zich in het bijzonder bezig gehouden met. de Duitsehe beweging der arbeiders. Thans schijnt hij op officieuse wijze uit Parijs aangezocht te zijn geworden, om de com missie, die geroepen is om deze qnaestie in Frankrijk te onderzoeken, met zijne ondervinding van dienst te zijn. De republikein Seinguerlet heeft aan dit aanzoek gehoor gegeven. Te Maagdenburg is dezer dagen een beroemd geneesheer, dr. von dein Fischweiher overleden, die een merkwaardig testament beeft nagelaten, de leer namelijk om lang te leven. Hij zelf werd 109 jaar oud en zijne leer wordt dus wel eenigszins bevestigd. Het groote geheim om oud te worden bestaat-daarin, dut men zoo dikwijls mogelijk, en in elk geval gedurende zijn slaap, horizontaal ligt in de richting van de as der aarde met het hoofd naar de Noordpool gekeerd. De invloed van de magnetische strooraen der aarde zou dien invloed uitoefenen. De toepassing der leer zou zeer eenvoudig zijn; men behoeft aan zijn ledekant slechts de aange wezen richting te geven, met behulp van een kompas. Te Maagdenburg moet zich reeds eene vereeniging hebben gevestigd, die zich de voortzetting van de proef des geneesheers ten doel stelt. Donderdag is voor het crimineele hof te Londen uitspraak gedaan in de zaak der valsche Russische bank biljetten. Gelijk uit de acte van aanklacht bleek, waren nog 500 stuks Russische bankbiljetten, van 5 roebels het stuk, in het bezit der beschuldigden gevonden. Bij nader onderzoek ontdekte men, dat de een te Parijs, een ander te Hamburg, een derde te Rotterdam en zoo ieder op eene andere plaats, die stukken in omloop had gebracht, waarvan cr, volgens sommige verklaringen, nog wel een miliioen stuks in Rusland zouden circuieeren. Blijkens de rechterlijke uitspraak was Holchester in die zaak de voornaamste handelende persoon geweest, doch was van hem, evenmin als van een der anderen bewezen, dat hij de stukken had vervaardigd. Naar aanleiding van het verdict van den jury is hij veroordeeld tot twaalf- en Bohrens tot zevenjarigen dwangarbeid. Davis, die wel in deze zaak minder schuldig bevonden was, maar wegens dergelijke handelingen reeds vroeger een vonnis had ondergaan, werd voor vijfjaren tot dezelfde straf verwe zen, terwijl de straftijd voor Silberman en Bayer op vijftien maanden vastgesteld en Braun vrijgesproken werd. Uit Vormas wordt het volgende treurige voorval medegedeeld. Een inwoner dier stad had eenige vrienden ter maaltijd genoodigd. Nadat men een geruimen tijd aangenaam had doorgebracht, stond een der gasten op van de tafel, Dam een jachtgeweer ter band, dat in een hock van de kamer stond, en zeide schertsende tot den gastheer: „Beste vriend, ik verbeeld me dat ik op het jachtveld ben, en een ferme faisant binnen schot heb. Ik leg aan en schiet op deze wijze het lekkere boutje voor uwe tafel." Dit zeggende legde hij het geweer aan, nadat hij den haan had gespannen, drukte los en trof inet het volle schot den gastheer in het gelaat, die ter stond dood nederzeeg. Hij was des ochtends ter jacht geweest en had het geweer geladen nedergezet; later had hij de zoo noodige voorzichtigheid niet gebruikt, om toe te zien of het wapen was geladen, en deze verre gaande onvoorzichtigheid was de oorzaak van het vree sdij k onheil. Zaturdag werd te Londen in eene openbare verga dering de volgende statistieke opgave gedaan „Meer dan 12,000 Londensche vrouwen Lebben zich schuldig gemaakt aan kindermoord, dat is dus eeue van de dertig. De oorzaken daarvan zijn, naar men beweert, o. a. deze: 1. de misdaad blijft gewoonlijk ongestraft, daar de straf, op het misdrijf gesteld,te zwaar wordt geacht, zoodat de jury, in de meesle gevallen, tot vrijspraak besluit; 2. heeft de vrouw geene middelen om haar onwettig kind groot te brengen, terwijl den vader slechts eene bijdrage wordt opgelegd van 2 sh. 2 pence per week. De internationale conferentie ter beraming vau maatregelen tot wering der cholera, zal in de eerste dagen van Januari te Constantinopel in het gebouw van het ministerie van buitenlandschc zaken worden gehou den. Volgens L'étoile Beige is de heer Dolez, advocaat bij het hof van cassatie in België en lid der kamer van afgevaardigden, belast om dé troonsbestijging van koning Leopold II aan bet Nederlandscbe hof te komen mede- d-.-elen. Dergelijke zending is bijzonder eervol, zelfs de reiskosten worden niet aan den buitengewone» gevol machtigden vergoed. Er is dan ook nog niemand gevon den om de troonsbestijging aan koning George van Griekenland te gaan mcdedeelen en deze lange en kost bare reis te doen. Naar het Fransche hof zal niet, zoo als men gemeld had, de prins de Ligne, maar de heer Jules vau Praet worden afgevaardigd. Het dagblad lTtalie verzekert, dat een voornaam lid der geestelijkheid koning Victor Emmanuel 600 mil iioen heeft aangeboden, onder voorwaarde dat zou worden afgezien van de desamortisatie der geestelijke goederen. De koning zou, op aanraden van zijn minis terie, het aanbod hebben afgeslagen, en, volgens de liberalen, zeer wel daaraan hebben gedaan, daar de des amortisatie-maatregel het land niet 600 maar 2000 mil iioen zal opleveren. Prins Frederik van Augustenburg en zijne eclitge- noote zijn Zaturdag te Kiel aangekomen, alwaar zjj bet station bezet vonden door policie-agenten om allo raani- festatiën te voorkomen. Te Brussel verhaalt men elkander het volgende; „De hoofdredacteur van het Fransch dagblad Le Siècle had, bij de eerste tijding van het overlijden van koning Leopold, met den sneltrein een der leden van de redactie naar Brussel gezonden om iu zijn blad al de bijzonder- heden te kunnen verhalen van de revolutie, welke nood zakelijk moest uitbarsten voor de troonsbestijging van Leopold II. Deze redacteur, door het publiek gerucht niet genoemd, komt des avonds te elf uren twee en 1 twintig minuten aan de gare du Midi, pat zijn goed op j een vigelante laden en geeft last aan den koetsier om hem de barricaden te laten zien. Deze brengt den reiziger i zonder aarzeling naar de place des barricades, houdt stil bij het hek aldaar, opent het portier eu zegtmijnheer wij j zijn er. Wat? herneemt de Parijzenaar, die geen enkel i spoor van omvergeworpen omnibussen of opgehoopte J straatsteenen ziet; waar zijn dan de barricades? l Hier is de place des barricades, mijnheer: Ah zoo, J Zegt de ander hier zal men ze dus maken Maar men is cr, naar 't schijnt, nog niet mede begonnen? De koet sier begrijpt er niets van en zegt: Neen, mijnheer nog niet.' Breng mij dan naar bet naastbijzijnd logement! dit geschiedde en den koetsier reed hem daarheen onder l een glimlach over de bizarre vreemdelingen die 's avonds te balf twaalf uren de place des barricades willen gaan 1 zien. Des anderen daags zocht dc redacteur van de siècle i nog eenigen tijd naar de gedroomde revolutie vond niets en keerde den óaaropvolgeadêa dag naar Parijs terug." ISiirgei-lijltC stand. Middelburg. Eerste huwelijksafkondiging van den 24 dezer: F. Seegers, jrn. 25 j. met N. van der Meule, j jd. 26 j. J. J. Menneeken, 27 j. met P. ter Schiphorst, jd. 26 j. I. de Klerk, vveduwn. 46 j. met E. van Schagen, i jd- 34 j. (Van 16 tot 23 December.) VorssixGE.v. Gehuwd: D. D. Koelman, jm. 27 j. met I P. M. van Dierendonck, jd, 27 j- BevallenC. E verse, geb. Schuchhardt, 2 d. cn 1 z. (drielingen). C. deSwart, geb. Tielrooy, z. H. van iïoeke, geb. Lems, d. J. M. de Visser, geb. Knoop, d. H. Bogerd, geb. van Biecht, z. M. S. Ockerse, geb. Iloelandt, d. (doodgeb.) A. M. Paul us, geb. Peeman, d. Overleden T. J. Gillissen, man van C. Joosse, 45 j. i J. Jansen, man van L. van Reijzoort, 69 j. B. Spuij, z. i circa 3 j. Zirrikzre. Gehuwd: G. H, Jonker, jm. 34 j. met M. Plaating, jd. 25 j. BevallenJ. van Westen, geb. Neerbout, d. S. Ver pootte, geb. van Dyke, d. P. Peutc, geb. van der Ploeg, z. 1 J. J.Rodoe, geb. Hagesteijn, z. W. de Braai, geb. Schaap, d. J. de Graaf, geb. Berrevoets, d. G. Hoose, geb. Spec, d. M. Bakker geb. Peeterse, z. OverledenD. M. Frank, man van G. Zwaab, 65 j. N. Messel, d. 7 m. T. Speelman, z. 14 m. C. P. Tabber- nee, d. 7 d. Staten-generaal eerste kamer. Zitting van Zaturdag 2$ December.Behandeling der staatsbegrooting voor 1866. In deze zitting is in de eerste plaats beraadslaagd over hoofdstuk IVa (Justitie). Men drong aan op voorziening in liet bezwaar met betrekking tot de bevoegdheid tot het doen van royementen in de hypothecaire registers krachtens mondelinge voordracht. Men vroeg hoe het stond met de wet tot afschaffing der doodstraf, met het oog op de voortdurend verleende gratiën, zelfs waar geene verzachtende omstandigheden aanwezig waren. De regeering verklaarde: 1. dat met een partiëele herziening van het hypothecair stelsel spoedig een begin zal gemaakt wordendat de doodstraf tot dusver niet onvoorwaardelijk is afgeschaft, maar dat er altijd termen tot gratie aanwezig waren geweest. Overigens zou een wetsontwerp tot afschaffing der doodstraf weldra bij de andere kamer inkomen. Het hoofdstuk werd aangenomen met 31 tegen 2 stem men, van de heeren Villers de Pité en Beerenbrock. II. Begrooting voor den aanleg der staatsspoorwegen, dienst 1866. Aangenomen met 33 tegen 2 steramen, de heeren Villers de Pité en Beerenbroek. III. Hoofdstuk V (Binnenlandscbe zaken). Verschillende punten werden ter sprake gebracht, als: de voortdurende uitzetting van uitgaven bij dit departe ment; de wenschelijkheid om vergoeding van reis- en verblijfkosten re geven aan leden van gedeputeerde staten, niet in de hoofdplaats wonendede verkeerde toe passing der wet van 17 October 1865 (Staatsblad no. 121), houdende maatregelen tot wering van besmettelijke veeziekten, voor zoover de regeering haar niet bezigt om provinciale- en gemeente-verordeningen, die noode- loos het verkeer in onbesmette streken verhinderen, op te ruimen; de openbaarmaking van het programma voor de examina na afloop van den vijfjarigen cursus bij de burgerschool; het nut der bevaarbaarheid van het Zwol- sche diep; geheele of partiëele herziening der armenwet; de uitbreiding der veepest, in verband met de noodzake lijkheid om de nog bestaande provinciale- en gemeente verordeningen op te heffen; de wet op de onteigening te herzien, krachtige maatregelen te nemen, maar niet alles over te laten aan gewestelijke en plaatselijke bestu- rende doorgraving van Holland, in verband met de opmerking, dat het werk niet mag worden voortgezet, omdat een uitgewerkt plan niet is overgelegd, overeen- komstig de bepalingen der concessie, en de noodzakelijk- beid dat de maatschappij, alvorens verder te gaan, in overeenkomst trede met.de verschillende belanghebbeude waterschapsbesturen: de wenschelijkheid om spoed te maken met den Rotterdamschen waterweg; de verbete ring van den Boven-Rijn; de vraag, of door de wet van Augustus 1865,houdende bekrachtiging van een handels- j traktaat met Frankrijk, de gemeentebesturen al dan niet ontheven zijn van de bepaling van art. 232 gemeente wet; de wenschelijkheid van de oprichting van een rijks landbouwschool, en van eene algemecne regeling dei- quarantaine; de calamiteuse polders, bij welke gelegen heid de heer Fransen van de Putte de zienswijze van den minister niet betrekking tot die aangelegenheid bestreed, en de argumenten zijner bij het verslag gevoegde nota nader uiteen zette. Voornamelijk kwam hij op tegen het beweren dat die polders gewone waterschappen zouden zijn, en verklaarde dat naar zijn gevoelen, de staten van Zeeland niet van het door hen ingenomen standpunt kunnen afwjjken. Het denkbeeld eener staatscommissie tot beëindiging der zaak was zijns inziens niet verwerpe lijk. Ook de heer van der Lek deClercq behandelde dezelfde quaestie. Hij schetste den actueelen ongelukkigen toe stand dier polders, betoogde dat regeling niet doenlijk is, alvorens de staten weten over welk subsidie zij kunnen beschikken, en drukte hel vertrouwen uit, dat de minis ter zijne goede gezindheid met betrekking tot eene spoe dige regeling dier zaak zou doen blijken. Eindelijk werd nog ter sprake gebracht de regeling van het geneeskun dig onderwijs bij de clinische scholen en de kunstwegen in Zuid-Holland en Zeeland. De verdere behandeling is hierop verdaagd tot Woensdag. VERSLAG der Commissie van Rapporteurs uil dc Eersle Kamer, over het Wetsontwerp tot onteigening van perceelen ten behoeve van den spoorweg van Goes langs Middelburg naar Vlissingen en van een kanaal van Vlissingen naar Middel burg, met daarbij behoorende werken. 1. Bij de overweging van dit wetsontwerp werden in de afdeelingen hoofdzakelijk bezwaren geopperd tegen het kanaal van verbinding tusschen Vlissingen—Mid delburg en de binnenwateren. Vooreerst werd door som mige leden opgemerkt dat, naar hunne meening, men dezerzijds in geenen deele door tractaten met België tot het in liet leven roepen van zoodanige gemeenschap zou verplicht zijn, en in zooverre waren die leden met de re geering eenstemmig; doch de vraag werd tevens gesteld, of een verkeer door middel van dien waterweg wel noo- dig was, ook na den aanleg van een spoorweg. In ieder geval vroegen die leden, of zoodanig werk als het graven van dat kanaal wel genoegzaam in verband mei het werk der spoorwegen stond om het met recht op de begrooting en onder de onkosten van de staatsspoorwegen te kun nen brengen. Heeft, zoo vroegen deze leden, de mime raming, welke men voor de onkosten der staatsspoorwe gen beeft gemaakt, er ook toe kunnen bijdragen, om I daarin op te nemen een werk, dat, streng genomen, niet I tot den aanleg der spoorwegen behoort? Indien dit daar toe de aanleiding ware, dan vond men de som tot den aanleg van zulk een werk benoodigd uitermate groot. Daartegen werd aangevoerd, dat dit werk vooral niet moest worden aangemerkt als uitsluitend voordeelig voor eene plaats of eene provincie, maar als een werk waaruit zou voortvloeien een nieuw, hoogst gewensclit middel van gemeenschap tus3chen de zeekust en het binnenland, lntusscben hadden verschillende leden ongaarne de ver werping gezien van een voorstel, in de andere kamer ge daan, tot splitsing van de onteigening ten behoeve der spoorwegen en de werken tot het graven van bovenge noemd kanaal; en deed zich naar de meening van som migen hier op nieuw de moeilijkheid gevoelen, welke er voor de eerste kamer bestaat, die, het middel van amendement missende, genoodzaakt is een wetsvoorstel te verwerpen of aan te nemen ook dan wanneer zij zich daarmede slechts ten deele kan vereenigen. Bij deze ge legenheid werd het gevoelen door verschillende leden geuit, dat zij zich veeleer met eeue afzonderlijke wet tot daarstelling van het kanaal hadden kunnen vereenigen, dan zij nu de zaamgevoegde werken van spoorweg en kanaal konden goedkeuren; want indien de regeering voortgaande op dien weg, uitgaven, niet volstrekt cn hoogst noodzakelijk tot de staatsspoorwegen behoorende, daaraan vastknoopte, dan zou al zeer spoedig dc voor- loopige raming van uitgaven voor die spoorwegen zijn overschreden. Daar tegenover stond het gevoelen van hen, die meenden dal reeds meer uitgaven van dien aard waren voorgedragen en door de vertegenwoordiging waren goedgekeurd, en dat men bij de beoovdeeling van dit ontwerp geheel uit het oog scheen te verliezen, voor eerst de hoogst aan zienlijke bijdragen, welke door Zeelands hoofdstad worden geleverd, en ten andere dat liet kanaal door Walcheren wel in de eerste plaats dienstig zal zijn om ten allen tijde de gemeenschap te onderhouden tnsschen de meer binnenwaarts gelegen middenpunten van handel en vertier en de haven van Vlissingen, dat te zamen met het daarachter liggende Middelburg, thans wellicht eene hoogst belangrijke handelshaven worden zal. 2. Afgescheiden van de bovengenoemde bezwaren, werd door sommige leden nog de vraag gedaan, ol het door de regeering voorgestelde kanaal op de vereischte diepte door middel van spuiing zal kunnen gehouden worden. De ondervinding met de haven van Middelburg opgedaan gaf tot deze vraag, naar hun inzien, gereede aanleiding. Aldus vastgesteld door de commis'sie vau rapporteurs, deu 23 December 1865. joost van vollenhoven. boreel van uogelanden. messchert van v0lle u10ven. SASSEN.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 4