het bevestigd werd, zou doen blijken van meer verstand
houding tusschen de kabinetten te Weenen en te Berlijn,
dan men op grond van verschillende andere mededcelin-
gen, meende te mogen aannemen. De regeeringen van
Oostenrijk en Pruisen zouden namelijk eene nota aan de
regeering der vrije stad Frankfort hebben gericht om
zich te beklagen over de aanvallen van het aldaar ge
houden congres van Duitsche afgevaardigden tegen de
conventie te Gastein-Salzburg gesloten, alsmede tegen
de algemécne staatkunde der beide groote Duitsche
mogendheden. Voorts zoude bij deze nota de hoop zijn
geuit dat de senaat van Frankfort dergelijke manifesta-
tiën in het vervolg niet meer zou dulden, terwijl Oos
tenrijk en Pruisen hunne hulp aanboden voor het geval
dat de senaat zich daartoe niet sterk genoeg mocht ge
voelen; overigens gaven zij te kennen dat zij, zoo noodig
uit eigen beweging, aan dergelyken staat van zaken een
einde zouden maken. Van deze nota zou copie zijn ge
zonden aan de diplomatieke agenten van Pruisen en
Oostenrijk bij de kleine Duitsche hoven, waarin het
vertrouwen werd uitgesproken dat deze laatste de ver-
toogen der twee groote mogendheden zouden onder
steunen. De Köln. Zeitung schrijft deze houding van
Pruisen en Oostenrijk toe aan de omstandigheid, (hit in
het laatst dezer maand het National Verein te Frankfort
tot eene vergadering is opgeroepen.
De positie welke Pruisen 'thans te Kiel heeft ingeno
men, wordt steeds door verschillende maatregelen sterker
gemaakt. Thans heeft koning Wilhelm hij koninklijk
besluit de wijze van bestuur omtrent deze haven gere
geld en dit bestuur zoowel wat handelsvaartuigen als
oorlogschepen betreft, aan den Pruisischen kommandant
der haven opgedragen. Een Pruisisch wachtschip zal
zich steeds op de reede van Kiel bevinden.
Men zal zich herinneren dat de Oostenrijksche com
missie tot toezicht op het financiewezen, na de schorsing
van het Februari-patent en October-diploma, zich tot de
regeering heeft gewend, om thans nader omtrent ha
ren werkkring te worden ingelicht. Intusschcn heeft
graaf Eugenius Kinski, lid dier commissie, zijn ontslag
genomen als zoodanig, daar hij na bovengenoemde
schorsing, niet langer in dat lichaam zitting wil hebben.
Het ongunstig weder zoo beweert men heeft den
graaf von Bismarck genoopt zijn plan tot langer ver
wijl te Biarritz op te geven. I-lij wordt orastrteks 25 of
26 October in de F'ransche hoofdstad verwacht om aldaar
een vijf- of zestal dagen te vertoeven. Men voorspelt
natuurlijk dat zijn verblijf te Parijs grootendeels zal ge
wijd worden aan conferentiën met keizer Napoleon, met
den minister Drouyn de Lhuys en verschillende andere
hooggeplaatste regeeringspersonen. In de allerlaatste
dagen van de maand zon hij naar Berlijn tcrugkeeren.
De gouverneur van Algerië, de maarschalk Mac Mahon
wordt binnen weinige dagen te Parijs verwacht, om te
genwoordig te zijn bij de behandeling van het keizerlijk
reorganisatie-ontwerp betrekkelijk deze kolonie. Met
schijnt dat deze plannen tot wijziging van het koloniaal
bestuur in Algerië zekere spanning hebben doen geboren
worden.
Nadat de laatste brand te Konstantinopel geleid bad
tot den medegedeelden maatregel ten opzichte der gees
telijke goederen aldaar, heeft een nieuwe brand, waar
door meer dan driehonderd bouten woningen vernield
werden, de noodzakelijkheid eener uitbreiding van dien
maatregel doen zien. Deze schijnt thans een punt van
overweging bij den Turkschen grootvizier uit te maken,
waarbij hij een nieuwen strijd zou te voeren hebben tegen
de geestelijkheid, welke slechts zeer noode in den vroe-
geren maatregel beeft berust.
Hoewel het leven van mgr. de Merode niet meer in
gevaar schijnt, zoo blijkt toch dat hem de portefeuille
van oorlog in het pauselijk ministerie te zwaar is gewor
den. Hij hoeft zijn ontslag als zoodanig ingediend en is
vervangen door den kardinaal Antonclli. Mgr. Pila zal
als minister van binnenlandsche zaken door den heer
Barctti worden opgevolgd en men voorspelt bovendien
nog andere wijzigingen in het pauselijk kabinet.
De Spaansche Correspondcncia deelt mede dat een
gedeelte der progressistische partij heeft, besloten om het
vroeger aangenomen stelsel ten opzichte der verkiezingen
te laten varen en daaraan deel te nemen.
Uit Marseille wordt gemeld, dat de laatste tijdingen
van Madagascar gewag maken van eene ernstige mani
festatie der bevolking tegen Frankrijk. De menigte had
van de koningin de uitzetting van den Franschen consul
en van de catholieke zendelingen gcëischt. De consul
had echter verklaard zonder uitdrukkelijk bevel zijner
regeering niet te zullen vertrekken.
lord Palmerston.
Proteus te schetsen schreef eenmaal de geestige
schrijver Whitty, in i860 op jeugdigen leeftijd overle
den, Proteus te schetsen zou slechts weinig meer
moeite kosten dan eene levensbeschrijving te geven van
Henry John Temple, burggraaf Palmerstonwant, of
schoon zijpe individualiteit steeds dezelfde is, hebben
wij daarbij vier blijkbaar verschillende personen voor
ons: den jongeling Palmerston, vurig bewonderaar van
Pitt; den tot jaren van onderscheid gekomen Palmerston,
aanhanger vaa Canning; den man Palmerston vurig aan
hanger der whig-partij en den bedaagden Palmerston, den
.Tiend van coalitiën. Zijn loopbaan het is steeds
Whitty die spreekt vertoout ons niets van de schoone
ciceroniaarische evenredigheid: begin,midden en einde:
alles is begin. Wil men lord Palmerston oud noemen, dan
kan het slechts zijn iu dien zin, waarin men sommige in
bouwval verkecrende kerken van Pugin en alle andere
ontijdige Palmyra's oud zou kunnen noemen. Jeugd met
al hare goede en al hare kwade eigenschappen is lord
Palmerston's voorname kenmerk; en daar zijne onver- i
welkelijke frischheid, in onze stoffelijke eeuw, niet meer
als een geschenk van de goden beschouwd kan worden,
moet de staatkundige physioloog het onverstoorbaar ge- 1
luk van dezen overgclnkkigen man aan de vereenigde
werking van eene goede maag en een slecht geheugen
toeschrijven: niets toch bevordert zoozeer als dit laatste,
in alle tijden en onder alle omstandigheid die soort van
luchthartigheid en opgewektheid, zonder eenïge arriere- j
pensée hoe ook genaamd, welke het deel van den edelen
burggraaf is. Zeer juist hoorèn wij hier Whitty in wei- 1
nige zinsneden het portret schetsen van den populairen
Engelsehen staatsman. Voor hem toch die het lijvig
levensboek van den minister wil opslaan, wat al tegen
strijdigheden, wat al raadselen moet hij opmerken! Als
achttienjarige pair, werd hij na aan de universiteiten te
Ediinbnrg en te Cambridge zijne studiën te hebben vol-
tooid als telg van een oud aristocratisch geslacht en
dus in de alleen heilaanbrengende beginselen der tory-
partij opgevoed omstreeks 1806 naar het parlement
afgezonden. Zijne houding was daarbij steeds meer eene
luisterende dan sprekende, tot dat hij in 1828 goedvond
om de gelederen der tories te verlaten en zich onder de I
banier van eene zeer gematigde nuance der whig-partij te
scharen, tot grootere ergernis van zijne committenten. 1
Van 1807 tot 1828 vervulde hij bovendien verschillende
betrekkingen van den tweeden rang, zonder eene eerste
plaats te verkiezen, welke hem met het oog op zijne j
talenten toekwam. Zijne ambitie strekte te dier tijde nog
meer naar het behalen van overwinningen in de salons
dan wel op de politieke kampplaats. Later begon zijne 1
eerzucht naar beide te haken, toen hij in 1828 ten ge-
volge van oneenigheid met lord Wellington de gedurende
negentien jaar door hem vervulde betrekking van secre-
taris bij het departement van oorlog had nedefgelegd.
In 1830, terwijl hij in de laatste tweejaren als bewonde- 1
raar van Canning's staatkunde meer teekenen van poli
tiek leven was begonnen te geven, en zijne vroegere
politieke bondgenooten hevig en heftig had bestreden,
nam hij in het ministerie Grey de portefeuille van
buitenlandsche zaken aan. Geheel en al volgens de i
staatkundige beginselen van zijn vriend Canning han- f
delende, wendde hij alle pogingen aan om in strijd met
de regeling teWeenen, aan België een zelfstandig bestaan
te verzekeren en door de troonsbestijging van Leopold I
te Brussel de Engelsche staatkunde te doen zegevieren, j
De opheffing eener nationaliteit uit een toestand van
afhankelijkheid, waarvan iu onze dagen in dergelijk
geval sprake zou zijn, was moeilijk als oorzaak op te j
geven der politiek van lord Palmerston, die intusschcn
Polen hulpeloos liet, ondanks het hulpgeschrei aan de
boorden van den Weichsel.
In de daarop volgende verwikkelingen in Spanje en
Portugal koos lord Palmerston de partij dergenen, die in
die oorden de meer Spaansch-liberale gevoelens verkon-
digden. Hij ondersteunde alzoo met England's invloed, I
geld en soldaten, de jeugdige koninginnen Isabella en i
Maria, tegen de aanvallen van clon Carlos van buiten en i
die der absolutistische partij van binnen.
In 1834 trad lord Palmerston af; slechts voor weinige
maanden echter, want in April van het volgende jaar
stond hij weder aan het hoofd van liet departement van
buitenlandsche zaken. Gedurende de jaren welke toen
volgden, was de politieke gedrag-lijn van den minister
allerzonderlingst er. verre van vrede- of vrijheidlievend.
Hooghartig en agressief tegenover de vreemde mogend
heden, onstandvastig en inconsequent., scheen zijn eenig
doel te zijn om zich bij de natie populariteit te ver
werven en overigens Engeland's oogenblikkelijk be
lang tot eenig richtsnoer zijner handelingen te stellen.
De grilligheid en weifeling in de Engelsche staatkunde,
waar zij geïnspireerd werd door lord Palmerston
waarvan de voorbeelden zelfs in den laatstèn tijd gedu
rende den Deenschen oorlog niet hebben ontbroken
wordt, toegeschreven aan de houding van den minister,
die bij elke zich voordoende omstandigheid alleen met
zijn gezond verstand te rade ging, zonder achteruit of
vooruit te zien. Populariteit viel hem iutusschen steeds
ten deel, hetgeen, behalve aan de steeds bij hem op den
voorgrond staande noodzakelijkheid om vóór alles en
altijd de handelsbelangen te bevorderen, ook het gevolg
was van zijne overgroote mcnschenkennis en zijne
meesterschap in de kunst oin mcnschen te leiden.
Zoo kwam lord Palmerston in 1841 als do populaire
man bij uitnemendheid, zitting nemen in het lagerhuis,
om aldaar met lord John Russell als leider der oppositie
op te treden. In Juli 1846, toen zijne partij weder aan
het bestuur werd geroepen, hernam hij de portefeuille
van buitenlandsche zaken,om wederom dadelijk den vrede
van Engeland met Frankrijk en Oostenrijk te verstoren.
Ook werd lord Palmerston te dier tijde beschuldigd
van de agitatie op Sicilië te hebben ondersteund, zonder
later dit eiland te onttrekken aan de wraak des koniugs
van Napels.
Nog grilliger werd de politiek van lord Palmerston, 1
nadat de Februari-revolutie de troonen van het vaste
land tot, in hunne grondvesten had doen schudden. Hij
verklaarde zich zeer voorzichtig tot vriend der
volken en tot welwillend beschermer der vorstenerkende
zonder aarzeling de Fransche republiek, juichte bet
vredelievend manifest van de Lauiartine toe, onder
steunde de oproerige bewegingen tc Weenen en te Berlijn,
hechtte zijne goedkeuring aan de hervormingen van
Pius IX en verzette zich niet tegen de veroveringsplan- i
nen van Karei Albert. Eenigen tijd later verleende hij
hulp aan de Italiaansche revolutionairen, terwijl hij
Hongarije liet verpletteren tusschen de Russische en
Oostenrijksche krijgsmachten. In 1850 had de quaestie
van den Israëliet Pacifico te Athene het blokkeeren der
kusten van Griekenland ten gevolge, hetgeen echter
weldra aan lord Palmerston slechts de keuze liet om een
oorlog met Frankrijk aan te vangen of de blokkade op
te heffen. Deze gebeurtenissen deden aan den Engel-
schen minister de noodzakelijkheid inzien om zich niet
langer te isoleercn, gelijk tot dusverre geschied was, maar
om zich aan te sluiten bij andere groote mogendheden.
De opoffering van Denemarken had daarop plaats, ten
'genoege van Rusland.
Toen in December 1851 lord Palmerston als minister
van buitenlandsche zaken als secretaris van het depar
tement van oorlog had hij eenmaal het bevel tot over
brenging van Napoleon I naar St.. Helena geteckend
zonder zijne ambtgenooten bepaaldelijk hun gevoelen
daaromtrent te hebben gevraagd,Napoleon III had erkend
volgde eene ministerieele crisis. In 1852 erlangde hij
echter weder eene plaats in het kabinet Aberdeen,
waarin hij zich echter met de portefeuille van binnen
landsche zaken moest tevreden stellen. In deze betrek
king vermeerderde hij, zoo mogelijk, zijne populariteit
nog door zich in gunstigen zin uit te laten over de
administratieve hervormingen, welke een groot deel der
liberalen vurig wenschten, welke hervormingen hij echter
nooit heeft trachten te verwezenlijken. In 1855 werd hij
iveder president van het kabinet en in deze qualiteit
werd op nieuw de weifelende buitenlandsche staatkunde
door hem gevolgd, welke steeds mot min of meer scherpe
afteekening de zijne was geweest, totdat, in 1858 de
tory-partij weder gedurende eenige maanden bij monde
van een ministerie Derby den loop der staatszaken
bestuurde. Op 15 Juni 1859 trad echter lord Palmerston
nogmaals opals president van een ministerie, waarin lord
John Russell de leiding der buitenlandsche politiek op
zich nam. Dit nieuw Palmerston-ministerie scheen
eenigszins minder de oude wantrouwen-inboezemende
politiek te willen volgen en nam zelfs een schier tegen
overgestelde houding aan door zich zorgvuldig voor
isolement te bewaren, zij het ook nu en dan dat deze
houding, waar handelsbelang het oorlogvoeren verbood,
vernederingen voor Engeland na zich sleepten. Hoe dit
vooral iu den allerlaatsten tijd zoowel in de Poolsche als
Deensche quaestie het geval was, zullen wij bier niet
nader behoeven te herinneren. Slechts de oogenblikke-
lijke oplossing der Grieksche quaestie leverde aan Enge
land eene diplomatieke zegepraal op.
Wij zeiden hiervoren dat. lord Palmerston steeds Enge
land's handelsbelang op den voorgrond stelde cn voorts
de gevoelens van de meerderheid der natie huldigde.
Gedurende den laatsten Deenschen oorlog bleek dit ten
duidelijkste. Het handelsbelang eischte handhaving des
vredes, maar men zal zich herinneren boe de Morning
Post te dier tijde vrij duidelijk te kennen gaf dat hg
persoonlijk gaarne de Denen wilde ondersteunen. Door
deze behendigheid redde hij zijne populariteit, want de
meerderheid der Engelsche natie betuigde de meeste
sympathie voor het sedert half vernietigd Deensche rijk.
Als redenaar ir. het lagerhuis stond lord Palmerston
niet hooghij sprak steeds met inachtneming van den aard
en de stemming zijner hoorders, nooit met het doel om
eene in hem levende diepe overtuiging te verkondigen.
Hij stelde zich nimmer tegenover de denkwijze van de
meerderheid der bevolking en maakte schier uitsluitend
van die soort van redeneeringen gebruik, waardoor hij
de gematigden van alle partijen meende te kunnen winnen.
Geheel en al bekend met den geest en de luimen van
zijn auditorium in het parlement, zorgde hij steeds de
bakens naar den stand van het getij te plaatsen en wist
hij, waar het noodig was, water in zijn wijn te mengen.
„Zelden zoo teekende hem onlangs the Westminster
Review zegt loid Palmerston iets recht geestigs,
en zijne kwinkslagen zijn minder geschikt om, even
als vele satirieke gezegden van Disraelionthouden
en naverteld te worden; maar ontegenzeggelijk be
zigt bij ze steeds veel beter op hun pas, dan met de
geestige invallen van de meeste overige sprekers van
het huis het geval is. Zijne schoten treffen, zooals
Burke van de geestige scherts van Charles Townshend
zeide, altijd tusschen wind en water. Niemand weet zoo
behendig als hij, kort voor dat het tot eene stemming
over éenige quaestie komt, den indruk eener tegen hem
uitgesproken zwaarwichtige rede te verzwakken en het
huis te doen gelooven, dat alles wat door de oppositie
gezegd en gedaan werd, slechts eene onschuldige scher
mutseling was, door partijbelang geboden, en niet waar
dig dat het bewind er ernstig tegen te velde trekt of dat
het huis er door een ongunstig votum gewicht aan
hecht. Het geheim van den opgang dien Palmerston
maakt, ligt in zijne ongemeene behendigheid, in zijne
grondige kennis van het karakter en de stemming van
het Engelsche volk, en in de omstandigheid, dat alle
behoeften, aanmatigingen en luimen van het genie hein
ten eenenmale vreemd zijn."
Ten opzichte zijner binnenlandsche staatkunde ver
weet men overigens lord Palmerston dat hij in de laatste
jaren weder tot zijKe.. vroegere politieke vrienden was
terug gekéerd, voor zöoyer de omstandigheden hem
zulks toelieten, zoodat reien in den lande instemden
met den raad hein- d'otq; sommige dagbladen en enkele
sprekers in het -partem tin toegevenom zyue:>iggij^re
levensdagen opzijüe'la nwdröii rustende door te b'feïvgen-
Hij heeft dezen' r:md eófiten niet willen opvolgen en met
jeugdigen ijver-"zijne lipo'ge betrekking blijven wartime-
men, tot dat "de. jaatstë korrel in den zandloopbrVi}.ns
levens was nedergevallen.