ging der inlandsche hoofden, zoo ja, tot welk cijfer, en
of inlichting mogelijk was omtrent de wijzigingen ge- 1
bracht in 't binnenlandsch bestuur van Java en Madura.
Men was vau meening dat de minister anticipeerde op
de latere regeling van het cultuurwetstelsel, en afweek
van zijne belofte om 't status quo te bewaren. Als een
voorbeeld daarvan wees men op het besluit van den
gouverneur-generaal met betrekking tot de exploitatie 1
der houtbosschen. Men betoogde de dringende behoefte
om dadelijk aan de suikerfabrikanten op Java ter hulpe
te komen, en niet daarmede tot aan de cultuurwet te
wachten. Men wenschte inlichting met betrekking tot 1
de intrekking van de verplichte kruidnagelencultuur op
Amboina en wat sinds I860 voor het onderwijs op Java
was gedaan. Men beweerde dat de op de begrooting
voorkomende bijdrage van Indië ad f 25,000,000 over
dreven was; dat de behoefte van Indië jaarlijks toene
mende is, waarvan het gevolg zou zijn, dat Indië in de
toekomst in zijne behoefte niet zal kunnen voorzien
maar door Nederland zal moeten gesubsidieerd worden.
Men was ongerust over de richting van den minis
ter, vooral met het oog op door hem vroeger afge
legde verklaringen. De traditioneele grondslagen van
het bestuur en beheer in Indië zijn ondermijnd,
dank de uitspattingen van de drukperszonder
dat de strafverordeningen worden toegepast. Alleen
mannen van de moderne koloniale richting werden hiel
en in Indië in de hoogste staatsbetrekkingen benoemd.
Uit de cultuurwet blijkt, dat de minister het cultuur
stelsel loslaat en uit eene verklaring van den heer Tbor-
becke volgde, dat hij de richting van zijn ambtgenoot
van koloniën goedgekeurde, zoodat men vrees koesterde,
dat door ondermijning van het cultuur-en regeerings-
stelsel, Indië langzamerhand tot zelfregeering werd
gevoerd. Men drong aan op strafverordeningen op het
omhakken van koffietuinen, zoo de minister plan had de
koffiecultuur voorloopig te behouden. Anders verlaugden
die leden niets.
Van den anderen kant erkende men, dat de behoeften
van Indië toenemende waren en dat bet batig slot alleng-
kens zou verminderen; ten onrechte echter schreef men
dit aan het tegenwoordig regeeringsstelsel toe, want
geene regeering zou zich tegen den vooruitgang van denk
beelden op Java kunnen verzetten en weigerachtig zijn
om aan Indië gepleegd onrecht te herstellen.
Van regeeringswege werd hoofdzakelijk geantwoord
dat de gunstige toestand van Java niet overdreven was
voorgesteld en dat uit officieele stukken de waarheid
daarvan volkomen bleek, dat de voorgestelde verhooging
van de tractemeuten der inlandsche hoofden een cijfer
van ruim 3 millioen bedragen zou; dat de exploitatie
der houtbosschen, afgescheiden van de cultuurwet, kon
worden geregeld cn dit daarom door den gouverneur-
generaal gedaan isdat, in afwachting van de vaststel
ling dier wet, geene maatregeleu ten opzichte der suiker
fabrikanten genomen kunnen worden, maar dat de
kamer, bij wege van motie, een ander gevoelen kan open
baren; dat de verordening omtrent het onderwijs eerst
daags bij den raad van state zal inkomen; dat een vroeger
omhelsde meening den minister niet kou verbinden, zoo
hij op een of ander punt van meening was veranderd,
hoewel dit niet zoo is; dat de drukperswet gereed is; dat
men van den minister niel vergen kan dat hij personen
tot lid van den raad van Indië voordraagt, met wie b'j
niet werken kan; dat deze regeering niet, maar wel
vroegere, bestaande cultures hebben ingetrokken, zoo
dat het verwijt van ondermijning van het cultuurstelsel
niet tot deze regeering kan gebracht worden, en dat,
met betrekking tot het omhakken van koffietuinen, het
onraadzaam voorkwam thans nog bepalingen te maken
voor feiten, die jaren geleden gebeurd zijn, terwijl boven
dien die koffietuinen individueel eigendom waren.
Eenige leden verklaarden dit jaar vóór de begrooting
te zullen stemmen, omdat door de indiening der cultuur
wet spoedig eene beslissing zal worden genomen met
betrekking tot den onzekeren toestand, waarin Java thans
verkeert. Anderen daarentegen ineenden bij hun afkeu
rend votum te moeten volharden, juist omdat die wet de
richting des ministers duidelijk openbaarde en omdat
hij, door verschillende maatregelen, op de vaststelling
dier wet anticipeerde. Eindelijk verlangde men afschrift
van het besluit van den gouverneur-generaal van April
183L, zijnde de grondslag van het cultuurstelsel.
Hoofdstuk IX (koloniën) werd daarop aangenomen
met 47 tegen 20 stemmen, van de beeren: Storm, VVint-
gens, van der Veen, Simons, van Heiden, Mij er» van
Zuylen, van Voorthuysen, van Goltstein, Hoffman,
Begram, van Foreest, Lycklama, van Lith de Jeude,
Rochussen, Hoekwater, van Nispen, de Brauw, Schim-
melpeuninck en van Asch van Wijck.
Gcnuenteraad van Middelburg.
Zitting van Woensdag 29 November.Goedkeuring raads
besluiten eervol ontslag lector geneeskundige school; inge
komen verzoekschriften, vrijstelling betaling schoolgeld;
eervol ontslag commissaris graanmarkt; adres aan den koning
ontheffing oprichting burger-dagschool; vaststelling reke
ning en hegrooting armbestuuridem rekening commissie
geneeskundig toevoorzicht; idem suppletoir kohier no. 2
hoofdelijken omslag; regeling geneeskundige school; mede-
deeling verpachting tollen idem brief minister contract
afstand gronden spoorweg; suppletoire hegrooting voor
I860; overlegging concept-verordeningen belastingstelsel;
beslissing adres bewoners singel, roeiïng hoornen.
Voorzitter de heer Bijleveld van Serooskerke.
Afwezig de beeren Galand, uitlandig; A. W. Snouck
Hurgronje, ongesteldFokker, uitlandig;en van Diggelen.
De notulen van het verhandelde in de vorige zitting
gelezen en ;goedgekeurd zijnde, geschiedt door den
voorzitter mededeeling van zeven missieves van gedepu
teerde staten, houdende goedkeuring van even zoovele
raadsbesluiten, t. w.a. tol het verleenen der toelage van
f 600 aan den heer P. D. Koning; b. de bepaling der
opcenten op de grondbelasting; c. het suppletoir kohier
van den hoofdelijken omslag; d. den openbaren verkoop
van boomene. de verhooging der jaarwedde eener
hulponderwijzeres op school A; de jaarwedde van een
derden hulponderwijzer op school C; en g. dc begrooting
der schutterij. Deze mededeeling wordt, voor kennis
geving aangenomen.
Evenzeer is voor kennisgeving aangenomen de mede
deeling des voorzitters van de afwezigheid der boven
genoemde leden.
Is ingekomen een brief van dr. A. A. Fokker, die
eervol ontslag verzoekt als lector in de therapie bij de
geneeskundige school, ten gevolge zijner benoeming tot
provinciaal inspecteur van het geneeskundig staats
toezicht. Op voorstel des voorzitters is besloten het
gevraagde eervol ontslag toe te staan, onder dankbetui
ging voor de in die betrekking bewezen diensten.
Geschiedt voorlezing van twee missieves, een van den
heer Collard en een van mejnfvrouw Hamakers, beide
inhoudende verzoek om gedeeltelijke vrijstelling van
betaling van schoolgeld, daar de kinderen waarvoor het
schoolgeld moet betaald worden van het onderwijs gedu
rende korteren of langeren tijd geen gebruik hebben
gemaakt. De redenen, door den lieer Collard aangevoerd,
zijn: vertrek naar elders met zijn gezindie van mejnf
vrouw Hamakers: ziekte van haar nichtje die de school
bezoekt.
De voorzitter zegt dat hij heeft gemeend deze verzoe-
keu, tot hem gericht, hoezeer zij in strijd zijn met de
bepaling der verordening, in den raad te moeten brengen,
ten einde ze door eene commissie te doen onderzoeken.
Hij stelt daarom voor deze stukken commissoriaal te
maken.
Volgens den heer Sifflé verklaart de letter der wet
zich zeker tegen de inwilliging der verzoeken; misschien
zon echter eene afwijking der verordening op grond van
billijkheid kunnen plaats hebben, daar de verzoeken zijn
gegrond op eene omstandigheid die zich wel niet ieder
oogenblik kan voordoen.
Dit laatste wordt door den heer de Jonge wc êrsproken,
op grond dat bijv. officieren, ambtenaren enz. meermalen
van woonplaats veranderen. Van inwilliging van het
verzoek van uiejufvrouw Hamakers, steunende op ziekte,
kan volgens dezen spreker in het geheel geen sprake zijn.
De heer N. J. C. Snouck Hurgronje ondersteunt het
voorstel van den voorzitter om de stukken in handen
eener commissie te stellen, vooral om een principe
voor het vervolg uit te maken.
Bedoeld voorstel wordt daarop met algeracene stemmen
aangenomen.
Op de vraag des voorzitters, of de vergadering alsnu
wil overgaan tot benoeming eener zoodanige commissie
van drie leden, geeft de heer van Deinse in overweging
of het verlangde onderzoek dezer stukken niet aan de
financieele commissie zou kannen worden opgedragen.
Dit voorstel werd mede eenparig goedgekeurd.
Naar aanleiding van een ingekomen verzoek van den
beer J. Tak, is besloten dien beer eervol ontslag te
verleenen als commissaris over de graanmarkt alhier.
Commissarissen zullen worden uiigenoodigd tot bet doen
eener voordracht ter vervulling der door dit ontslag te
ontstane vacature.
De voorzitter herinnert, dat bij art. 14 der wet tot
regeling van bet middelbaar onderwijs wordt bepaald
dat in elke gemeente, waar de bevolking tien duizend
zielen te boven gaat, eene burger-dag- en avondschool
moet worden opgericht; dat evenwel volgens hetzelfde
artikel van de verplichting tot het oprichten eener
burger-dagschool door den koning, telkens voor een
bepaald aantal jaren, ontheffing kan worden verleend,
wanneer het blijkt dat door eene burger-avondschool in
de behoeften eener gemeente voldoende wordt voorzien.
Daar dit laatste nu hier het geval is, vooral door de
gevestigde rijks hoogere burgerschool met vijfjarigen
cursus, stelt de voorzitter voor bij adres aan den koning
te verzoeken om te mogen volstaan met de oprichting
eener burger-avondschool.
Het advies der commissie van toezicht op het middel
baar onderwijs strookt met dit voorstel, terwijl daarbij
overigens eenige punten tot regeling eener burger
avondschool worden aangegeven, welke eerst later in
overweging zullen worden genomen.
Een concept-adres aan den koning is bereids opge
maakt en wordt voorgelezen. Het strekt, overeenkomstig
het bovengenoemde voorstel, om te verzoeken te mogen
volstaan met eene burger-avondschool van tweejarigen
cursus (gedurende de maanden September tot April),
waarin, voornamelijk ten behoeve van ambachtslieden,
onderwijs zal worden gegeven in de vakken a - t, genoemd
bij art. 13 der wet, met uitzondering van natuurlijke
historie, landbouwkunde en gymnastiek.
In het concept wordt aangevoerd, dat voor onderwijs
in de landbouwkunde „hier geenc behoefte bestaat."
De heer Lautsheer stelt voor om voor die woorden in de
plaats te stellen„waaraan de behoefte hier tot heden
niet is gebleken," daar hij niet overtuigd is dat de
behoefte niet bestaat en hij mitsdien voor het vervolg
de gelegenheid tot onderwijs in de landbouwkunde niet
zou willen afsnijden, als het eons blijken mocht dat er
behoefte aan dat onderwijs bestond.
In de eerste plaats wordt het voorstel tot het indienen
van een adres aangenomen met algerneene stemmen.
Vervolgens wordt beraadslaagd over het amendement
van den heer Lantsheer.
De heer Sifflé zegt dat hij niet twijfelt of, als de
redactie van het overgelegde concept-adres thans wordt
aangenomen en later behoefte aan landbouwkundig
onderwijs mocht ontstaan, een verzoek tot het geven
daarvan zou worden ingewilligd. Werd echter het amen
dement aangenomen, dan zou zijns inziens wellicht de
verlangde vrijstelling niet of eerst later, na onderzoek,
worden verleend en zou misschien dan nog eene bepa
ling worden gemaakt, dat de raad zich telkens op
nieuw zou moeten verklaren of er al of niet behoefte aan
onderwijs in de landbouwkuude bestaat.
De heer de Jonge vereenigt zich met de zienswijze
van den heer Sifflé en zegt dat hij ook de noodzakelijk
heid van het ameudement niet inziet.
De heer Lantsheer merkt op dat zijn doel is, te onder
zoeken of de behoefte aan landbouwkundig onderwijs
werkelijk niet bestaat.
Nog wordt door den heer Sifflé aangevoerd dat hij zich
niet kan voorstellen dat, al werd onderwijs in de land
bouwkunde op de burger-avondschool gegeven, daarvan
veel gebruik zou worden gemaakt, omdat de meestejonge-
lingen voor wie het zou moeten strekken buiten de
gemeente wonen en de avondschool alzoo moeilijk
kunnen bezoeken.
De heer Lambrechtsen van Ritthem ondersteunt het
amendement, hetwelk vervolgens in omvraag gebracht,
doch verworpen wordt met 9 tegen 4 stemmen. Vóór
steraden de heeren Lantsheer, Lambrechtsen van Rit
them, Verbrugge en Dainme.
Ten slotte is het adres zelf met algerneene stemmen
aangenomen.
De financieele commissie brengt, bij monde van den
heer van Visvliet, rapport uit omtrent de rekening en
verantwoording van het burgerlijk armbestuur over 1864.
De conclusie strekt tot goedkeuring.
De heer Verbrugge, voorzitter van het burgerlijk
armbestuur, zegt, naar aanleiding van de niet tijdige
indiening der rekening, dat die late inzending te wijten
is aan de late inzending der gelden van elders armlas
tigen. Er bestaat echter plan en dit is reeds bij het
armbestuur besproken, om in de administrate eene
scheiding te maken tusschen de subsidie in deze ge
meente, en hetgeen voor elders is bestemd. Mocht dit
plan worden verwezenlijkt, dan zal de indiening dei-
rekening meer regelmatig kunnen geschieden en tegelijk
een beter overzicht ten aanzien der administratie moge
lijk zijn.
Na deze inlichting is de rekening met algerneene
stemmen gearresteerd.
Het bedrag der op de gemeentebegrooting voor 1866
uitgetrokken, doch nog niet vastgestelde subsidie aan
het burgerlijk armbestuur wordt bepaald op f 31,888.20
als maximum.
Vervolgens wordt de begrooting voor 1866 van het
burgerlijk armbestuur, waaromtrent reeds vroeger door
de financieele commissie gunstig rapport is uitgebracht,
gearresteerd tot een bedrag van f 47,155.78 in ontvang
en uitgaaf.
De voorzitter brengt, namens de financieele commissie,
rapport uit omtrent de over negen maanden loopende
rekening der thans opgeheven commissie van genees
kundig toevoorzicht, bedragende in ontvang f 123.17, in
uitgaaf f 107.25, sluitende alzoo met een goed slot van
f 15.92. Deze rekening is, overeenkomstig het advies
der commissie, goedgekeurd.
Na eene zitting met gesloten deuren wordt met
algerneene stemmen gearresteerd het suppletoir kohier
no. 2 van den hoofdelijken omslag, waarvan het cijfer
thans nog onbekend is, maar later door den voorzitter
aan den raad zal worden opgegeven.
Geschiedt voorlezing van de met gedeputeerde staten
gevoerde correspondentie over de geneeskundige school,
waarna de voorzitter voorstelt om de hiertoe betrekke
lijke stukken in handen eener commissie te stellen, ten
einde te adviseeren omtrent de bijdrage dezer gemeente
en verdere regeling der school, zoo tot haar voortdurend
bestaan mocht worden besloten. Dit voorstel des voor
zitters aangenomen zijnde, wijst hij op verzoek der
vergadering zelf de leden daarvan aan, zijnde de heeren
van Diggelen, van Deinse en Dainme.
Voor kennisgeving wordt aangenomen de mededee
ling dat de verpachting der tollen op den straatweg
tusschen Middelburg en Vlissingen heeft plaats gehad
aan den tegenwoordigen pachter voor /"1830, tegen
/1615 voor het loopende jaar.
Evenzeer wordt voor kennisgeving aangenomen de
mededeeling des voorzitters, dat een briet van den
minister van binnenlandsche zaken is ingekomen, naar
aanleiding van bet hem toegezonden contract betreffende
de gronden voor de spoorwegwerken. De minister vraagt
opgaven van de in het afschrift van het raadsbesluit niet
ingevulde erfpachtsommen. Het bedrag der al koop van
erlpacbten is, volgens den voorzitter, nog niet bekend;
de sommen zullen evenwel in het contract worden opge-
nomeu en liet bedrag later aan den raad medegedeeld.
Op voorstel van burgemeester en wethouders wordt
besloten tot af- en overschrijving op de gemeentebe
grooting voor 1865 ter regulariseering van eenige reeds
vroeger goedgekeurde posten, alsmede vast te stellen
eene suppletoire gemeentebegrooting voor 1865 niet
eene leeniog van 9100, ter bestrijding der hellt in de
kosten van den bouw van het nieuwe schoollokaal iu
den Langendelft en van het tiende gedeelte der aanne-
mingsora voor de hoogere burgerschool.
De voorzitter legt over de gewijzigde concept-verorde
ningen naar aanleiding van de in het belastingstelsel te
brengen wijzigingen. Deze concepten zijn voor de leden
ter inzage gelegd.
Aan de orde wordt gesteld de beraadslaging bij resum
tie omtrent het verzoek van eenige bewoners vau den