Victor Emmannel, het geval vernomen hebbende, op deze
wijze Garibaldi was te hulp gekomen, terwijl hij, naar
men zegt, de paarden weder ter zijner beschikking heeft
gesteld, om ze te gebruiken zoodra hij het verkiest.
Uit Stuttgardt schrijft men het volgende: Op zekeren
dag beklaagde zich eene prinses bij lconiug Wilhelm, vader
van den tegenwoordig regeerenden vorst, dat de wacht
eenige onachtzaamheid aan den dag had gelegd bij het
brengen der haar verschuldigde militaire honneurs. Om
te voorkomen dat de wacht zich ooit weder tegenover
deze prinses zou kunnen vergissen, gaf de koning bevel
dat haar nimmer weder militaire eer zon bewezen worden.
De zoon, die hem opvolgde, denkt niet als hij over deze
aangelegenheid; er zijn desbetreffende althans bevelen
uitgevaardigd en aanmerkingen gemaakt, die zóo Byzan-
tijnsch van aard zijn, dat men zelfs geneigd is (e gelooven,
dat zij slechts op raad van onverstandige raadgevers zijn
gegeven. Het heeft groot misnoegen gewekt dat wan
neer Z. M. in den schouwburg verschijnt, de aanwezige
officieren niet allen tegelijk opstaan. De officieren zijn i
verplicht nogmaals gelijkop testaan,wanneerdekonnigin 1
na den koning in de loge verschijnt. Het wekt ergernis
dat de wachten de militaire honneurs te laat bewijzen
daarvoor zal men geene verontschuldigingen meer aan
nemen. Aangezien er verwarring is ontstaan welke hon
neurs aan Z. K. H.prins Frederik gebracht moeten worden,
is bepaald, dat als hij alleen voorbij de wacht komt, het
geweer niet voor hem gepresenteerd zal worden. Iiem
zullen evenwel de militaire honneurs, voorgeschreven
voor de prinsen en prinsessen, in rechte linie van het
koninklijk huis stammende, moeten bewezen worden
wanneer hij met zijne echtgenoot voorbij rijdt. Om
dwaling te voorkomen wanneer zij in een gesloten rijtuig
voorbijkomen, zal de lakei gehouden zijn de wacht tijdig
te waarschuwen. Voorgewende onbekendheid van eenig j
soldaat met de persoon des konings geldt niet meer als
verontschuldiging. Elk soldaat zal den koning moeten
kennen en daarvoor zal een voldoend aantal photograti-
sche afbeeldingen van Z. M. in de kazernen worden opge- J
hangen. Om te voorkomen dat men in gebreke blijft
Z. M. de voorgeschreven eerbewijzen te brengen wanneer
hij in een gesloten rijtuig zit en dus onzichtbaar is, wordt i
het den soldaten aanbevolen om voor elke gesloten hof-
koets de militaire eer te bewijzen. Zoodanige verorde
ning werd in October 1864 gegeven, geen wonder dat
zij het onderwerp is van alle gesprekken in deze „klein- j
staatliche" residentie.
Een der satyrieke bladen in Frankrijk deelt de
volgende openingsrede mede, die de president van het
congres voor sociale wetenschappen, dit jaar te Bern
vergaderd geweest, zon gehouden hebben:
La nouvelle spracha internationale,
ad nsura del congresso, gegenwartig réunito
a Mutzopolis;
erfunden par le très-honorable membre
Hendrik van der Post.
Selir ehrenwerthe messieurs, gentlemen, hidalgos, sig-
nori e tutti qiutnti, nicht zu vergessen les belles nym-
frouraen qui nous honorent de leur présenceEs iat sehr
fatal do faire un discours in vostra initte, si la moitié des
auditeurs niente davon versteht. Aussitót qu'nn orateur
parle deutsch, les Fransoxi laufano davon, et si l'un de
ces hidalgos on mynhern sich unterstande de tenir un
discours auf spanisch ou en néerlandais les vier fiinftel
degli presenti s'endorrairaient.
11 est done de première urgence una spracha zti erfinden
qui pnisse ètre capita di tutti uditori, una spracha qui
ne soit ni frangais, noch tedesco, weder english, ni hol
landais, ni espagnol, m.iis alles a la fois. Ce nouveau
langage sol être so rappozzato, dass der verhaltniss der
mots de ehaque idiome entsprieht au uorubre der anwe-
senden honorables membres der betreffenden naziona-
lita; par exemple: auf trois mots de frangais, zwei
deutsche, two english, due italiani und so weiter.
Hendrik van der Post qui a l'honueur d'etre ein un-
würdiges zwanzfrankligs mitglied de votre sociéta inter
nationale, wagt es de vous présenter un little échantillon
della questa spracha, espéraut qu'elle sera adoptée par
vous einstimmig et sans widerspruch.
SSurgerHijke slan«9.
Middelburg. Eerste huwelijksafkondiging van den
15 dezer: J. van Hoeve, jm. 29 j. met C. II. van der Harst,
jd. 24 j.
(Van 7 tot 14 October.)
Vlussingen. Gehuwd: C. B. Verbert, weduwn. van
J. Stop, 37 j. met M. Nobels, wed. van A. A. Smit, 31 j.
A. Caljouw, jm. 22 j. met C. Sanderse, jd. 19 j. P. Spee,
wettig gescheiden echtgenoot van W. A. Tumme, 34 j.
met J. C. Koevoet, jd. 20 j. G. Deheuainv, weduwn. van
M. L. D. Aspeslagb, 31 j. met C. J. Beije,jd. 27 j.
Bevallen: M. O. C'ornellie, geb. Dierijckx, z. C. de Bie,
geb. Hoogland, z. J. H. de Vries, geb. van Rooijen, d.
E. Jansen, geb. Tielrooij, z. A. L. Belderok, geb. Bouve-
rie, z. C. S. S. Taets van Araerongen, geb. van Lennep, d.
P. J. M. Brnnott, geb. van de Wiel, d.
Overle<len: J. F. Schaap, z. 5 w. J. C. Bouverie, man
van C. C. Droukers, 35 j. M. Franse, vrouw van A. Dek
ker, 25 j.
Goes. BevalleD J. Dekker, geb. de Jonge,d. M.Proos,
geb. Corstanje,z. D. Nonnekes,geb. Reijnbout, z. H.Koo-
man, geb. Romijn, z. L. H. M. van den Bnssche, geb. van
Deinse, z. J. M. Mulder, geb. Boes, z. E. Brouwer, geb.
van de Looij, z.
Overleden: A. de Nooijer, d. 4 m. L.F. A. van Hese, d.
bijna 4 m. A. S. Bal, d. bijna 9 m.
Zierikzek. Gehuwd: F. P.Smits,jm.20j. met M.W. J.
Tamm,jd. 27 j. C. van Schelven, jm. 29 j. met J. van
I Setten, jd. 21 j. D. Verpoorte, jm. 23 j. met S. van Dijke,
jd. 20 j.
Bevallen H. M. Sigraond, ireb. van den Ende, d. E. van
Nieuwland, geb. Smits, d. J. Versteeg, geb. Elscot, 2 d.
I (tweel.) A. C. Belcs, geb. Korte, d. N. Z. van Lange-
I raad, geb. Doeleman, z. J. M. Septer, geb. Koopman, d.
J. Schaleven, geb. Sibrandse, z. M. Hoffman, geb. Wil-
I denboer, d. (den 25 Maart 1855 op eene zeereis.)
Overleden: K. M. de Graaft', circa 9 j. J. Bal, wed. van
J. v. d. Werf, 65 j. H. van der Ploeg, wed. van H. Stont-
jesdijk, 48 j. A. M. van Donge, weduwn. 56 j. J. Zonrui-
ter, z. 2 m. L. Lnijex, z. 7 w. E. Timmermans, 42 j. (over
leden 14 April 1865 te Tjilatjap.) A. Berkkoudt, z. 6 ra.
TlicrmometerslaiKl
16 Oct. 's av. 11 n. 53 gr.
17 's morg.7 u. 52gr.'smidd. 1 u. 58 gr. 's jiy. 11 u. 52 gr.
18 's morg.7 u.52 'smidd. 1 u. 57 gr.
Statcn-geiicraal.
eerste kamer.
Zitting van Maandag, 16 October. Bchaudoling van het
wetsontwerp, houdende buitengewone maatregelen tot i
weering van besmettelijke veeziekten en bare gevolgen.
Gemeld wetsontwerp is heden behandeld en na vrij
langdurige discussie met algemeene stemmen goedge
keurd.
De voornaamste vraag in deze beraadslaging was even
als bij de tweede kamer: van wie moeten de krachtige
maatregelen tot beteugeling in de eerste plaats uitgaan?
van het gouvernement dan wel van de gemeentebesturen
en dezelfde argumenten voor en tegen werden wederom
bijgebracht.
De heeren van Rhemen, van Nispen, van Eysinga en
Creraers drongen er op aan, dat de regeering handelend
zou optreden en het initiatief in deze nemen. Het gold
volgeus hen een onderwerp van algemeen belang, van
staatszorg. De staat moest voorgaan en de gemeenten
moesten de algemeene bepalingen aanvullen voor zooveel
het plaatselijk belang betreft. Men moest de zaak niet
aan 1200 wetgevers overlaten, daardoor zon slechts ver
warring, geenszius de noodige eenheid ontstaan. Vee
artsen en gtdeputeerdestatenstonden hetzelfde gevoelen
voor: vrees voor inbreuk op de autonomie der gemeenten
bestond niet. Men betreurde het, dat de wet niet reeds
in Augustus was ingediend. In Zevenaar was vee van
het steppenras ingevoerd, en daaraan was de besmetting
te wijten. De wet van 1842 had de regeering niet onge
wapend gelaten om te handelen. Zij moet thans een
cordon trekken om de besmette streken, bepalingen
maken ten opzichte van het verbod van in- en doorvoer,
op eene strenge afzondering van het zieke, verdachte en
het gezonde vee, en zorg dragen voor zuivering der
stallen. In België heeft dit uitmuntend gewerkt. Men
betreurde het, dat aan de policie uiet de bevoegdheid
was gegeven, verdacht of besmet vee terstond af te ma-
keu en dat onze agenten in Engeland de regeering niet
beter hadden op de hoogte gehouden. Krachtige uitvoe
ring der wet was thans noodig. Eenheid toch van maat
regelen werd dringend geëischt. Het zou te laat zijn,
als liet gouvernement dan optrad, wanneer de gemeente
lijke maatregelen niet voldoende waren. Onmiddellijke
afmaking, met volledige schadeloosstelling, was een
vereischte. In Groningen heeft dit bij de longziekte
uitmuntend gewerkt.
De minister van binnenlnndsche zaken verklaarde dat,
zoo na het tot stand komen dezer wet blijken mocht
dat de gemeentebesturen niet genoeg doen of dat er
anarchie ontstaat, de regeering tusschenbeide treden zal.
Deze wet zal juist moeten dienen om eenheid tot stand
te brengen. Het zou echter verderfelijk zijn in eene
zaak als deze alles op de regeering te laden eu de ge
meenten in den waan te brengen dat de regeering alles
zal doen.
De wet van 1842 gaf de regeering geene bevoegdheid
de thans voorgestelde maatregelen te nemen. Onbewezen
was het overigens, dat de besmetting door vee uit het
steppenras was overgebracht. In België had de ziekte
slechts een sporadisch karakter. De aangegeven maat
regelen moesten grootendeels van de gemeenten zelve
uitgaan. De gevolgen der ramp worden overigens erger
1 gemaakt dan zij zullen blijken te zijn.
De schadeloosstelling kan niet anders geschieden, dan
I overeenkomstig de onteigeningswet. Zij moet niet zijn
I eene premie voor achteloosheid of niets-doen. De minis-
ter behield zich echter volkomenc vrijheid voor, den
koning al die maatregelen voor te stellen, die hij oorbaar
achten zal. Door deze wet is de regeering bevoegd te
handelen, daar waar dé gemeenten te kort schieten of te
ver gaan.
Het wetsontwerp werd hieiop met algemeene stemmen
aangenomen, en de vergadering tot nadere bijeenroeping
gescheiden.
twee ij e kamer.
Zitting van Maandag, 16 October.beraadslaging over
het wetsontwerp tot afkoopbaarstelling van tienden en
eenige andere.
In deze zitting zijn verschillende wetsontwerpen be-
1 handeld: 1. goedkeuring van artikelen van de op
j 31 Mei 1865 gesloten overeenkomst tusschen Nederland,
benevens andere mogendheden, en Marocco, betrekkelijk
het beheer en onderhoud der vuurbaak op kaap Spartel.
i Na eenige korte inlichtingen van den minister van
buitenlandsche zaken, aangenomen met algemeene
I stemmen.
2. Vaststelling der begrooting van den arbeid der ge-
vangenen voor 1866.
Na eene korte iulichting van den minister van justitie
met eenparige stemmen goedgekeurd.
3. Tot afkoopbaarstelling der tienden van het kroon
domein.
De heer Fokker wees op de vrnchtelooze pogingen ora
tot afschaffing der tienden te komen, ten nadeele van
den landbouw, die zoodanige afschaffing dringend nood
zakelijk maakt. Hij vreest dat de tegenwoordige regee-
ring er aan wanhoopt eene zoodanige wet, tot stand te
brengen en dat de tegenwoordige voordracht daarom
dienen moet om ten minste iets te doen. Intusschen
raadt hij conversie van tienden in grondrenten aan, als
middel om spoedig tot afschaffing te geraken, en wel
conversie ten behoeve van den staat, waardoor vele be
zwaren zouden vervallen. Ook de heer van Golt tein drong
in 't belang van den landbouw op afschaffing der tien
den aan en zou het betreuren, zoo de regeering die zaak
liet rusten, nu de eerste kamer do vorige wet verwierp.
De heer Dullert. beweerde dat thans de zaak der afschaf
fing in het algemeen niet aan de orde was.
De minister van justitie erkende de wenschelijkheid
der afschaffing van de tienden in het algemeen, maar na
de verwerping der vorige wet door de eerste kamer, was
de regeering te rade geworden te wachten totdat zij een
goed, voor executie vatbaar ontwerp zou kunnen in
dienen. Eene conversie in grondrenten ten behoeve van
den staat was èn in strijd met de opinie der meerderheid
dezer kamer, èn bovendien financieel ongeraden. Overi
gens drong de minister bij den heer Fokker op het
nemen van een initiatief in deze aan. Waren in die
voordracht goede, elementen, de regeering zou hem
gaarne steunen. De heer van Zuylen was ook voorstan
der van conversie der tienden in grondrenten, als het
practische middel om tot afschaffing te komen.
De heer van Eek bestreed het denkbeeld eener con
versie ten behoeve van den staat en beweerde dat de
staat, dit doende, zich te veel zon mengen in de particu
liere belangen van den landbouw. Hij was echter van
meening, dat. de vegeering nogmaals eene proef moest
wagen om tot afschaffing te geraken. De heer van der
Linden wensebt afkoop door den staat in het belang
van den plichtïge, van den heffer en van den staat. Hij ver
trouwt, dat, de regeering deze zaak levendig houden zal.
De artt. 1 en 2 werden daarna aangenomen.
Art. 3. De heer Fokker stelde voor alinea 1 van dat
artikel aldus te lezen
„De tiend, welke zich als een geheel over zekere opper
vlakte uitstrekt, of die, hoezeer op onderscheiden gronden
gevestigd, een geheel uitmaakt, is, tenzij met gedeelte
lijken afkoop genoegen wordt genomen, slechts afkoop-
baar voor het geheel, of voor zoodanig deel of perceel,
als gewoonlijk jaarlijks afzonderlijk in 'topenbaar ver
huurd wordt, op vordering der pliehtigen, die te zamen
voor meer dan de helft eigenaren zijn van de gronden of
perceelen aan de schuldplichtigheid onderworpen."
Het doel van het amendement was een groot bezwaar
weg te nemen, dat thans uit arr. 3, vooral voor Zeeland,
zon ontstaan. De bepaling toch was strijdig met het doel
der voordracht, die in :t belang van den landbouwafkoop
van tienden wil bevorderen. Nn wordt hier de afkoop
baarheid voor alle tiendplichtigen, wier schuld het ge
deelte is eener tiend, welke zich als een geheel van zekere
oppervlakte uitstrekt of die, hoezeer op onderscheidene
gronden gevestigd, een geheel uitmaakt, afhankelijk ge
maakt van de medewerking der overige tiendplichtigen,
wier schuldplichtigheid in die tiend is begrepen. In Zee
land nn behooren de tienden veelal aan vereenigingon
van eigenaren, die de hun in gemeenschap toekomende
blokken in onderscheidene tiendhoeken verpachten. Het
gansche blok maakt echter een geheel uit. Vandaar dat
de grondeigenaar, die alleen met hulp van de grootste
helft zijner medetiendplichtigen in hetzelfde blok kan
afkoopen, moeite heeft, zoo al niet in de onmogelijkheid
is, ora die overeenstemming tot stand te brengen.
De heer dc Kan ter ondersteunde het amendement.
De heer van Eek beweerde dat de wijziging eene ver
betering der wet was, mits de redactie verbeterd werd.
Met het begrip der regeering kon hij zich in geonen
deele vereenigen, dat, in stede van de banden der tiend
plichtigen te verminderen, die integendeel versterkt.
De minister van financiën merkte op dat het. begin'sel
van art. 3 in overeenstemming is met het gevoelen der
meerderheid, bij de behandeling der algemeene wet tot
afkoopbaarstelling der tienden in de tweede kamer ge
openbaard, en dat thans niet verder moest worden gegaan.
Het amendement werd aangenomen met 27 tegen 25
stemmen.
Na aanneming der artikelen, werd het wetsontwerp
met eenparige stemmen aangenomen.
4. Wetsontwerp tot, regeling der perceptiekosten wegens
de heffing der 4/5 van de personeele belasting, aan de
gemeenten afgestaan.
De heer van Kerkwijk drong aan om de wet op het
personeel in verband te brengen met die op afschaffing
der plaatselijke accijnsen. Dringend noodig toch is het
hoofdsom met opcenten te vereenigen, omdat, mochten
de staten-generaal liet heffen van opcenten weigeren, de
gemeentebesturen van een groot deel der 4/5 zouden
zijn verstoken, in strijd met gedane beloften. Ook de tijd
der uitkeering moest bepaald zijn. Hij heeft bezwaar
tegen de toepassing van art. 1 der wet van 21 Decem
ber 1852, omdat het voor groot e gemeenten van belang
is de daar genoemde 2^ percent voor perceptiekosten
niet uit te keeren. Bij de wet tot afschaffing der plaatse
lijke accijnsen rekende men ook op 80 percent en thans
zou men slechts 78 percent krijgen. De gemoente-begroo-
tingen zijn al op 80 percent gebaseerd. Bovendien is
die 4/5 thans eene rijks-belasting,en was het onbillijk do
gemeentebesturen te laten betalen voor perceptiekosten
eener rijks-be lasting. Ten slotte stelde hij voor, de toe
passelijk verklaring van art. 1 der wet van 21 Decern-