MÏDDELBURGSGHE COURANT. N°' 193. Zondag 3 December. 1865. Editie van Zaturdag avond 8 uren. Middelburg 2 December. De interpellatie, welke de heer van Goltstein verzocht heeft tot den minister van binnenlandsche zaken te mogen richten,zal, volgens besluit, der kamer van heden, op aanstaanden Dinsdag plaats hebben. De begrooting van onvoorziene uitgaven is heden aan genomen. De hoofdstukken derstaatsbegrootingNationale sehnld en Departement van financiën zullen als kredietwetten door de kamer behandeld worden. De voor rekening der Nijverheids-vereeniging alhier bij de firma Meerman co. te Arnemuiden gebouwde hoogaarts is gisteren aldaar met goed gevolg te water gelaten. Zooals men weet is deze hoogaarts bestemd om als ventjager in de vaart te worden gebracht, ten einde alhier eene zoo veel mogelijk geregelde markt van ver- schen visch te openen. Het vaartuig zal, naar wij vernemen, binnen weinige d.agen bier aankomen, ter verdere gereedmaking, o:n in de volgende maand zijn eersten tocht te doen. De tweede uitvoering van het programma der door de Vereeniging tot het regelen en bevorderen van volks vermaken alhier aangekondigde bijeenkomst in den schouwburg had gisteren avond plaats. Ook thans was, even als den 17 November jl., een ruim gebruik gemaakt van de afgegeven bewijzen van toegang: toen was het getal bezoekers ongeveer 500, nil omstreeks 550. Op de begrooting voor het departement van binnen landsche zaken, is onder anderen eene som van /"3200 uitgetrokken voorde bezoldiging van twee conservatoren aan de bibliotheek der Leidsche hoogeschool. Voor deze betrekkingen komen, naar wij vernemen, bijzonder in aanmerking de heeren dr. W. N. dn Rien, thans reeds werkzaam aan de Leidsche bibliotheek, en P. A. Tiele, lid van de firma „Erven Bohn" te Haarlem. De behande ling der handschriften, voor zoover deze niet tot de rubriek der Oostersche zaken behooren, zou meer in 't bijzonder aan den eerstgenoemde worden opgedragen, terwijl die der boeken den heer Tiele ten deel zou vallen. De conservatoren zullen hunne werkzaamheden ver richten onder toezicht van den hoogleeraar Pluygers, die bibliothecaris blijft. Veeziekte. Blijkens de Staatscourant van gisteren is de loop der lijn van afsluiting tot weering van veeziekte aldus gewijzigd van de Noordzee langs de sluis te Katwijk, den linker oever volgende van het kanaal en van den Rijn tot de stad Leiden, van daar langs de zuidelijke grens dier gemeente (de singels) tot den nieuwen liijn; voorts steeds den linker oever dier rivier volgende tot het punt, waar de Does zich met den Rijn vereenigt, langs het noorderboord van de Does tot aan de Zuidzij- dervaart, die vaart langs tot de achterwetering, deze wetering volgende tot de Oude Aa, verder langs het oosterboord der Oude Aa, dat water en de noordzijde van de Wijde Aa volgende, tot aan het veer over het Poldergat; van daar de noordelijke grensder gemeente Woubrugge volgende langs de Leidsche vaart tot waar deze de Aar ontmoet bij de Vijfgaten-brng; voorts in zuidelijke richting langs het westerboord der Aar tot aan de Nieuwe vaart en het westerboord der Nieuwe vaart volgende tot aan den Rijn; voorts steeds den rechter oever van den Rijn volgende tot Zwammer- dam, van daar den Rijn verlatende, den linker oever van de Meije volgende langs de Kaaiwetering tot Slik- kendamverder langs de zuidzijde der Hollandsche kade tot het Woerdsche verlaat; van daar in zuidelijke richting langs de kade ten oos ten van de Grecbt tot. aan den Hoogenboora; van daar in oostelijke richting den kunstweg volgende, tot aan den Rijn, verder in zuidelijke richting, langs den kunstweg, die den rechter oever van den Rijn volgt, tot aan Woerden; van daar in zuidoostelijke richting langs het wester boord der lange Linsc.hoten tot aan Linschoten verder langs de westzijde van den kunstweg van Linschoten over den Lindenboom naar Montfoort, tot aan den rechter oever van den Hollandschen IJsel en dien oever volgende tot aan Oudewater. Rechtszaken. A. E. Levie en P. L. Horneman die jl. Maandag, zooals wij hebben medegedeeld, door het provinciaal gerechtshof in Zeeland in hooger beroep, met bevesti ging van bet vonnis der arrondisseraents-rechtbank alhier van 29 Junijl., zijn schuldig verklaard aan mis bruik van vertrouwen en te dier zake veroordeeld, de eerste tot vier en de tweede tot twee maanden gevange nisstraf, alsrai de ieder in eene geldboete van 12.50 en solidair in de kosten ook op het hooger beroep gevallen - hebben beroep in cassatie aangeteekend. Abraham Harpe, landbouwer te Biggekerke, verloor in de maand October jl. een vaars, die had geleden aan de zoogenaamde kalfkoorts cm aan de gevolgen daarvan gestorven was. Hij verzuimde van het ontstaan der ziekte (welke niet besmettelijk is) aangifte bij den bur gemeester zijner gemeente te doen, voor welk verzuim hij eergisteren voor de arrondissements-rechtbank alhier terecht stond. De beklaagde voerde ter verontschuldiging aan, dat bij niet heeft geweten dat het beest ziek was, te minder daar het tot het laatst goed heeft gegeten en gedronken. Hij had het alleen uit de weide gehaald, denkende dat het leed door koude. Niettegenstaande die verontschuldiging heeft de recht bank echter cle schuldplichtigheid des beklaagden als bewezen aangenomen en hem veroordeeld tot eene geld boete van f 15, bij niet-betaling binnen twee maanden na aanmaning te vervangen door zes dagen gevangenis straf, alsmede in de kosten. Eene andere doode koe had ten gevolge het terecht staan van Willem Uytterschout, landbouwer te Vrouwe polder. Den 9 Augustus was in eene weide onder Dom burg eene koe van genoemden landbouwer door diens knecht dood gevonden. Uytterschout bleef in gebreke hiervan kennis te geven aan den burgemeester dier gemeente of die hem vervangt. De beklaagde gaf opdat hij niet wist dat hij bij overlijden van een beest daarvan aangifte moest doen. De rechtbank nam echter zijne schuld als bewezen aan en veroordeelde hem tot eene geldboete vau f 10. In den avond van 15 October jl. begaven vier dijkwer kers uit Westkapelle, nl. Jan Brasser, Pieter Jacobse, Jan Peene en Jan Leinse zich te zamen op de rondom afge sloten weide van den landbouwer J. Zachariassen onder Biggekerke, waar zij een eenige dagen te voren gestor ven en begraven koe ontgroeven en zich toeeigenden. Niettegenstaande den hevigen stank dien het ontgraven beest, volgens de verklaring der getuigen, veroorzaakte, sneden genoemde personen eenige stukken daavan ai'en legden het vet hier en daar op den grond bijeen. De komst van den veldwachter joeg hen echter op de vlucht, doch Brasser kwam spoedig in handen en vervolgens werdeu zijne medeplichtigen bekend. Er werd proces verbaal opgemaakt en de vier dijkwerkers stonden naar aanleiding daarvan eergisteren voor de rechtbank terecht. Armoede was, volgens de beklaagden, de drijfveer hunner handeling geweest en wel zulk eene armoede die een reeds begraven koe tot een voor hen niet te ver smaden buit maakte. Het openbaar ministerie nam bij zijn requisitoir dan ook de omstandigheden, waaronder het feit is gepleegd, in aanmerking; aan deu andeien kant wees het echter op het gevaar dat door zoodanige opgravingen kan ontstaan. Ook werd opgemerkt dat Jacobse en Leinse reeds vroeger, de laatste herhaaldelijk, zijn veroordeeld. Het requisitoir strekte overigens tot schuldigverklaring der beklaagden cn hunne veroordeeling tot gevangenis straf van eene maand en ieder solidair in de kosten. De rechtbank heeft hen schuldig verklaard aan dief stal met inklimming op eene plaats welke niet als be woond kan worden aangemerkt of daarmede gelijk gesteld, gepleegd bij nacht door meer dan éen persoon. Onder aanneming van de geringe waarde van het ontvreemde en de armoede der beklaagden als verzachtende omstan digheden, heeft zij hen slechts veroordeeld tot eene gevangenisstraf van acht dagen en ieder solidair in de kosten. CiJeinenfidc berichten. Woensdag heeft te Leiden de eerste tooneelvoorstel- ling in den nieuw gebonwden schouwburg plaats gehad. Het Atnsterdamsche tooneelgezeischap, onder directie der heeren Tjasink, Roobol en Peters, voerde bij die gelegenheid het tooneelspel „De geleerde vrouwen" van Molière op. Voorat droeg de heer Peters eeuige dicht regelen voor, ter inwijding van de nieuwe zaal. Dezer dagen hebben een vijftiental personen het plan gevormd om met geweld de redactie-bureaux van de Sentinelle Beige binnen te dringen en gelijk zij zich uitdrukten de redactie deu mond te snoeren. De Senti nelle heeft zich bereid verklaard om op dergelijke wijze zijne tegenstanders te ontvangen, onder herinnering aan art. 328 van het wetboek van strafrecht:'„Daar is noch misdaad noch wanbedrijf, wanneer de begane man- slotj of de toegebrachte kwetsuren, slagen of stooten het gevolg zijn van den werkelijken nooddwang der wettige zelfverdediging of verdediging van een ander.1' In de gemeenteschool der wijk Neuill3r, gehouden door de geestelijke zusters van den H. Vincent .ins da Paulo, heeft den 17 November eene der zusters, die het toezicht had over een twaalftal kinderen, die straf had den beloopen, omdat zij naar hare meening niet gehoor zaam genoeg waren geweest, eene tang gloeiend gemaakt en daarmede die kinderen den neus geknepen, zoodat velen, niettegenstaarde de aangebrachte geneeskundige hulp, litteekens zullen behouden. Het jongste der kin deren was 4, het oudste 12 jaren. De policie heeft een onderzoek ingesteld. Een te Hongkong verschijnend dagblad, de China Mail, zegt in zijn nomrner van 14 October jl.: Veelvul dige zeerooverijen in den laatsten tijd langs de kust tusschen deze haven en Shangbae gepleegd, hebben onder de kooplieden en reeders in China de overtuiging doen ontstaan, dat zij al hunne schepen zullen moeten wapenen en zelve voor de beveiliging hunner belangen zorgen, tenzij er door de gouvernementen der betrokken natiën onverwijld zeer afdoende maatregelen wierden genomen. Het lijdt geen twijfel, dat de vloten van zeeschuimers dagelijks talrijker en stouter worden en eene betere inrichting en leiding bekomen. Zij hebben uitnemend goede narichten, wel bemande en goed gewa pende booten, veilige wijkplaatsen, voortreffelijke gele genheden om hunnen buit aan de markt te brengen, en zoo veel vrijwillige of afgedwongen medewerking van de Chineesche ambtenaren van lageren rang, alsmede van het krijgsvolk en van de kustbewoners, dat zij overal 1 op tegemoetkoming en, des noodig, op rechtstreeksche ondersteuning kunnen staat maken. Ook is het in den laatsten tijd gebleken dat de scheepsmacht van het Chineesche gouvernement niets tegen de zeeschuimers vermag, zelfs niet wanneer zij door de vertoogen onzer consuls of door de tegenwoordigheid en medewerking onzer kanonneerbooten aangeprikkeld is tot moedige krachtsinspanning. Zoo talrijk en machtig zijn de zee schuimers geworden, dat zelfs onze kanonneerbooten in den strijd tegen hen beginnen onder le doen. Die zaak zal, wat vroeger of wat later, onder de aandacht van het Chineesche gouvernement moeten worden gebracht. De vertegenwoordigers der Europeesche mogendheden zou den zich tot het Pekingsche hof dienen te wenden met een aanbod om gezamenlijk een eskader tot weering der zeerooverij en tot bescherming van den buitenlaridschen handel te leveren, natuurlijk op kosten der Chineesche schatkist. States»-gene raai. TWEEDE KAMEK. Zitting van Vrijdag, 1 Deceember, Beraadslaging over de staatsbegrooting voor 1866 (oorlog en koloniën). I In deze zitting is de beraadslaging over hoofdstuk i VIII (oorlog) voortgezet. Men drong nog aan op het j in orde brengen der vestinggrachten te 's Bosch; de I generaal van Muiken verklaarde, dat, hoewel hij zich I niet vereenigde met het stelsel des ministers metbetrek- i king tot het vestingstelsel en de oefeningen der infanterie, bij toch dit jaar voor de begrooting zou stemmen èn om de verhooging der tractementen van de luitenants èn om den aanleg der werken aan de Houtemsche vlakte. De heer Storm daarentegen verklaarde zich er tegen, omdat zijne meening omtrent de defensie des lands geheel van die des ministers verschilde. Eindelijk vroeg men hoever de onderhandelingen omtrentde uitlegging van Nijmegen gevorderd waren, waarop de minister antwoordde, dat de onderhandelingen tot geen resultaat geleid hebben. Voorts werd de wenschelijkheid betoogd van het tot stand komen van het afwaterings- en scheepvaartkanaal door de Gelderscbe vallei, in verband met de onder waterzetting van de grebbelinie. Ten slotte werd het hoofdstuk aangenomen met 40 tegen21 stemmen, van de heeren: Duilert, Virnly, Storm, de Laat de Kanter, Beens, Westerhoff, van Bosse, Kers- tens, Mensonides, Zijlker, Guljé, Jespers, van Delden, Begram, Jonckbloet, van Foreest, Dumbar, Poortman, van Limburg Brouwer, Hoijink en van Blom. Aan de orde was daarna de beraadslaging over hoofd stuk IX (koloniën). Eenige leden verklaarden dat het thans, hangende de cultuurwet, naar hun oordeel de geschikte tijd niet was om in eene breedvoerige discus sie over koloniale aangelegenheden te treden. Men vroeg daarom eenvoudig oi' de gunstige toestand van Java, waarvan de regeering gewaagde, niet eene scha duwzijde had, en of aan de berichten daaromtrent ge loof kon worden gehecht. Men vroeg of de koning mach tiging had verleend tot de verhooging van de bezoldi-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 1