpondevwijzereshuur gebouw Giststraat; vaststelling
verordening heffing plaatselijke directe belasting op de
inkomsten.
Voorzitter de heer Bijleveld van Serooskerke.
Afwezig de heeren de Jonge, ongesteld, en Damrne.
De heer van de Graft komt later.
Na goedkeuring der voorgelezen notulen van de vorige
zitting, wordt door den heer Siffié voorgesteld om een
extract daaruit, voor zooveel de behandeling van het
voorstel van deu heer Lantsheer betreft, te doen drukken
en te voegen bij de voor dc ingezetenen verkrijgbaar te
stellen stukken, als zijns inziens daartoe behoorende,
ten einde een goed overzicht te hebben.
De heer Rekker ondersteunt dit voorstel.
De heer N. J. C. Snouck Ilurgronjc vraagt, of aan het
verlangen niet zou kunnen worden voldaan door van den
hoofdinhoud der notulen melding te maken in de aan de
staten-generaal te zenden begeleidende missieve.
Aanvankelijk neemt de heer Siffié hiermede genoegen,
doch komt hiervan terug omdat de begeleidende mis
sieve niet gedrukt en verkrijgbaar gesteld zal worden.
Hierop verklaart de heer N. J. C. Snouck Hurgronje,
dat het hem genoegen doet dat dit punt thans ter sprake
komt. In de vergadering van burgemeester en wethou
ders heeft namelijk verschil van gevoelen over het al of
niet drukken van de begeleidende missieve geheerscht.
Spreker meende dat het de bedoeling was; de overige
leden van het dagelijksch bestuur waren van een ander
gevoelen, doch zagen er geen bezwaar in. Nu er echter
hier over gesproken wordt, wil hij verklaren dat het
drukken der missieve hem wenschelijk voorkomt.
Alsnu geeft de heer Siffié te kenuen dat hij alleen
bevordering van publiciteit beoogt en dus er genoegen
mede neemt dat, als de missieve wordt gedrukt, daarin
de bijzonderheden van het notul over deze zaak worden
vermeld.
De heer Lantsheer zegt dat, hoezeer het niet woorde
lijk in zijn voorstel is aangeduid, zijn bedoeling toch is
geweest de missieve ook te doen drukken.
Op voorstel des voorzitters is vervolgens met alge-
meene stemmen besloten de missieve te doen drukken
en daarin de bijzonderheden van het notul op te
nemen.
Voor kennisgeving word aangenomen de mededeeling
des voorzitters van de afwezigheid der bovengenoemde
leden.
De voorzitter stelt aan de orde de behandeling van
verschillende voor de leden ter inzage gelegen hebbende
verordeningen betreffende het belastingstelsel in deze
gemeente.
a. Besluit tot beschikking, met 1 Mei 1866 en vervol
gens, over 4/5 van de opbrengst der rijks-belasting op
het personeel, volgens art. I der wet van 7 Juli 1865 tot
wijziging der gemeentewet.
Dit besluit is zonder beraadslaging met algemcene
steramen goedgekeurd.
b. Verordening houdende vaststelling van het bedrag
der opcenten op de personeele belasting.
In deze verordening: is het bedrag der opcenten be
paald op 30, zijnde vroeger 25.
De heer Luteyn vraagt, of op de gemeentebegrooting
voor 1866 niet 25 opcenten zijn uitgetrokken en of er
alzoo tusschen de begrooting en deze verordening niet
eenige strijd bestaat, waaruit verwarring zou kunnen
ontstaan.
De heer Fokker zegt dat dit ook hem niet duidelijk
is; hij vraagt dus of, hoezeer 25 opcenten op de begroo
ting staan, er 30 zullen geheven worden en of die 30
met de vroegere 25 dan gelijk zullen staau.
De voorzitter antwoordt dat de verhooging der opcen
ten het gevolg is van een schrijven van den minister
aan den commissaris des kouings; doch dat voor de
belastingschuldigen hieruit geene verandering ontstaat.
Hij is het eens met de nadere opmerking van den heer
Fokker, dat de begroeting alsnu zal bebooren gewijzigd
te worden, wanneer zij van gedeputeerde staten zal zijn
terug ontvangen.
c. Verordening op de invordering van opcenten op de
personeele belasting.
Beide laatstgenoemde verordeningen zijn met alge
meen e stemmen goedgekeurd.
d. Algetneene verordening op de invordering van
plaatselijke belasting.
Behalve eenige wijziging in de redactie van sommige
artikelen is de vorige verordening onveranderd geble
ven. De nieuwe verordening is zonder bedenkingen
gearresteerd.
e. Besluit tot beffing eener plaatselijke belasting op
het gemaal.
Hierin zijn weggelaten de laatste alinea van art. 2 en
dc laatste alinea van art. 4 der vorige verordening vau
1/16 September 1858. In art. 6 is eene nieuwe alinea ge
voegd, luidende: Er zal ook teruggaaf van betaalde be
lasting geschieden „van zemelen en grint, op vertoon van
een bewijs dat de bij art. 4 litt. r hiervoren bepaalde
belasting zal zijn voldaan.
Dit besluit is met algemeene stemmen gearresteerd.
f. Verordening op de invordering eener plaatselijke
belasting op het gemaal.
Jn verschillendeartikelen is de aanhaling der wet van
1851 vervangen door die der gemeentewet. In art. 14 is be
paald dat de molenaars verplicht zijn tot het voorhanden
hebben van schalen en „eeu voldoend stel gewichten,