EERSTE BIJVOEGSEL VAN DB M1DDELBURGSCHE COURANT van Donderdag 2 November 1865. Gemeenteraad van Vlissingen. Zitting van Maandag 30 October. Benoeming lid commissie leenbank; idem lid directie tcekenschoolgoedkeuring ï'ekcning idem; herziening besluit opheffing veer Vlissin- genBreskens; tegemoetkoming kosten schrijfloon ge meente-ontvanger verhooging jaarwedde P. Metseer vol ontslag en benoeming buitengewone kommiezen; vaststelling verordening strafverordeningen; quaestie muur kaserne Willem 111 enz. voorwaarden verpachting tollenbeschikking onvoorziene uitgavenrequest uit zondering verordening veeziektemededcelingenbe handeling gemeentebegrooting. Voorzitter de heer Callenfels. Afwezig de heer Tideman. Na goedkeuring der notulen van de vorige zitting deelt de voorzitter mede dat burgemeester en wethou ders een onderzoek hebben ingesteld ten aanzien dei- klachten, door de buitengewone koramiezen gedaan omtrent de verzwaring der dienst door vermeerdering- der diensturen. Er is gebleken dat de controleur vol komen in zijn recht is, daar de regeling van de dienst der komraiexen en buitengewone korurniezen bij zijne instructie geheel aan hem is overgelaten. Deze mede- deeling is voor kennisgeving aangenomen. Vervolgens wordt overgegaan tot een tweetal benoe mingen, naar aanleiding van de in de vorige zitting ingekomen aanbevelingen, t. w.: als lid der commissie voor de leenbank de heer N. H. van Goethem, met alge- meene stemmen; en als lid der commissie voor de tee- kenschool de heer N. C. P. W. Visser, met 10 stemmen, terwijl 3 stemmen werden uitgebracht op den heer W. G. Tideman. De rekening der teekenschool is met algemeene stem men gearresteerd. Volgens mededeeling des voorzitters is het in de vorige zitting genomen besluit tot opheffing van het veer tusschen Vlissingen en Breskens door gedeputeerde staten teruggezouden, met bijgaande opmerking dat zoodanig besluit niet door Vlissingen alleen maar ge meenschappelijk met het gemeentebestuur van Breskens behoort genomen te worden. Dientengevolge hebben burgemeester en wethouders, in overleg met het bestuur der gemeente Breskens, een nieuw concept-besluit opge maakt, hetwelk alsnu door den secretaris wordt voor gelezen en door de vergadering goedgekeurd. Wordt gelezen een ingekomen schrijven van den gemeente-ontvanger, die daarin te kennen geeft dat hij bij de toenemende werkzaamheden, voornamelijk ver oorzaakt door de vermeerdering der bevolking, een jongeling heeft in dienst genomen, wien hij uit eigen beurs f 52 'sjaars betaalt; de thaus aan de werkzaam heden toegevoegde peilrekening verzwaart die nog meer, zoodat genoemdejongeling, die zeer ijverig is, ook aan spraak op eenige meerdere belooning heeft. De adres sant verzoekt mitsdien dat óf eene vaste jaarlijksche som voor kosten van assistentie voor zijn kantoor worde bestemd, óf eene gratificatie verleend worde. De voorzitter zegt dat burgemeester en wethouders dit verzoek, als een gevolg der vermeerderde werkzaam heden, niet geheel ongegrond achten. De heer van der Os vraagt of, met het oog op de wijziging van het belastingstelsel, eene gratificatie niet beter zou zijn dan eene verhooging van traetement. De heer Verkuyl Quakkelaar geeft in overweging om den ontvanger voor zijne meerdere werkzaamheden te betalen en de som daarvan in uitgaaf te brengen voor de gasfabriek. De heer van Uije Pieterse zou vergoeding voor assistentie willen geven, maar is tegen de benaming „gratificatie." De voorzitter verklaart dat hij in den regel ook niet, maar thans als uitzondering wel voor liet verleenen eener gratificatie is. Dit laatste wordt door den heer van Uije Pieterse bestreden, onder bijvoeging dat hij verlangt bepaald te zien dat bij de verandering van het belastingstelsel op de nu te geven vergoeding zal worden gelet. Ook de heer Ruijsch acht het verzoek gegrond: hij is voor geen gratificatie of vaste toelage, maar voor het geven van zekere indemniteit. De heer Winkel man ziet er geen bezwaar in vergoeding voor schrijfwerk te geven. De heer Mestdagh is ook voor het inwilligen van het verzoek en deelt de meening van den heer van Uije Pieterse. De heer Hector stolt voor om eene gunstige bepaling te maken en die reeds voor bet loo- pende jaar te doen gelden. De heer van der Hijden meent dat het beter is de toelage aan den assistent te geven dan aan den ontvanger, omdat, als die assistent mocht weggaan, men misschien voor minder of wellicht om niet een ander zou kunnen krijgen, daar de ouders tegenwoordig al blijde zijn als zij hunne kinderen om niet op een kantoor geplaatst kunnen krijgen. Nog maals verklaart de beer van Uije Pieterse zich tegen het geven eener gratificatie van f 50, zooals de bedoeling is; zulks strijdt zijns inziens tegen de waardigheid van een gemeente-ontvanger, zoodat hij alleen eene schadever goeding wil verleend zien. Volgens de meening van den heer Ruijsch behoort de vergoeding niet aan den assistent, maar aan den ontvanger, op wien alle verant woording alleen rust, verleend te worden. De heer Hector ziet geen bezwaar om eene som voor tegemoet koming onder bureaukosten uit te trekken. De voor zitter stelt voor, aan den ontvanger eene som voor assistentie te verleenen. De heer Winkelman betwijfelt of een besluit tot schadeloosstelling aan den ontvanger, die eene vaste bezoldiging heeft, wel goedgekeurd zou worden; hij zou het daarom liever aan den betrokken persoon zeiven geven en houdt dit vol nadat de heer Hector getracht heeft zijne bezwaren te weerleggen. Alsnu stelt de voorzitter voor, eene som te bestemmen als belooning aan den assistent wegens buitengewone assistentie op het kantoor van den gemeente-ontvanger. Nadat de heer Ruysch verklaard heeft tegen het voor stel in zoodanige bewoordingen te zijn, op grond dat de gemeente-ontvanger de eenig verantwoordelijke persoon is en betaalt voor hem verleende assistentie in zijne vele en uitgebreide werkzaamheden, wordt het voorstel de3 voorzitters in omvraag gebracht en aangenomen met 11 tegen 2 stemmen. Tegen stemden de heeren Ruysch en Wels. Het bedrag der toelage is bepaald op f 50 (alleen de heer van der Hijden wilde f 100 toestaan, met het oog op den ongelukkigen toestand van bedoelden jongeling), ingaande, overeenkomstig het voorstel van den heer Hec tor, met 1 Januari 1865. Mede is ingekomen eeD request van P. Mets, insgelijks werkzaam bij den gemeente-ontvanger en sedert veertig jaren kommies bij de plaatselijke belastingen, die wegens de duurte der levensmiddelen en daaruit gevolgde ontoe reikendheid zijner bezoldiging verzocht met eene grati ficatie begunstigd te worden. De voorzitter deelt mede dat dit verzoek bij burge meester en wethouders niet denzelfden gunstigen indruk heeft gemaakt als het voorgaande. De heer Pot merkt op dat, als het waar is dat de werkzaamheden voor den ontvanger zijn vermeerderd, zij evenzeer voor Mets vermeerderd zijn; dat de adressant vöor twee jaren met gelijk verzoek is gekomen doch als het ware beleedigend is afgewezen; dat hij een zeer ijverig en nauwgezet atnb- teuaar is, die nimmer naar verdienste is bezoldigd, en dat het mitsdien wenschelijk is om, onder welke bena ming dan ook, het verzoek thans toe te staan, te meer nu aan het klerkje van den heer Mabilot ook eene toelage en onlangs ook eene gratificatie aan de kommiezen ver leend is. De heer Mestdagh zegt dat de gratificatie aan de kommiezen gezamenlijk is verleend, om hoofde lijk te worden verdeeld, zoodat Mets ook recht op een deel daarvan heeft. De voorzitter meent dat de adres sant, al zijn de werkzaamheden van den ontvanger ver meerderd, niet langer dan vroeger werkt, doch deze meening wordt door verder gegeven inlichtingen weêr- sproken. Wijzende op de uiterste accuratesse waarmede de adressant gewoon is te werken, vraagt de heer Win kelman of eene bezoldiging van f 425 in billijkheid wel voldoende kan geacht worden? De heer Ruysch erkent de uauwgezetheid van den adressant; zoo deze geen andere betrekkingen bekleedt zou hij hem, in verband met zijn hoogen leeftijd, wel iets willen verleend zien. De heer van Uije Pieterse beaamt ten volle wat de heer Winkelman gezegd beeft en acht het niet onbillijk dat de raad bewijze de nauwgezette plichtsbetrachting van een ijverig ambtenaar op prijs te stellen. Daarom stelt hij voor de bezoldiging van den adressant tot een nader te bepalen bedrag te verhoogen. Dit voorstel wordt be hoorlijk ondersteund. De heer Hector stelt mede voor die verhooging, met het oog op den hoogen leeftijd van den adressant, te doen ingaan met 1 Januari 1865, met welk voorstel ook de heer Pot zich vereenigt. Alsnu wordt achtereenvolgens besloten: 1 overeenkom stig het voorstel van den heer van Uije Pieterse tot verhooging van het traetement; 2 om die verhooging te doen van f 425 tot f\500; en 3 overeenkomstig het voor stel van den heer Hector, om die verhooging reeds te laten ingaan met 1 Jannari 1865. Is ingekomen een verzoek van M. J. F. Put, om eervol ontslag als buitengewoon kommies bij de plaatselijke belastingen, welk verzoek wordt toegestaan. Ter ver vulling der door dit ontslag te ontstan vacature wordt door burgemeester en wethouders eene voordracht van drie personen overgelegd, zijnde M. Prinsen, A. J. Bur gerhof en J. W. Clowtingh. De heer van der Hijden merkt op dat laatstgenoemde sollicitant acht kinderen en slechts een gering weke- lijksch inkomen heeft. De voorzitter meent echter dat geschiktheid in de eerste plaats in aanmerking moet komen. Tot de dadelijke benoeming overgegaan zijnde worden bij de eerste twee stemmingen uitgebracht 6 stemmen op Prinsen, 5 op Clowtingh en 2 op Burgerhof. Bij eene derde of herstemming is Prinsen benoemd met 7 stem men, terwijl 6 stemmen op Clowtingh werden uitgebracht. De verordening houdende verklaring welke plaatse lijke verordeningen, tegen wier overtreding straf is be dreigd, voortdurend van kracht worden verklaard is andermaal gearresteerd, nadat zij vroeger reeds was vastgesteld, doch door gedeputeerde staten niet is goed gekeurd daar de nieuwe verordening op het brandwezen, welke destijds nog niet bekrachtigd was, toch reeds in die verordening was opgenomen. De voorzitter deelt mede dat er verschil bestaat tus schen de genie en den heer de Groof over de vernieuwing van den muur tot afscheiding der kaserne Willem III en den Prinsentuin; dat de meening van het dagelijkscb bestuur even als die van het departement van oorlog is, dat het een gemeeuschappelijken muur betreft, doch de heer de Groof eeue andere meening daaromtrent heeft. Voorts bestaat er, volgens spreker, nog eene andere quaestie ointi ent bet servituut van het huis wijkGno 116, waarin zich een gemeenschappelijke regenbak bevindt, waarvan de buis door den bewoner van het huis eigen machtig is omgebogen tegen den zin van den majoor der genie, die daartegen opkomt. Daar het de vraag is of het recht in dezen aan den eigenaar of aan den gebrui ker van het perceel moet worden toegekend, stelt de voorzitter voor, burgemeester en wethouders te machti gen tot het inwinnen van rechtskundig advies omtrent deze en te gelijkertijd omtrent eerstgenoemde quaestie. Na uitvoerige discussie, waarbij de gevoelens over de quaestie zeer uiteen blijken te loopen, is besloten burge meester en wethouders de gevraagde machtiging tot inwinniug van een rechtskundig advies te verleenen. Het advies zal hoofdzakelijk de vraag betreffen wie in deze iu rechten moet optreden. De voorwaarden ter verpachting der tollen van den rijweg van Middelburg naar Vlissingen worden goed gekeurd. Voor kennisgeving wordt aangenomen de mededee ling der goedkeuring van het besluit tot beschikking over de onvoorziene uitgaven over 1865. De voorzitter geeft kennis dat bij de plaats gehad hebbende aanbesteding van het maken van een quaian- taine stal voor vee, de minste inschrijving de begrooting f 140 te boven ging. Namens burgemeester en wethou ders stelt hij voor die aanbesteding niet goed te keuren en, daar in de eerste drie maanden toch geen vee mag worden ingevoerd, de nadere aanbesteding tot later uit te stellen. De heeren de Kruyft', Ruysch en Verkuyl Quakkelaar wijzen alle op het ongunstige seizoen voor de uitvoering van zoodanig werk. De heer Hector verlangt dat de aanbesteding niet andermaal zal plaats hebbeu voor de raad daarover gehoord zij, omdat iu dien tnsschentijd de veeziekte misschien kan hebben opgehouden. De voorzitter en de heer van Uije Pieterse merken beide op, dat in allen gevalle een stal voor berging van vee moet gebouwd worden en dat daarom juist een steenen gebouw zal worden gemaakt, hetwelk hoog noodig is. Ten slotte is besloten de aanbesteding af te keuren en, met het oog op het seizoen, tot het voorjaar uit te stellen. Voor kennisgeving wordt aangenomen de mededeeling des voorzitters van het proces-verbaal der opneming van de boeken en kas van den gemeente-ontvanger, alsmede dat door gedeputeerde staten zijn goedgekeurd de wijzi ging in de verordening op het keuren van vleesch, de verordening houdende verbod van in-, uit en doorvoer van vee, en het besluit tot beschikking over de onvoor ziene uitgaven over 1865. De voorzitter deelt mede dat heden morgen is inge komen een adres van den heer Levie, slachter te Vlis singen, naar aanleiding van de onlangs vastgestelde verordening, houdende verbod van in-, uit- en doorvoer van vee enz. naar en van gemeenten in Walcheren. Uit de voorlezing van dat adres blijkt dat de adressant eene groote hoeveelheid beesten had gekocht toen het verbod werd vastgesteld en bij, uithoofde van de spoedige in werking treding, geen gelegenheid meer gehad heeft om zijn voorraad uit te voeren. Het adres bevat alzoo, met het oog op de groote schade welke uit die verbodsbepa ling voortvloeit, eene bede om vergunning' tot uitvoer van bedoelde beesten. De voorzitter zegt dat burgemeester en wethouders meenen dat voor deu adressant wel eene gunstige uitzon dering zou kunnen worden gemaakt, te meer daar uitvoer van vee alleen verboden is om besmetting door vreemde kooplieden tegen te gaan, iets waarvan hier geen sprake is. De heer van der Hij den vraagt, of er wel een grens zal wezen als dit verzoek wordt ingewilligd. Hierop ant woordt de voorzitter dat hij daarover ook heeft gedacht, maar dat het hem voorkomt dat andere zoodanige ver zoeken dan ook zouden kunnen worden toegestaan. De beer Ruijsch zegt dat hij geen gevaarlijker zaak kent dan het verlammen van wettelijke bepalingen korten tijd nadat deze gemaakt zijn. Wordt omtrent éen persoon toegeeflijkheid gebruikt, dan stelt men zich er zijns inziens aan bloot dat de wet slechts als een handschoen wordt gebruikt. Kon het verbod geheel worden opgehe ven, dan zou hij het gaarne willen, maar nu is hij tegen het verzoek, omdat hij de inwilliging er van als hoogst gevaarlijk beschouwt en in tegenspraak met de ook door de regeering genoraeu maatregelen tot beteugeling der runderpest. Laatstbedoelde maatregelen betreffen, volgens den voorzitter, meer den invoer. De beer van der Os verklaart zich bepaald tegen het verzoek en vraagt of de opgave van den adressant wel waar is. De heer Hector voert als zijne meening aan dat het verzoek geen punt van overweging kan uitmaken, daar het hier geldt eene verordening tegen wier over treding straf is bedreigd en als zoodanig door gedepu teerde staten is goedgekeurd, zoodat de gemeenteraad niet bevoegd is eigenmachtig eene afwijking dier ver- ordering toe te laten. De heer van Uije Pieterse, die aanvankelijk voor de inwilliging van liet verzoek was wegens de groote schade door de belanghebbenden te lijden, zegt dat hij het bezwaar van den heer Hector volkomen deelt. Ilij noemt bet echter jammer dat men niet bedacht is geweest op het maken eener overgangs bepaling in de verordening en wijst op de bezwaren tegen het verbod van uitvoer aangevoerd, o. a. in de Middelburgsche courant van Dinsdag. De heer Pot verklaart dat, als hij bij de vaststelling der verordeniug zoo goed op de hoog'te was geweest als nu, hij zijne stem aan het verbod van uitvoer vau vee zeker niet zou i' hebben gegeven. Hij wijst op de bezwaren aan dat ver bod verbonden en betoogt dat, mogen er nu al geen kooplieden in beesten komen, de stallen tegenwoor- dig toch worden nfgeloopen door kooplieden in kaas, i zoodat het gevaar voor besmetting dus hetzelfde blijft.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 5