aanzien van een nieuw reglement zal met het gemeen
tebestuur van Breskens nader worden onderhandeld.
Geschiedt voorlezing van een ingekomen schriftelijk
verzoek van J. G. Berger, H. Revier en M. J. F. Put, om
vermeerdering van het personeel van buitengewone
kommiezen of wel verhooging van jaarwedde, uithoofde
van verzwaring der dienst ten gevolge der wacht aan de
Dninpoort en der vervroeging van den diensttijd, die
vroeger des zomers te elf en des winters te tien uren
begon, op tien uren des zomers en acht uren des winters,
terwijl zij den geheelen nacht in de weer moeten zijn.
De voorzitter geeft als zijne meening te kennen dat
dit verzoek een gevolg is van de onlangs verleende
gratificatie aan de kommiezen. Hij vestigt er de aandacht
op dat de mensehen altijd meer willen hebben en wanneer
er een postje openvalt zich wel tien menschen voor éen
opdoeu. Voor de kommiezen is hunne betrekking de
eenige bron van inkomsten, doch voor de buitengewone
komraiezen is de dienst slechts bijzaak. Dat die dienst
niet zwaar is toont spreker aan met de mededeeling dat,
in het drukst van dezen zomer, toen er veel vissehers
waren en er gedurende eenige weken ten gevolge der
militaire manoeuvres posten werden uitgezet, de buiten
gewone kommiezen om de vier nachten slechts eenmaal
na éen uur uit hun bed zijn geroepen en om den anderen
nacht vóór éen uur. Hij gelooft alzoo dat er geen termen
zijn tot inwilliging van het verzoek.
De heer Mestdagh merkt op dat de voorzitter vroeger
de dienst der buitengewone kommiezen een „rustdienst"
heeft genoemd, hetgeen in strijd is met de bewoordingen
van het adres, waarin gezegd wordt dat zij een ganschen
nacht in de weer moeten zijn. Hierop antwoordt de
voorzitter dat, als hij van „rustdienst" gesproken heeft-,
hij daarbij het oog had op de dienst aan de Dninpoort.
Hoe het echter zij, het komt spreker voor dat de buiten
gewone kommiezen kunnen bedanken als de dienst hun
te zwaar valt. De zienswijze des voorzitters wordt
ook geheel gedeeld door den heer Ruysch, die reeds in
het tweeledige van het verzoek aanleiding genoeg vindt
om het af te wijzen.
Volgens den heer Hector is in 1863, toen het tracte-
ment der buitengewone kommiezen is verhoogd, gezegd
dat vijftig cent per nacht als maatstaf kou worden aan
genomen: volgens dien maatstaf zou hij ook thans ver
hooging van bezoldiging willen verleend zien. De
heer Pot yoert aan dat de verhooging indertijd is ver
leend toen de dienst des zomers te elf uren en des winters
te tien uren een aanvang nam. De controleur beeft die
uren vervroegd en nu zou spreker het verzoek der adres
santen willen zien toegestaan, al ware het alleen om de
willekeurige handelingen van mijnheer den controleur te
voorkomen. De heer van Uije Pieterse merkt op dat
het omtrent de willekeurige handelingen van den con
troleur gezegde behoort tot het onderzoek van burge
meester en wethouders, doch dat, al ware dit zelfs zoo,
die handelingen toch geen reden zouden mogen zijn om
de financiën der gemeente te bezwaren. Ten aanzien
van bet gezegde door den heer Hector merkt spreker op
dat de gelegenheid tot slapen bij de wacht aan de Duin
poort de dienst veel verlicht, terwijl hij ten slotte ver
klaart dat het verzoek der adressanten een onaangena-
men indruk op hem heeft gemaakt en hij dit nog al
aanmatigend vindt.
Het verzoek wordt vervolgens in omvraag gebracht en
verworpen met 8 tegen 3 stemmen. Vóór stemden de
hoeren Mestdagh, Hector en Pot.
Als lid in de commissie voor de leenbank is aanbevolen
de beer N. A. van Goethera. De benoeming is aange
houden.
Op voorstel van burgemeester en wethouders wordt
besloten tot beschikking uit de onvoorziene uitgaven
voor 1865: a. tot regeling der betaling van 1480 voor
de dienst der raestspeciöc, en b. tot het verleenen eener
gratificatie aan de kommiezen (waartoe in de vorige
zitting is besloten), ten bedrage van ƒ240, welke onder
de twaalf bedoelde ambtenaren gelijkelijk zullen worden
verdeeld.
Ter tafel komt een voorstel van burgemeester en wet
houders tot aanbesteding van den vervoer van eeue
groote hoeveelheid aan de Kaaskaai liggend puin naar
het moeras sectie A no. 12.
De heer Ruysch vraagt of het gemeeutebestnnr wel ver
plicht is eene plaats voor pnin te geven aau aannemers
en particulieren?De heer van Uije Pieterse acht het
wenschelijk dat dit punt eens in de vergadering van het
dagelijksch bestuur ter sprake worde gebracht.De
heer Winkelman zegt dat het eene oude gewoonte is.
De heeren Ruysch en Wels wenschen dat dan daarin
verandering gebracht worde. De heer de Kruyffmerkt
op dat die gewoonte even lang als Ylissingen bestaat en
dat men het vreemd moge noemen dat de stad verplicht
is eeue bergplaats voor puin te geven, doeh de vraag
zou zijn, of het bouwen en werken in de stad niet zou
moeten ophouden als zoodanige bergplaats niet aanwezig
was. Zijns inziens zou men dan moeten wonen in een
baraque of ruïne, daar het toch niet mogelijk is het puin
te kuipen in vaatjes en te verzenden naar elders, waar
men het ook niet hebben wil. Men zou evenwel misschien
eene kleine retributie van de gebruikers kunnen heffen.
De heeren Ruysch en van Uije Pieterse deelen de ge
maakte bezwaren van den heer de Kruyff niet; de heer
Laernoes daarentegen meent dat die bezwaren niets te
zwart zijn afgeschilderd. Deze spreker gelooft dat de
stad vroeger zelve aanleiding heeft gegeven tot de
nederlegg'ing van puin daar ter plaatse cn dat men
eerst werkman moet zijn om te weten hoe moeilijk het is
puin weg te krijgen.Volgens den heer Winkelman
zal het hier bedoelde puin strekken tot verhooging van
een stuk land bij het fort de Holle, hetwelk sedert jaren
een moeras is en langs dezen weg misschien eenmaal
nog in goed land herschapen zal kunnen worden. De
heer van der Os geeft in overweging om het vervoer bij
massa aan te besteden, waarmede men zich vereenigt.
Het voorstel is daarop met algemeene stemmen aan
genomen.
Een door burgemeester en wethouders voorgestelde
wijziging in art. 8 der verordening op het keuren van
vleesch door weglating der woorden „ten verkoop inge
voerd wordende," is met eenparige stemmen goedge
keurd. De wijziging strekt om alle vleesch, hetwelk
wordt ingevoerd, aan keuring te onderwerpen.
De voorzitter deelt mede dat bij het uitbreken der
veeziekte zich eene commissie van burgemeesters uit Wal
cheren heeft gevormd met het doel om de verschillende
burgemeesters in dit eiland te vereenigen tot het nemen
van maatregelen ter voorkoming en weering zooveel
mogelijk van de runderpest. Daar ook de burgemeesters
van Middelburg, Vlissingen en Veere zijn uitgenoodigd,
heeft spreker de vorige week eene vergadering bijge
woond, waarin besloten is tot de vaststelling eener alge
meene verordening, geldende voorloopig voor den tijd
van drie maanden, met verzoek om die aan de verschil
lende gemeentebesturen mede ter afkondiging voor te
dragen.
Deze verordening wordt voorgelezen en blijkt te strek
ken tot een verbod van alle in-, uit- en doorvoer van vee,
huiden, afval enz. Zij is door den raad goedgekeurd.
Alleen de heer Hector had bezwaar tegen het verbod vaD
uitvoer, omdat dit zijns inziens den handel te zeer belem
meren zal.
Verder deelt de voorzitter mede dat genoemde com
missie ook machtiging vraagt tot voordracht van vier
buitengewone veldwachters, voorloopig voor den tijd
van vier maanden, om die met het toezicht op de nale
ving der gemaakte bepalingen te belasten. De ver
langde machtiging wordt zonder bedenking verleend.
De voorzitter vestigt de aandacht op eene ingekomen
brochure van den heer B. J. Tideman, hoofdingenieur
bij de marine, bevattende het plan voor eene allerbe
langrijkste inrichting binnen Vlissingen, waartoe die
heer aan Z. M. den koning concessie beeft gevraagd en
waaraan het wenschelijk wordt geacht de ondersteuning
van den raad bij den koning te verleenen.
De gevraagde concessie strekt tot overname van het
geheele maritime etablissement met al wat daartoe be
hoort bij cle opheffing der marinewerf te Vlissingen on
de slechting clezer vesting, ten einde alsdan op uitge
breide schaal fabrieken te vestigen tot het vervaardigen
van ijzeren schepen, alle voor de marine noodige ijzer
werken enz.
De heer Hector zegt dat bet plan zeker grootsch is,
maar bij de verwachte voordeeleu toch onzeker acht en
in allen gevalle sommige waarborgen noodig zijn voor den
afstand van eenige gemeente-eigendommen. Volgens de
brochure [waarvan de inhoud ons nog niet bekend is]
zal onder anderen de Nieuwe weg door de gemeente be-
hooren te worden afgestaan, in ruil waarvan door den
beer Ticleman een brug over het dok zal worden gelegd.
Voor het geval nu dat aan zoodanige brug herstellingen
noodig zijn, zou spreker der gemeente het recht van
passage willen verzekerd zien over het terrein der
fabrieken, enz.
De heer Ruijsch beschouwt het verleenen van adhaesie
als prematuredaar, hoezeer hij het ontwerp schoon noemt
en het boven het behoud der marinewerf verkieslijk acht,
de zekerheid vooralsnog ontbreekt dat alle beloften ver
vuld zullen worden.
De heer van Uije Pieterse verklaart dat hij met het
plan ten zeerste is ingenomen en cle verwezenlijking er
van als een zegen voor de gemeente beschouwen zou.
Aan de werf zijn thans slechts 800 a 900 menschen werk
zaam, maar volgens het plan zouden aan de nieuwe
inrichting niet minder dan 2800 menschen werkzaam
moeten wezen, behalve ingenieurs, opzichters enz. Ook
zouden niet alleen ijzeren schepen worden gebouwd en
marinewerken vervaardigd, maar ook spoorwegwerken
en andere worden uitgevoerd.
Volgens den heer Pot leveren de naam, de capaciteiten
en de handelingen van den heer Tideman tijdens zijn
verblijf te Vlissingen zoodanige waarborgen dat men de
verwezenlijking van het plan als hoogst wenschelijk
moet beschouwen.
De heer Ruysch erkent ten volle de verdiensten van
den heer Tideman, maar houdt vol dat hij het verleenen
van adhaesie te vroeg acht. De voorzitter meent inte
gendeel dat het nu juist de geschikte tijd is om het plan
bij den koning te ondersteunen. Waarborgen als anders
zins kunnen zijns inziens later worden besproken.
De beer Hector wil ook ondersteuning aan het plan
verleend zien, daar het uitgaat van een Nederlander, die
niet schroomt daarmede nu reeds voor den dag te komen
vóór dat tot den verkoop van het etablissement besloten
is, van welken verkoop anders zeker Franscben, Engel-
schen, Duitschers enz. zouden trachten partij te trekken.
Ten slotte is met algemeene stemmen besloten tot het
verleenen van adhaesie aan de aanvraag van den heer
Tideman. Alleen de heer Ruysch verklaarde dat hij dit
te vroegtijdig achtte.
Is ingekomen eene voordracht ter benoeming van een
lid in de commissie voor de teekenschool, ten gevolge
van het bedanken van den heer B. J. Tideman, wegens
zijn verblijf in Engeland. Daarop zijn geplaatst de hee
ren L. C. P. W. Visser en W. G. Tideman. De benoe
ming is aangehouden.
Na eene geslotene zitting de openbare werkzaam
heden hervat zijnde, is besloten op het terrein der zee-
hondenwerf eene loods te doen bouwen, met het oog op
de veeziekte, tot het schutten en stallen van vee. Vol
gens de daarvan opgemaakte begrooting zal de lengte
bedragen 18 en de breedte 4 el en zijn de kosten op
ƒ1108 geraamd. Op de vraag van den heer Pot, of
die loods openbaar zal worden aanbesteed, hiiclt het ant
woord des voorzitters bevestigend, waarna de zitting
wordt gesloten.
SNELPERSDRUKKE RIJ VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS.