O R A N T.
N°' 197.
Zondag
1865.
10 December.
Editie van Zaturdag avond 8 uren.
Middelburg O December.
In de memorie van beantwoording omtrent het voor
stel tot het honden eener enquête betrekkelijk do ver
kiezingen in Limburg, vestigt de heer van Zuylen van
Nyevelt uit Arnhem in de eerste plaats de aandacht op
de algemeene strekking van zijn voorstel, dat, blijkens
het voorloopig verslag, zijns inziens in een verkeerd dag
licht is gesteld. Hiez'bij merkt hij tevens op dat het
geenszins op zijn weg ligt, de vragen waarover de enquête
zou loopen reeds nu in bevestigenden zin te beantwoor
den, daar zulks niet strooken zou met het onpartijdig
standpunt, waarvan een dergelijk voorstel behoort uit te
gaan. De voorsteller moet alleen aantoonen 1. dat het
onderwerp der enquête van genoegzaan gewicht is om
een dergelijk onderzoek te wettigen, en 2. dat de twijfel
die door de enquête moet worden opgeheven, niet uit de
lucht is gegrepen, maar op goede, deugdelijkegronden
steunt. Omtrent het eerste punt meent hij dat wel geen
verschil van gevoelen zal bestaan, en wat het tweede aan
gaat, wijst hij op het aan den minister van financiën op
zijn verzoek verleend eervol ontslag en op de omstandig
heid dat een lid der kamer, in verband met deze zaak, zich
genoopt gevonden heeft zijn mandaat neder te leggen.
Om den indruk weder te geven dien deze aangelegen
heid reeds sedert geruimen tijd gemaakt heeft, herinnert
de voorsteller hetgeen in de zitting der eerste kamer
van den 8 Juni 1864 is voorgevallen, waarin een lid, dat
zijns inziens wel allerminst van partijdigheid tegen deze
-regeering zal worden verdacht, hare handelwijze met
betrekking tot de verhooging der grondbelasting iu Lim
burg heeft genoemd een voorbeeld van „parasitische
politiek."
De voorsteller hoopt dat de leden, die uitdrukkingen
in het voorloopig verslag hebben gebezigd als zou het
voorstel zijn ougepast, onkiesch, insidieus, ondoordacht,
lichtvaardig, hoogst verderfelijk en ten eenemale ver
werpelijk, hem bij de beraadslaging over het voorstel in
de gelegenheid zullen stellen zich tegen deze aantijgin
gen te verdedigen. Wat evenwel het ondoordachte en
lichtvaardige van zijn voorstel betreft,merkt hij nu reeds
op dat zijn doel, ook bij verwerping, niet geheel wordt
verijdeld. Dat doel toch was volgens zijne volle over
tuiging zuiver en strekte eensdeels om de regeering in
de gelegenheid te stellen zich te zuiveren van een in het
openbaar op haar geworpen blaam, en ten andejen om
bij de tweede kamer der stateu-generaal een ernstig
onderzoek uit te lokken omtrent eene aangelegenheid
waarbij de handhaving der vrijheid van verkiezingen
van zoo nabij betrokken is. Indien de regeering de ware
toedrachtderzaak, toen deze in de kamer besproken werd,
onverholen had bloot gelegd, zou de gekrenkte publieke
moraliteit in het ontslag van den minister van financiën
wellicht eene voldoende genoegdoening hebben gevon
den; doch naar het oordeel van den voorsteller is de
houding der regeering eene geheel andere geweest. Hij
verwijst hieromtrent naar hetgeen de minister van bin-
nenlandsche zaken in de zittingen van 14, 18 en 20
November omtrent de besproken zaak verklaard heeft
en waaruit eenige zinsneden worden aangehaald.
Bij de beantwoording der verschillende paragraphen
van het voorloopig verslag, zegt de voorsteller onder
anderen dat hij de klacht van enkele leden deelt over de
groote overhaasting waarmede het onderzoek over zijn
voorstel is aan de orde gestelddat het geenszins
zijne bedoeling is geweest den afgetreden minister van
financiën ten gevolge der enquête aan vervolgingen
bloot te stellen, doch dat een behoorlijk onderzoek van
het gebeurde onmogelijk is met uitsluiting der gedra
gingen van den minister van financiën, waartoe het ook
noodig is te weten in hoeverre de rijks-ambtenaren
in Limburg, en niet de directeur der belastingen
alleen, gevolg gegeven hebben aan het voorschrift om
de kleine overtredingen door de vingers te zien, indien
hun althans een dergelijk voorschrift gegeven is; dat
de onder paragraaf 3 gemaakte opmerkingen ten bewijze
Wc
w
kunnen strekken dat de overhaasting, waarmede het
verslag in de sectiën ter tafel is gebracht, een grondig
onderzoek heeft belemmerd; dattegenover het gezegde
van den minister, dat hij geen brief beeft geschreven,
staat de stellige ontkentenis van hen die beweeren den
brief gezien te hebben, terwijl voorts de beweering van
den minister dat hij op zij-u woord moet geloofd worden,
in den regel volkomen juist is, maar ophoudt onvoor
waardelijk waar te zijn van het oogenblik dat dit woord
openlijk wordt tegengesproken door mannen, die bewe
zen hebben geloof te verdienen, ook dan wanneer hunne
beweeringen door de regeering op de stelligste wijze
zijn tegengesproken, zooals gebleken is uit den open
baar gemaakten brief van den afgetreden minister van
financiën dat door de verdedigers van het voorstel te
recht wordt gewezen op de zonderlinge houding der regee
ring ten aanzien van het wetsontwerp omtrent de grond
belasting; dat hij geen bezwaar zou hebben tegen eene
gewijzigde redactie van zijn voorstel, als de leden die
met het voorstel instemmen, doch tegen den vorm beden
king hebben, hem wilden voorlichten; doch dat bij
uitdrukkelijk moet opkomen tegen de beweering dat het
verslag in strijd zou zijn met de wet op de enquête en
het reglement van orde; dat eene enquête in zaken van
verkiezingeu in constitntioneele landen geene zeld
zaamheid is, daar in Engeland alleen van 1832 tot 1852
82 dergelijke enquêtes hebben plaats gehad.
Ten slotle zegt de voorsteller dat bij zich niet kan verkla
ren hoede leden, die zich toch moeten kunnen herrinneren
op welke volledige wijze de minister van buitenlandsche
zaken in het jaar 1860 al de stukken betreffende het par
lementair onderzoek wegens de Maas qnaestie, bij dat
departement aanwezig, heeft medegedeeld, kunnen be
weeren dat de artt. 20—22 der wet van 5 Augustus 1850
gewichtige hinderpalen aan de volledigheid van het ver
langde onderzoek in den weg zouden leggen.
De commissie van rapporteurs voor het bovengemeld
voorstel heeft, na van deze memorie kennis te hebben
genomen, geen nader onderzoek te dezer zake in de
afdeelingen der kamer noodig geoordeeld. Tevens heeft
zij gemeend zich van het uitbrengen van een eigen
oordeel omtrent de punten, in de gewisselde stukken
behandeld, te kunnen onthouden en geldt derhalve dit
stuk als eindverslag.
Do kiezersvereeniging Liraburg heeft tot candidaat
voor het lidmaatschap van de tweede kamer der etaten-
generaal gesteld den heer Paul van der Maesen de
Sombreff.
Z. M. de koning heeft gisteren in een plechtig gehoor
ontvangen den baron de Weerde, nieuw benoemd minis
ter van Z. M. den koning van Zweden en Noorwegen
bij het Nederlandsche hof, tot het overhandigen zijner
geloofsbrieven.
Uit Arnhem schrijft men ons:
„Wat is er al zoo in Gelderland's hoofdstad voorgeval
len sedert de opening van den nieuwen schouwburg?
hoor ik u, dunkt mij, vragen, en uw correspondent moet
hierop antwoorden, dat, hoe stil het hier anders iu den
winter doorgaans is, er evenwel genoeg stof zou zijn om
u een heellangen briefte schrijven, doch onoverkomelijke
zwarigheden beletten hem dit, daarin bestaande dat bij
niet alles weet of weten kan en op geen twee plaatsen
tegelijk kan wezen. Veel moet hij hebben van hooren
zeggen. Hieruit volgt echter geenszins dat het hem aan
stof geheel ontbreekt.
„De directie der schouwburg-vereeniging zit alles
behalve stil. We hebben, geloof ik, reeds een tiental
voorstellingen gehad sedertde „EmmaBerthold" (die vol
gens de couranten van Rotterdam daar zoo uitermate
schijnt te voldoen). De leden der directie leggen ieder
voor zich den grootsteu ijver aan den dag en spannen
alle krachten in om hunnen medeburgers genot te
bezorgen. Ze hebben wijselijk begrepen dat Arnhem
dicht bij de Pruisische grenzen ligt en men bier het
Duitsch perfect verstaat; tooneelvoorstelliugen in het
Hollandsch zijn dan ook bepaald on noodig en sedert
de opening van den schouwburg is er nog geen Hol
landsch op bet tooneel weêr gesproken. Het gezelschap
van den heer d'Haibé,die liet voornemen had gedurende
liet geheele speelseizoen hier te blijven, heeft reeds ver
scheidene voorstellingen gegeven, waarvan de eerste
bijzonder voldeed, vooral ook in den proloog, die gepas
ter was dan die van den beer Peters. Van lieverlede
vermindert echter de belangstelling van liet publiek en
de laatste voorstelling werd bezocht door ongeveer
60 menschen En dat in weerwil vftnfraulein von Reden,,
eene zeer jeugdige actrice met een lief gezichtje en die
heel bevallig glimlachen kan, terwijl zij tevens het beste
speelt van den geheelen troep. Hoe is't mogelijk
Maar Ristori dan, la diva Ristorimoest voor den glans
dier zon niet die der sterren verbleeken En zij heeft
Arnhem wel driemaal bezocht, eene eer, die wellicht aan
geene andere provinciestad te beurt valt. Dat hadden
we ook te danken aan de schouwburgdirectiezonder
bare ijverige pogingen zon de groote tragédienne niet
meer dan éénmaal zijn opgetreden.
„Ik heb baar tweemaal gezien, als Medea en als Juditb.
Hoe voortreffelijk zij ook laatstgemelde rol vervulde, er
hoezeer zij daarin in meer dan éen opzicht uitblonk bo
ven onze landgenoote, mevrouw Kleine - Gartman (die
eenige maanden geleden in den ouden schouwburg ook
als Judith optrad), 'tis mogelijk dat ik verkeerd oordeel,
maar ik vind dat Ristori als Medea in hare volle kracht
uitkomt; mi raccapriccio als ik er aan denk. Ik verzeker
u dat ik den geheelen avond in zenuwachtige spanning
verkeerde en het mij bepaald onmogelijk zou geweest
zijn als ik u terstond na den afloop der voorstelling een
behoorlijk bericht daarvan had moeten mededeelen. Ge
durende de pauze (uiet onder het spelen, toen was ik ge
heel daardoor geabsorbeerd), onder het wandelen in den
foyer, dacht ik zoo bij mij zei ven: wat is het Arnhemsche
publiek toch op de hoogte als het op kunst aankomt; hoe
weet het die te waardeeren, ook al verstaat het de taal
niet eens, die door de kunstenaars gesproken wordt!
Aan handgeklap en bravo- geroep ontbreekt het niet, en
dit is toch wel een overtuigend bewijs van goeden smaak.
Ik zeg dit niet om mijne stadgeuooten tegen mij in 'thar
nas tejagenik houd hen niet voor den gek, foei neeu, en
om te bewijzen hoe hoog zij Ristori schatten behoef ik al
leen te zeggen dat bij de voorstelling Judith de schouwburg
zaal bezet was door wel honderd personen, waaronder
begrepen liet personeel van het Duitsche theater, die de
„opvoering van mevrouw Ristori" (dit is directie-taal)
steeds bijwoonden! Welnu, wat dunkt u daarvan
Heel veel eer voor de groote kunstenares, en dat nog
wel bij hare afscheids-voorstelling, en dat terwijl het
mogelijk voor de allerlaatste maal is geweest dat zij
hier optrad, cn wel in eene rol, waarin men haar nog niet
gezien hadIk verneem dan ook dat zij uiterst tevreden
is geweest over die trouwe opkomst. Die laatste indruk
van Arnhem, de plaats, waar zij eenmaal met eene sere
nade werd vereerd, zal baar zeker onvergetelijk blijveD,
ook zonder serenade en bouquetten (met deze laatste
was men alles behalve kwistig).Maar ik moet u zeggen,
dat ik, hoe ook opgetogen over het spel, met een weemoe
dig gevoel den schouwburg verliet en der diva gaarne
een vaarwel had toegeroepen, als ik maar eenige drage
lijke Italiaansche regels bijeen bad kunnen krijgen, want
in 'tPranach wilde ik het niet doen, omdat het Italiaansch
toch veel fraaier klinkt. Maakt u maar niet boos, Gallo-
roanen; 'k houd bet vol, in weerwil van uw dweepen met
al wat Fransch is. Hoe vindt gij het volgende acrosti
chon? Eigenlijk houd ik zelf uiet veel van zulke met
moeite bijeen gelijmde verzen, maar in dit geval dacht
het mij niet ougepast, regels met de voorletters van
haar naam te beginnen.
pcisplcndi come una stella di prima grandezza,
«llustri il teatro astro luminoso
Kfolgori come un sole, e chi t'apprezza
►-Sutto pien di riverenza e timoroso
Cde sorpreso dall' arte diva sublime,
pjicordo grato sien queste semplici rime,
mprezzabile donna, al tuo cuor generoso.
„Zie zoo, dat staat er, maar die het aangaat zal de
Middelburgscbe courant wel niet lezen. Mocht deze of