OÜRANT. N° 200. Zaturdag 1865. 16 December. Bij deze courant behoort een bijvoegsel, bevattende 1. De verslagen van het Dinsdag en Woensdag in de tweede kamer behandelde; 2. idem van het behandelde in de jongste zittingen van de gemeenteladen van Vlissingen en Zierikzee. Editie van Vrijdag avond 8 uren. HSiddclbiiB-g 15 Pecembcr. Wij hebben een verblijdende tijding mede te deelen Verblijdend voor Zeeland in het algemeen, voor Middelburg meer in het bijzonder. De tweede kamer der staten-generaal heeft gisteren het wetsontwerp aangenomen, waarbij verklaard wordt dat het algemeen nut de ont eigening vordert van de eigendommen, noodig 1. tot den aanleg van den spoorweg van Goes langs Middelburg naar Vlissingen 2. tot den aanleg van een kanaal van Vlis singen naar Middelburg 3. tot verbetering der nieuwe haven van Middelburg, de vervanging van den toegang tot de haven van Arnemuiden en de voorzie ning in de uitwatering der polders van het doorsneden gedeelte van Walcheren Ziedaar dus de verwezenlijking van hetgeen door velen sedert bijna twintig jaren vurig verlangd werd zoo goed als verzekerd. 'tls waarlijk niet voor den tijd! Ieder die in onze streken geen vreemdeling is, herinnert zich nog levendig hoe reeds in het iaar 1845 de bemoeiingen z ij n aangevangenom datgene te verkrijgen, waarvan men thans de uitvoering als gewaarborgd kan aanmerken, maar tevens hoe onvermoeide pogingen telkens op tegenwerking zijn afgestuit. Wie, minder met de lotgevallen der Zeeuw- sche spoorwegplannen bekend, zich hare ge schiedenis nog eens voor den geest wil roepen, neme een geschrift ter hand, waarin de hou ding derregeeringin vroegerejaren met kennis van zaken is aangetoond. Maar weilicht is het beter over het verleden een sluier te werpen, om alle aandacht aan het tegenwoordige en de toekomst te kunnen wijden. Vraagt deze of gene nog of er stof is tot blijdschap, wij wijzen hem dan slechts op liet feestelijk voorkomen onzer stad, waarin thans uit veler woningen de Nederlandsche vlag wappert, ten teeken dat het besluit der tweede kamer door de ingezetenen begrepen en gewaardeerd wordt. Dat vreugdebetoon is zeker een gunstig voorteeken. Maar men vergete niet dat het- Zecland's vernedering. Open brief aan de Zeeuwschc afge vaardigden der staten-gcneraal betrekkelijk den Zceuwscli-Lim- burgschen spoorweg. Middelburg, van Benthem Jutting 1858. Wc w geen we thans van de regeering ontvangen, slechts de kiem is van een plant, die alleen tot ontwikkeling kan komen, wanneer zij met zorg en ijver gekweekt wordt. Niet uit zich zelve zullen de spoorweg in kanaal werken vertier en welvaart aanbrengen; zij zullen dan alleen aan de verwachting, die men er van koestert, kunnen beantwoorden, wanneer men door tijdige maatregelen de omstandigheden, die men beheerschen kan, met den beoogden toe stand in noodzakelijk verband weet te brengen. Voor Zeeland, ook voor die deelen die niet in de onmiddellijke nabijheid der ontworpen werken gelegen zijn, kunnen deze, door verbe terde middelen van gemeenschap op voldoende wijze met andere punten in verbinding ge bracht, leven en ontwikkeling bevorderen. Voor Middelburg is een grootsche toekomst verzekerd, indien door tijdige maatregelen de beweging reeds dadelijk herwaarts gelokt wordt. Wat we daartoe moeten verrichten, is een vraag waarvan de beantwoording niet in een enkel dagbladartikel kan geleverd worden. Maar wat we in de eerste plaats te doen hebben en dit verdient reeds op dit oogenblik onder de aandacht te worden gebracht is te zorgen dat onze stad niet door tolliniën worde afgesloten, nu bijna alle gemeenten van Nederland hare kommiesen- legers ontbinden, hare poorten slechten. Zonderlinge samenloop van omstandig heden! Bijna op hetzelfde tijdstip, waarop door de regeering tot de verhinding van Zeeland aan het wereldverkeer besloten wordt, zijn in Middelburg pogingen aangewend om een toe stand te doen voortduren, die voor handel en nijverheid allerverderfelijkst werken moet. De slag die ons van die zijde dreigt, is op het punt neder te vallen. Is hij nog af te wenden? Dat is de vraag met welker bevestigende beantwoording zij zich vleien, die dezer dagen een adres aan de tweede kamer opstelden, om te verzoeken dat de wet, waarbij aan Middel burg, bij uitzondering, vergunning wordt verleend om op de eerste levensbehoeften accijnsen te blijven heffen, niet worde aan genomen. De tijding toch is reeds sedert eenige da gen verbreid, dat de regeering een dergelijke wet aan de kamers zal voorstellen. En men verwondere zich daarover niet, want waar schijnlijk is door den minister van binnen- landsche zaken als beginsel aangenomen dergelijke voordrachten te doen voor al de gemeenten (hun getal is gelukkig gering) wier besturen dit verlangen. Dat dan zij die waarlijk den aard onzer positie begrijpen, niet schromen hunne hand- teekening te stellen op het adres hetwelk, reeds van vele handteekeningen voorzien, morgen in de concertzaal ter teekening zal worden gelegd. Het adres, hetwelk aan de tweede kamer zal worden ingezonden, zoodra door de regee ring het ontwerp eener »uitzonderings" wet bij die vergadering zal zijn ingediend, en dat morgen ochtend te 10 uren in de Concertzaal zal ter teekening gelegd worden, is van den volgenden inhoud Aan de tweede kamer der staten-generaal. Geven met verschuldigden eerbied te kennen De ondergeteekenden, ingezetenen van Middelburg, hoofdplaats der provincie Zeeland, Dat zij met teleurstelling hebben kennis genomen van het voornemen van zijne excellentie den minister van binnenlandsche zaken, om Middelburg te doen opnemen onder de gemeenten in wier belang, uithoofde van bijzon dere omstandigheden, kan worden afgeweken van de regels, gesteld bij arr. 141 en art. 254, le zinsnede der wet van den 29 Juli 1851 (Staatsblad no. 85) gewijzigd bij de wet van den 7 Juli 1865 (Staatsblad no. 79) Dat deze teleurstelling is gegrond daarop: dat de ondergeteekenden zich hebben gevleid met een anderen uitslag van het onderzoek hieromtrent verordend, daar volgens de raeeuing der ondergeteekenden, die zij de eer hebben bij dezen aan uw oordeel te onderwerpen, voor deze gemeente geen bijzondere omstandigheden bestaan om de ingezetenen de voordeelen te onthouden,die uit eenealgeheele afschaffing der belastingen op voorwerpen van verbruik natuurlijk zullen voortspruiten; Dat bij adres aan zijne excellentie den minister van binnenlandsche zaken in dato 18 Januari 1865 door onzen gemeenteraad zelf zijne bekommering werd te kennen gegeven omtrent de voor deze gemeente ver derfelijke gevolgen eener eventueele verwezenlijking van het voornemen der regeering om voor sommige gemeen ten eeue voortdurende heffing van gemeente-accijnsen op enkele voorwerpen van verbruik toe te staan, en dat men daarom in overleg met zijne excellentie middelen wenschte te beramen om bij invoering der voorgestelde wet of Middelburg te doen deelen in de daaruit voor vloeiende voordeelen, of wel de nadeelen er van voor deze gemeente af te wenden Dat door de kamer van koophandel en fabrieken alhier aan uwe vergadering den 10 Januari 11. mede een adres is ingediend, waarin niet alleen de nadeelen, voor den handel dezer gemeente aan eene voortdurende heffing van gemeente-accijnsen verbonden, worden opgesomd, doch nadrukkelijk wordt betoogd, dat het toelaten der heffing van enkele verbruiksbelastingen haar allernood- lottigst voorkomt, daar, onder meer, daardoor de kostbare tolliniën en de daaraan onafscheidelijk verbonden lastige en bezwarende formaliteiten niet zouden vervallen, zoo dat de afschaffing en de daaraan verbonden voordeelen illusoir zouden worden gemaakt. Dat de regeering, waarschijnlijk tengevolge van het verzoek van deze en andere gemeenten, in eene nadere regeling is getreden van den afstand van rijks-belasting ten behoeve der gemeenten en behalve de verhooging der opcenten op de grondbelasting tot een bepaald cijfer, de opvoering der opcenten op de hoofdsom der perso- neele belasting en andere daarvoor vatbare rijks-belas- tingen tot een onbepaald bedrag heeft toegestaan Dat de ondergeteekenden hebben verwacht, dat, na deze regeling, door onzen gemeenteraad althans beproefd zon worden in de iiuancieele behoeften der gemeente te voorzien, zonder belasting op voorwerpen van verbruik, en zulks vooral nadat door burgemeester en wethouders reeds den 7 April 11. in de zitting van den gemeenteraad

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 1