MIDDELBURGSGHE COURANT. N°- 177. Zondas 5 November. 1865. Editie van Zaturdag avond 8 uren. Middelburg 4 November. De gemeenteraad van Amsterdam hield Donderdag eene zitting over de vraag of men al of niet het verlangen zon ondersteunen naar eene oostelijke overbrugging van het kanaal, bij de regeering door de Arasterdarasche kanaalmaatschappij gedaan. Eene raadscommissie, be staande uit de heeren Heemskerk, P. N. Muller, Bienfait, Teding van Berkhout en Pijnappel, bracht omtrent die vraag een uitvoerig rapport uit en stelde als conclusie voor: niet te treden in het verzoek der kanaalmaat schappij en zich alzoo niet te verklaren voor eene ooste lijke overbrugging. Verschillende sprekers namen deel aan de beraadslagingen, welke eindigden met de aan neming van gemeld rapport met 18 tegen 15 stemmen. Men schrijft aan de Arnhem sche courant uit 's Hage: Eenige dagen geleden bevatte het Weekblad van het regt het bericht, dat het ontwerp tot afschaffing der dood straf van den raad van state zou zijn teruggekomen en dus de indiening kan de staten-generaal zeer spoedig kon verwacht worden. Wij meenen dat dit bericht onjuist ia en dat de behandeling dier voordracht bij den raad van state nog even ver is gevorderd als eenigen tijd geleden. Zijn wij goed ingelicht, dan heeft de afdeeling van justitie nog geen rapport omtrent dit wets-voorstel uitgebracht en zijn de leden van den raad, die in die afdeeling geene zitting hebben, nog niet in de gelegenheid geweest van deze zaak kennis te nemen. De gemeenteraad van Leiden heeft de behandeling der begrooting voor 1866 ten einde gebracht. Ten einde te geinoet te komen aan de klachten over den last dien de honden op straat veroorzaken, is besloten tot eene belasting op die dieren. Na langdurige beraadslaging is besloten, de opbrengst van 4/5 van het personeel voor 12 en niet voor 8 maanden uit te trekken. De hoofdelijke omslag is uitgetrokken voor f 62,500. De begrooting sluit met een batig saldo van f 312.62^. Veeziekte. De Staatscourant van heden bevat weder een verslag van de commissie van veeartsen wegens den rundvee- typhus, uitgebracht aan den minister van binnenlandsehe zaken en onderteekend door den voorzitter G. J. Hen- geveld. Omtrent den stand der ziekte lezen wij het volgende: „Op eenige plaatsen, waar zich verspreide gevallen voordeden, heeft de ziekte tot heden opgehoudenzoo als blijkt uit de wekelijksche statistiek. In de overige, waar de ziekte bereids eenigen tijd heeft bestaan, breidt zij zich verder uit. De plaatsen waar zij het hevigste heerscht liggen meest alle om het brandpunt der be smetting: Schiedam en omstreken. Zij is aldaar niet te stuiten en gaat door tot het laatste gezonde dier eraan lijdt. Daar waar de afzondering nauwkeurig geschiedt,gaat zij het langzaamst voort en in kleiner getal. Er verloo- pen alzoo 2,2j tot3 maanden eerde kudde is doorgeziekt Waar men achteloozer met de dieren omgaat en ze langer bij elkander laat, is het verloop schielijker, zoo dat binnen enkele weken de geheele kudde er aan lijdt. In 3, hoogstens 4 weken, is de kudde dan doorgeziekt. Met den aanstaanden staltijd is het te verwachten, dat de ziekte in besmette of verdachte kudden zal toenemen. Vele verliezen kunnen er dan geleden worden, doch het beloop kan korter zijn dan bij de afzondering der dieren in de weiden. De ziekte zal op de stallen dan heviger kunnen wor den, doch men kan ook hopen dat de onbesmette kudden, op onbesmette stallen geplaatst wordende, met de be kende voorzorgen tegen de besmetting meer daartegen beveiligd ziju. Bij het doorzieken met afzondering in de weiden ble ven de stallen onbesmet, maar de verspreiding der ziekte werd er meer door bevorderd. Voor de uitbreiding der ziekte is de staltijd minder gunstig en kan zij beter beperkt worden." Benoemingen en besluiten. marine. Op verzoek eervol ontheven de kapitein luitenant ter zee P. W. Stort, van het bevel over Zr. Ms. transportschip de Heldin, met den 10 dezer, en op non- activiteit gebracht; wordend hij in dat bevel vervangen door den kapitein-luitenant ter zee G. Lambert. hoogrscholen. Bevorderd tot gewoon hoogleeraar in de godgeleerde faculteit aan de Leidsche hoogeschool dr. L. W. E. Rauwenhoff, buitengewoon hoogleeraar in die faculteit. Benoemd tot hoogleeraar in de medische faculteit aan de hoogeschool te Groningen dr. S. Rosen3tein, privaat docent bij de medische faculteit der universiteit te Berlijn. belastingen enz. Op verzoek eervol ontslag verleend aan den heer A. L. E. Roberti, uit zijne betrekking van ODtvanger der directe belastingen en accijnsen te Amby c. a., behoudens aanspraak op pensioen. Onderwijs. Donderdag werd te Amsterdam de industrieschool voor vrouwelijke jeugd geopend. Het doel dezer instel ling is om vrouwen voor vrouwelijke bezigheid te bekwa men door uitgebreid lager onderwijs, door ontwikkeling van smaak en door opleiding in den eenen of anderen tak van nijverheid of kunst,en zooveel mogelijk in die, welke in de huiskamer kunnen worden uitgeoefend. ülarine en leger. De luitenant ter zee 2e klasse M. P. Struick, behoo- rende tot de rol van Zr. Ms. wachtschip te Willemsoord, is, te rekenen met den 19 October jongstleden, op non activiteit gebracht. fltechtszakeu. De vorige week stond voor het provinciaal gerechtshof in Zeeland terecht Adrianus Gerardus Broumels, oud 22 jaren, geboren en wonende teRoozendaal, kantoorbedien de, thans alhier gedetineerd, beschuldigd: 1. van het als geagreëerd beëedigd klerk van een ontvanger der directe belastingen, in-en uitgaande rechten en accijnsen, op diens kantoor werkzaam zijnde en diens functiën waar nemende, zich toeëigenen van gelden, te boven gaande een derde der ontvangen geldsommen2. van het als ambtenaar begaan van drie valschheden in registers, die hij als zoodanig verplicht was te houden. In het kort komt deze zaak op het volgende neder. Van 31 Januari tot 15 Maart dezes jaars heeft de beschul digde, bij ziekte van den ontvanger der directe belastin gen, in- en uitgaande rechten en accijnsen te Sluis, wijlen de heer F. van de Plassche, als geagreëerd beëedigd klerk op diens kantoor werkzaam zijnde, de functiën van den ontvanger waargenomen. Alstoen heeft hij zich schuldig gemaakt aan de navolgende feiten. Op den 21 Februari jl. ontving hij van J. A. de Bruijne, landbouwer te Sint Anna ter Muideu (welke gemeente onder het kantoor Sluis ressorteert), als restant van door dezen verschuldigde personeele belasting over het dienstjaar 1861/65 eene som van f 31.15-4. Voor dat be drag gaf hij quitantie af en teekende op het journaal van ontvangsten aan, dat hij dien dag van genoemden de Bruijne slechts f 11.151 had ontvangen, welke som hij ook .alleen als ontvangst heeft verantwoord, terwijl hem ten laste werd gelegd dat hij de overige 20 ten nadeele der kas heeft verduisterd en ten eigen bate aangewend. Ten einde de ontdekking van gemelde fraude te voorkomen of te bemoeilijken heeft hij in het kohier voor de belastingen op het personeel (waarin was aangeteekend dat door de Bruijne op den 12 Sep tember 1864 in mindering van de door hem verschul digde personeele belasting 20 was betaald, hetgeen werkelijk was geschied blijkens bewijs van kwijting, afgegeven door den surnumerair G. R. J. de Quay, des tijds waarnemend ontvanger te Sluis, en diens aanteeke- ning in het journaal van ontvangst) het cijfer 2 in 4 veranderd, om het te doen voorkomen alsof de Bruijne den 12 September 40 en niet 20 had betaald. Een volgend punt van beschuldiging is, dat de be schuldigde op den 6 Maart jl. van den landbouwer J. F. van de Velde te Sluis, als restant van de door dezen verschuldigde personeele belasting over het dienstjaar 1864/65, heeft ontvangen ƒ6.28, van welk bedrag hij quitantie afgaf, daarbij als nommer der boeking in het journaal opgevende no. 2103, zonder echter dien ont vang op eenigerlei wijze geboekt te hebben. Ook deze gelden moet hij alzoo ten nadeele der kas verduisterd en ten eigen bate aangewend hebben. Nog werd hem ten laste gelegd dat hij op 8 Maart jl. van den heer P. Renier, genees-, heel en verloskundige te Sluis, als restant van de door dezen verschuldigde personeele belasting over het dienstjaar 1864/65 heeft ontvangen 46.72, voor dat bedrag quitantie afgegeven doch op het journaal van ontvangst aangeteekend heeft, dat hij dien dag van genoemden Renier slechts f 26.72 ontvangen had, welke som hij alleen als ontvangst heeft verantwoord, terwijl hij de overige f 20 ten nadeele der kas verduisterd en ten eigen bate moet aangewend hebben. Een en ander werd ontdekt door den heer M. Schuij- lenburg, die als waarnemend ontvanger van het kantoor Sluis, hetwelk hij den 15 Maart jl. overnam, spoedig op bezwaren stuitte, zonder dadelijk aan fraude te denken. Bij nader onderzoek heeft hij echter officieus aan den controleur kennis gegeven van hetgeen hij had opge merkt, hetgeen tot ontdekking en aanhouding van den beschuldigde heeft geleid. De verklaringen van zeven onder eede gehoorde getuigen en de aan het hof overgelegde kohieren, alsmede het journaal en kasboek van gezegd kantoor, bevestigden de feiten van beschuldiging. De beschul digde bekende ook volmondig dat hij die feiten heeft gepleegd. Hij gaf als reden op, dat hij bij vergissing eeu muntbillet heeft gebruikt om eene lamp te ontsteken, en lot vergoeding daarvan de teruggehouden gelden heeft gebezigd. Voor het geval dat bij mocht veroordeeld wor den, verzocht hij eene niet te strenge straf, en wel in eenzame opsluiting. De procureur-generaal hield de beschuldiging vol en uit de resumtie der feiten trachtte hij aan te toonen dat werkelijk bewezen is dat deze beschuldigde zich heeft schuldig gemaakt aan verduistering van gelden,benevens aan twee intellectueele en een materieele valschheden. Hij haalde nog eene valschheid aan welke de beschul digde heeft willen plegen door in het journaal het cijfer 40 tot 60 te brengen, doch daar hierop toevallig een inktvlak is gevallen heeft het hof in raadkamer den beschuldigde omtrent dit punt buiten vervolging gesteld. Niet minder toevallig achtte hij de opgave des beschul digden omtrent het verbrande bankbiljet, welke hij dan ook een onaannemelijk sprookje noemde. Toch vond hij in de jeugd, het vroeger goed gedrag en het berouw van den beschuldigde termen, welke misschien het hof aanleiding konden geven tot het opleggen eener correc- tioneele straf, in verband met het minder bezwarende voor zooveel de toegebrachte schade betreft. Op grond der artt. 2 der wet van 29 Juni 1854 (Staatsblad no. 102), 170 jnncto 169, 172, 147, 164, 52 en 36 van het wetboek van strafrecht requireerdo hij de schuldigverklaring van den beschuldigde aan de hem ten laste gelegde, hier boven gequalificeerde feiten, en zijne veroordeeling tot de bij de wet bepaalde straften [tuchthuisstraf van vijf tot vijftien jaren en geldboete]alsmede in de kosten, met bevel tot teruggave der overtuigingstukken, na dat daarop van de valschheid zal zijn melding gemaakt, aan de eigenaren of rechthebbenden, of tot zoodanige andere straf als het hof, zoo mogelijk met toepassing van art. 9 der wet van 29 Juni 1854, vermeenen mocht te behooren. De verdediger des beschuldigden jhr. mr. D. G. van Teylingen sprak voornamelijk over de appreciatie van het feit. Hij bestreed de beweering, welke in de acte van beschuldiging ligt opgesloten, dat de beschuldigde is een „openbaar ambtenaar" [door de getuigen was ook verklaard dat een ontvanger aansprakelijk is voor do handelingen van zijn door hem bezoldigden geagreëerde, die door de administratie niet als „ambtenaar" wordt beschouwd, hoezeer hij, op voordracht van den ontvan ger zeiven, door den provincialen directeur wordt aan gesteld] dat de journalen en kohieren authentieke

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 1