zee- of landmacht beneden den officiersrang, zonder vergunning van den bevelvoerenden officier de waar schuwende kracht dier vonnissen blijkt nog niet groot genoeg te wezen om anderen van zoodanig feit terug te houden. Gisteren toch sprak de rechtbank alhier weder twee zoodanige vonnissen uit. J. D. Hintze, zeevarende, en zijne huisvrouw E. Doren bos, beide wonende te Vlissingen, kochten in de vorige maand van een matroos der marine, die in hunne tapperij kwam, een jekker voor f 4.50 en zijn te dier zake hoezeer dc eerste beklaagde ook het feit bepaald ont kende, terwijl de tweede beklaagde niet aanwezig was door de rechtbank veroordeeld, de eerste tot eene geld boete van f 10 en zeven dagen gevangenisstraf, en de tweede, bij verstek, tot eene geldboete van f 15, alsmede inde kosten. Eene geldboete van ƒ10 en betaling der kosten werd mede opgelegd aan vrouw de Vos, te Vlissingen, wegens het overnemen van een kapot jas van een muzikant der infanterie, waarvoor zij 75 cent betaald heeft. Bij beide vonnissen is aangenomen dat de beklaagden geen oogmerk hebben gehad om desertie te bevorderen. Gemengde berichten. Uit Konstantinopel wordt gemeld, dat Omer-pacha, president der dusgenoemde Circassische commissie, krachtdadige pogingen in het werk stelt om den handel in jonge Circassische meisjes en vrouwen te doen ophou den. Die zich daaraan schuldig maken, worden zwaar door hem gestraft. De Nieuwe Eotterdamsche courant vestigt, bij de heerschende veeziekte, de aandacht op het weinig be kende ingezouten Zuid-Amerikaansch vleesch, niet het gedroogde, dat tneerendeels onbruikbaar isdoch het ingezouten dat niet droog, mager of hard ismaar na eenige uren in het water gezet te zijn, opdat het zouter uittrekke, een gezond en goedkoop voedsel is. Een der Fransche bladen deelt mede, dat de zomer van 1834 niet minder buitengewoon was dan die van 1865. Ten bewijze daarvoor wordt aangevoerd, dat op den 13 October 1834 een dagorder van den kolonel der nationale garde te Rouaan werd uitgevaardigd, betrek kelijk eene groote revue, welke den 19 derzelfde maand moest plaats hebben, van den navolgenden inhoud: „Aan gezien de hitte blijft voortduren, zal de nationale garde verschijnen in groot zomertenue." Het blad voegt er bij, dat dc zomer van 1834 nog meer begunstigd werd dan die van 1865, daar men thans sinds verscheidene dagen reeds vele menschen ontmoet in hunne winter- paletöts gewikkeld. De hofraad dr. Perner te Munehen, die gedurende meer dan 25 jaren reeds zoowel in geschriften als in daden getoond heeft de bescherming der dieren van ganscber harte te zijn toegedaan, heeft thans op nieuw een groot j blijk dier belangstelling aan den dag gelegd, doordien hij eene som van 13,000 fl. heeft geschonken aan 18 vereeni- gingen, die de bescherming der dieren ten doel hebben. Den 10 dezer heeft het hof van assises le Parijs de behandeling een er zaak aangevangen, die èn wegens het standpunt der beschuldigden, èn wegens het zeer aanzienlijke bedrag der verduisterde sommen, èn om het groote aantal der bedrogenen tot te causes célèbres kan worden gerekend. De hoofdbeschnldigde, Gautherin, is voortvluchtig. Hij was als notaris te Noisy le Sec geves tigd. Zijne medeplichtigen zijn aangeklaagd voor meer dan 800,000 frs. aan wissels te hebben vervaardigd, die door Gautherin bij lichtgeloovige landlieden werden ge disconteerd. Van de beide overige beklaagden is de een een voormalig kapitein der keizerlijke garde en de ander grondeigenaar. Behalve de beide opgenoeraden, deed Gautherin ook door eenige personen billets cle complaisance onderteekenen, wier bedrag op een raillioen wordt ge raamd. Bovendien eigende hij zich de hem toevertrouwde gelden toe, waarvan het cijfer 600,000 fr. beloopt. Na zijne vlucht werden in het geheel 800 fr. ten zijnen kan- toie gevonden. Onder deze cijfers zijn 47 spoorweg actiën, obligatiën enz. niet begrepen, die eveneens wer den verduisterd, terwijl hij bovendien een aantal valsch- heden in onderbandsche geschriften en oplichtingen van allerlei aard pleegde. Thcrmoniefersfand. 18 Oct. 's av. 11 u. 56 gr. 19 's morg.7 u. 54 gr.'s midd. 1 u. 56 gr. 's av. 11 u. 50gr. 20 rs morg.7 u.48 'smidd. 1 u. 53 gr. Sfafen-generaal. TWEEDH KAMER. Voorloopig e verslagen. Staatsbegrooting voor 1866. Hoofdstuk VI. (Marine.) Sommige leden, die ten vorigen jare den minister stelselloosheid hadden verweten, waren thans meer be vredigd, daar zij eenige meerdere vastheid van overtui ging bij hem meeuden waar te nemen. Anderen daaren tegen kwamen weder op tegen het gedurig nemen van proeven en de veranderlijkheid der plannen van den minister, die zoowel ten opzichte van den aanbouw van schepen als in den aankoop van geschut telkenmale blijkt. Intusschen is thans, blijkens de memorie van toelichting, de overtuiging bij den minister gevestigd dat snelheid een eerste vereisehte der oorlogschepen is, en wenscht hij daarom voortaan alleen stoomwerktuigen van een groot krachtsvermogen aan Le wenden. Dit werd goed gekeurd, maar tevens rees de vraag wat de minister omtrent de pantsering der oorlogsvaartuigen denkt. Vroeger wensehte hij voor onze benedenrivieren en zee armen kanonneerhooten aan te bouwen, die een gepant serd voor-en achtereinde zonden hebben, maar overigens ongepantserd zouden zijn. Thans schijnt hij daarentegen twee soorten van geheel gepantserde kanonneerhooten van meerderen en minderen diepgang voor de verdedi ging van onze boven- en benedenrivieren uoodig te achten. Men vroeg of er wel reeds voldoende zekerheid omtrent het nut dezer schepen bestaat. Men drukte de hoop uit, dat de minister de denkbeel den, die de commissie voor de kustverdediging in haar rapport heeft nedergelegd, nog niet dadelijk in toe passing zou brengen, of, indien er uitvoering aan moest worden gegeven, daartoe eene afzonderlijke wetsvoor- dracht zou indienen. Sommigen meenden te weten, dat de schepen, die thans in Nederlandsch-Indië de dienst verrichten, voor het raeerendeel reeds verre zijn versleten en vroegen dus of de marine in de koloniën over het algemeen goed is ingericht en in welken toestand de schepen aldaar verkeeren. Met klem werd de vraag gedaan, of hel. kader der zee-officieren overal in eene goede verhouding tot de behoeften onzer marine is ingericht, want er waren klachten vernomen ove<- het geringe aantal officieren in de lagere rangen, waardoor de dienst voor dat gedeelte van het corps zeer drukkend wordt en de afwisseling iu de koloniën niet altijd geregeld kan geschieden. Daar tegenover zijn er een aantal hoofd- en vlagofficieren, die ten gevolge van onze geringe zeemachten van het kleine charter onzer oorlogschepen geen kommandement kun nen erlangen, zoodat zij hunne (lagen meerendeels in non activiteit doorbrengen. Hun getal schijnt dus vermin dering te kunnen ondergaan. De voorgestelde tractements-verhooging der officieren van gezondheid werd door eenige leden afgekeurd, omdat die officieren reeds in een gunstiger toestand zijn dan de officieren van gezondheid der landmacht, door de hooge tafelgelden, die zij genieten, zoodra zij in zee zijn. Anderen keurden echter de verhooging goed als een middel om die officieren aan de dienst te verbinden,een veel beter middel dan het toepassen van dwangmaat regelen zooals die van het koninklijk besluit van 26 Juni 1825. Die leden juichten het daarom toe, dat dit besluit ten vorigen jare voor de officieren van ge zondheid bij de zeemacht is afgeschaft. De voorgestelde verhooging der jaarwedden van som mige ambtenaren van hoogen rang, bij bet departement van marine werkzaam, werd als onnoodig afgekeurd. Terwijl eenige leden aandrongen op de indiening van eene nieuwe wet op de quarantaine, werd vrij algemeen de wensch geuit dat deze nog steeds hangende zaak mocht worden beslist en de verouderde reglementen eenvoudig mochten worden afgeschaft, of wel door andere voor uitvoering vatbare bepalingen vervangen. Het blijkt dat het ijzeren ramtorensch'ip, hetgeen te Birkenhead wordt gebouwd, f 1,600,000 zal kosten, en dus de daarvoor ten verleden jare toegestane gelden met ƒ600,000 zullen overschreden worden. Men oordeelde dat de minister daartoe niet bevoegd was en, alvorens de aanbesteding van dat schip te gunnen, die ƒ600,000 aan de vertegenwoordiging had behooren te vragen. Men verwonderde zich bovendien, dat eene vergissing tot dat bedrag in zulk eene raming had kunnen begaan worden, zoodat men vroeg of er ook wijzigingen inde inrichting zijn gebracht, want verleden jaar heette het een stooiuramschip en nu een ramtorenschip. Tol welke diensten is dit vaartuig bestemd'? Hoofdstuk VIII. (Oorlog.) Men besprak in de eerste plaats de staatkundige rich ting van den minister van oorlog en keurde het af, dat hij den geest van zelfstandigheid en vrije ontwikkeling inzonderheid bij de officieren bestrijdt, blijkbaar uit zijne bekende circulaire van vroeger, vooral omdat, volgens den aard onzer landsverdediging het leger niet gecen traliseerd zal werken, maar op verschillende posten ver spreid zal liggen, die tot zekere hoogte zelfstandig en op eigen verantwoordelijkheid zullen moeten handelen. Voorts blijkt er tusschen den minister en zijne ainbtge- nooten verschil van gevoelen over enkele staatkundige beginselen te bestaan, want de minister van oorlog wil de kosten der verdedigingswerken, die ten gevolge van geconcessioneerde openbare werken noodig worden, niet op de staatsbegrooting brengen. Thans worden de concessionarissen met die kosten belast en wordt over de door hen gestorte gelden naar het goedvinden van den minister van oorlog beschikt. Hierdoor wordt een deel van de uitgaven, die ten behoeve der verdediging van het land worden gedaan, aan dc goedkeuring van de vertegenwoordiging onttrokken Na al hetgeen ten vorigen jare over de schadelijke vestingen isvoorgevallen, had men verwacht inlichtingen omtrent dat punt in de memorie van toelichting te zul len ontvangen. In het gedrag van den minister meende men een streven naar het behoud van alle bestaande verdedigingswerken te zien, waarvan men verscheidene voorbeelden aanhaalde. In verband hiermede vroeg wen of de minister zich met het bekend gemaakte rapport der commissie voor de kustverdediging vereenigt. Men drong op nieuw algemeen aan op de sloping der vestin gen die bepaald als schadelijk moeten beschouwd worden. Behalve Bergen op Zoom en de Zeeuwsche vestingen, vooral Vlissingen, waar binnen kort de Zeeuwsche spoor weg lijn moet uitloopen, werden Breda en Grave daar onder genoemd; enkelen voegden er Groningen bij. Èn op zich zelf èn in verband met andere omstandig heden kwam het eindcijfer dezer begrooting aan velen te hoog voor; men achtte het echter mogelijk bezuini gingen van blijvenden aard in te voeren. Het personeel der ambtenaren van het departement van oorlog kan worden verminderdbij den grooten en den generalen staf is een personeel van hoofd- en opper-officieren, veel te groot voor ons klein leger. De provinciale adjudanten zijn onnoodig. Bij eene veranderde inrichting van het leger zou de administratieve indeeling der infanterie in regementcn opgeheven kunnen worden, waardoor de regimentsstaven zonden vervallen. Ook het regement grenadiers on jagers en het zeer kostbare regement rijdende artillerie kunnen worden afgeschaft. Bovenal zou eene groote bezuiniging mogelijk zijn in de adrai- j nistratie van het leger; zij is thans zeer omslachtig en j ondoelmatig ingericht en vordert een personeel dat veel te groot is voor de behoeften van de dienst. Daarbij zou j het opruimen der schadelijke vestingen eene aanzien- j lijkc vermindering van uitgaven op het materieel der j genie kunnen geven. Er werd ook op de inrichting der uniformen van het I leger gewezen. Deze behooren door eenvoud en goed koopheid uit te munten. Doch de nieuwe uniformen zijn ondoelmatig, zonder sierlijk te zijn. Zij zijnmetzeer veel j overhaasting ingevoerd. De kosten moeten, voor zooveel j de soldaten en onderofficieren aangaat, uit het kleeding- en repnratiefonds gevonden worden, en de slotsom ligt 1 voor de hand, dat óf dc schuld de manschappen zwaar zal drukken, óf flat het fonds in staat is om zonder ver- hoogde bijdrage de buitengewone uitgaven te dragen. Ware dit laatste het geval, dan zou er uit blijken, dat de korting op de soldijen ten behoeve van dit fonds veel te hoog zijn, en dat aan de zucht tot uniformverandering wordt botgevierd ten koste van den karig bezoldigden soldaat. Ten opzichte der officieren gaf de uniform- verandering aanleiding tot eene andere beschouwing. Yoor de tractementen der mindere rangen werd verhoo- I ging noodzakelijk gekeurd; wanneer nu onmiddellijk eene nieuwe uniform wordt ingevoerd, dan wordt de toegestane verhooging daardoor voor een groot gedeelte, aanvankelijk misschien geheel, verslonden. De verhooging van de tractementen der eerste en I tweede luitenants werd vrij algemeen goedgekeurd, doch ondervond van de zyde van andere leden ernstigen tegenstand. Men vroeg echter waarom niet gelijke verhooging voor de luitenants bij het corps mariniers en het koloniaal werfdepöt werd voorgesteld. Nu de regeling voor het middelbaar onderwijs is tot 1 stand gekomen, meende men dat de militaire academie I niet meer noodig was en de aanstaande officieren hunne opleiding zeer wel aan de polytechnische school konden ontvangen; doch verscheidene leden konden dit gevoelen niet deelcn. In denzelfden geest werd er vóór en togen gesproken over de kweekschool voor militaire genees- öuitcnlanö. Algctuee» overxiclit. Eergisteren avond is de minister Palmerstou te Broc-. kctt-Hall vrij onverwachts overleden. Zijne ongesteld- s heid nam eerst in den morgen van zijn sterfdag eene ougunstige wending, hetgeen per telegraaf aan koningin 'j Victoria, welke zich in Schotland bevindt, werd inede- i gedeeld. De spreekwoordelijk geworden ironische gemakkelijkheid, waarmede hij zich zelfs in de hevigste j part ij-stormen wist te bewegen, de wijze waarop bij de partijen, zonder aan hare wenschen te voldoen, wist j te leiden, de schier voorbeeldelooze populariteit welke I hij zich had verworven, zullen zijn overlijden iu Engeland I als eene nationale ramp doen beschouwen. Vergeten wij daarbij echter niet dat liet voor de Engelsche natie reeds lang tijd is geworden om weder eens een stap op den 1 weg van vooruitgang en hervorming te doen en dat men dit, gelijk reeds meermalen gebleken was, van lord Palmerstou niet mocht verwachten. Het was met hem op politiek gebied als met lord Wellington opkrijgskiin- J dig terrein: hij had te veel zegepralen behaald met kara bijnen van ond model, zoodat hij tegenzin gevoelde voor J het in voeren van toch zoo noodig geworden hervormingen j van dat wapen.LordPalmerston betrachtte, vooral gedu- rende de laatste jaren zijns levens, niet meerde uitspraak, I ook op staatkundig gebied van toepassing, volgens welke stilstand als achteruitgang moet beschouwd worden. Op j dit terrein hebben wij dan ook meer te verwachten van I den door de meeste Engelsche dagbladen als zijn opvol- j ger aangewezen kanselier der schatkist, William Glad- 1 stone. Met een nieuwen president-minister en met een I vernieuwd parlement moge alzoo thans voor Engeland i een nieuw leven aanbreken. The Morning Post besveert intusschen, dat lord Russell tot opvolger van lord Palmerstou zal worden benoemd j en slechts, indien deze die betrekking weigert te aan vaarden, lord Granville of lord Clarendon daartoe be- noemd zal worden. De heer Gladstone zou dan, volgens j the Morning Post, woordvoerder der regcering in het I lagerhuis zijn. j De Engelsche dagbladen blijven steeds verzekeren dat I werkelijk de door den berichtgever van de Times bedoelde J depêche, houdende protest tegen het voortduren der I interventie van Frankrijk iu Mexico, door de keizerlijke I regeering ontvangen is. Van elders bleek echter totdus- 1 verre alleen dat wel eene depêche te Parijs is ontvangen, doch dat daarin geene scherper bewoordingen ten op- zichte der Mexicaansche qnestie zijn gebezigd,dan vroe- ger in de depêches uit Washington voorkwamen. Intus schen worden met belangstelling nadere tijdingen uit cle Vereenigde Staten omtrent dit punt te gemoet gezien, i De Köln. Zeitung deelt een gerucht mede, hetwelk, zoo

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 2