MIDDELRURGSCHE
C O R A NT.
Donderdag
12 October.
N°' 163.
1865
Hij deze courant behoort ecu bijvoegsel,
bevattende
Verslag van den gemeenteraad te Vlissingen, zitting
van 9 dezer.
Editie van Woensdag avond 8 uren.
Middelburg li October.
Behalve hetgeen wij van de memorie van toelichting
tot de begrooting det staatsspoorwegen reeds hebben
medegedeeld, treffen wij daarin betrekkelijk de werken
in Zeeland nog het volgende aan:
Met de uitvoering van den overgang van het Sloe
zal, zoodra het door de regeering in te dienen voorstel de
goedkeuring der wetgevende macht erlangt, terstond
kunnen begonnen worden waartoe de noodige ont
werpen zijn of worden voorbereid, en waarop bij de
begrooting is gerekend. Eene gedetailleerde opgave
van kosten voor de werken waaromtrent de beslissing
nog moet volgen, kon bij de begrooting niet worden
gegeven; men heeft zich moeten bepalen tot uittrekking,
in den toelichtenden staat, van eene som in massa voor
werken van bij zonderen aard en strekking, welke in
ieder geval op Walcheren zullen te maken zijn en bij
bovengenoemd voorstel meer in bijzonderheden zullen
worden opgegeven.
Sectie Woensdrecht Goes.
De aardebaan is over eene lengte van ongeveer
20 kilometers geheel afgewerkt. De kunstwerken in dit
gedeelte zijn alle bijna voltooid, met uitzondering van
de brug over de Schuitenvaart, waaraan nog niet kon
worden begonnen wegens een geding ter onteigening,
dat moet wordeu gevoerd voor het perceel waarin die
brug moet worden gebouwd. Her stationsgebouw te Goes,
het haltegebouw te KapelleBiezelinge en de dubbele
brugwachterswoning bij het kanaal zijn geheel,de halte-
gebouwen te Kruiuingen en te Krabbendijke en de
arbeiderswouingen ten deele voltooid. De ijzeren boven
bouw voorde spoorwegbrug over het kanaal wordt in de
fabriek gereed gemaakt.
Sectie GoesVlissingen.
„De onteigeningsbescheiden voor dit gedeelte worden
in de betrokken gemeenten ter inzage van belanghebben
den uedergelegd. Een wetsontwerp zal ter overweging
worden aangeboden.
Kanaal door Zuid-Bevel and.
„De schutsluis aan den zuidelijken mond van het
kanaal en de havendammen voor de buitenhaven aldaar
zijn voltooid. Voor de sluis aan den noordelijken mond
is bet buitensluishoofd grootendeels, zijn de kaaimuren
en de regstanden vau de binnensluis geheel opgewerkt.
De werkzaamheden voor het maken vau de voorhaven en
der havendammen aan die zijde zijn ver gevorderd.
Van de ijzeren deuren voor de sluizen is reeds
een gedeelte gereed en naar het kanaal verzonden.
De ijzeren bovenbouw voor de drie draaibruggen over
het kanaal is gereed en ook gedeeltelijk uit de fabriek
verzonden. Aide werken voor de voltooiing van het ka
naal, met uitzondering van die voor de verlichting der
buitenhavens, zijn aanbesteed en moeten voor of op den
1 Juli 1866 worden opgeleverd."
De gemeenteraad alhier heeft heden namiddag beslo
ten tot de goedkeuring der gewijzigde concept-machti
ging van den minister van biunenlandsche zaken tot
het sluiten eenerovereenkomst tusschen burgemeester eu
wethouders eu den heer M. Simon Pz., eerstaanwezend
ingenieur der staatsspoorwegen te Bergen op Zoom. Deze
overeenkomst betreft de toegezegde en reeds meermalen
genoemde bijdragen dezer gemeente, voor het geval dat
de regeering mocht besluiten tot liet graven van
rijkswege van een kanaal door Walcheren langs of
door Middelburg. De gemaakte wijzigingen betreffen
hoofdzakelijk de tijd en regeliug der uitkeering enz. eu
schijnen voor de gemeente zoo gunstig mogelijk te zijn.
De voorzitter betuigde dan ook zijn genoegen over de
eenparigheid waarmede de raad de machtiging heeft
verleend en gaf de hoop te kennen dat de te sluiten
overeenkomst zal mogen leiden tot het algemeen wel
zijn der ingezetenen en den beteren toestand der
gemeente Middelburg.
De met het oog op de veeziekte genomen besluiten
vermelden wij in de daartoe betrekkelijke rubriek.
Tot adjunct-kassier bij de wisselbanken de plaats vau
den heer J. A. Tak, wien op zijn verzoek eervol ontslag
is verleend, is benoemd de heer H. Tak.
Ten aanzien van het vroeger gedaue voorstel der
financieele commissie met betrekking tot liet den heer
P. D. Koning alhier toe te kennen wachtgeld, is besloten
a. dien heer voor dit jaar, met ingang van 1 Januari jl-,
een wachtgeld van ƒ600 te verleenen; b. in afwachting
der in het volgend jaar alhier op te richten burger-avond
school en de benoeming van den heer Koning tot leeraar
bij die school, gelijke som op de begrooting voor 1866
uit te trekken; eu c. het vufgfeade jaar nader te beslissen
omtrent hetgeen in 1867 met betrekking tot dien lieer
verder zal behooren verricht te worden.
Van dit en het verder in deze zitting verhandelde
geven wij in ons volgend nomrner het gewone verslag.
De gemeenteraad van Vlissingen heeft eergisteren,
blijkens het in het bijvoegsel van dit nomraer voorko
mende verslag der zitting, besloten tot opheffing van het
veer tusschen Vlissingen en Breskens met 1 April 1866,
zijnde het tijdstip waarop de aan den heer D. Dronkers
verleende concessie voor de stoombootdienst in dat veer
eindigt.
Ook heeft de raad besloten tot het verleenen van
adhaesie aan de door den heer B. J. Tideman aan den
koning gevraagde concessie tot het oprichten eener
fabriek op groote schaal, waarvan wij in ons vorig nom
rner reeds melding maakten.
Van de vonnissen, verleden Vrijdag door de Goesche
rechtbank gewezen in de onteigeningszaken tegen den
heer A. Kakcbeeke, vrouwe A. M. Bijleveld Versluys
en deu heer J. P. Glerum, heeft geen der belangheb
benden zich in cassatie voorzien, zoodat die vonnissen
kracht van gewijsden hebben bekomen.
Tot lid van den gemeenteraad van Retranohement, in
plaats van den heer J. Risseeuw, tevens wethouder, die
wegens ouderdom bedankt heeft, is benoemd de heer
A. Ie Clercq, die deze benoeming heeft aangenomen.
Van de 25 kiezers hadden 13 bun billet ingeleverd.
Op den benoemde waren 7 stemmen uitgebracht, terwijl
de 6 overige over even zoovele personen verdeeld waren.
Tn de Maandag gehouden gewone vergadering der
letterkundige afdeeling van de Koninklijke academie
van wetenschappen te Amsterdam heeft de heer Leemans
bericht dat bij de commissie voor de overblijfsels der
oude vaderlandsche kunst enz. sedert Juli jl. zijn inge
komen berichten, mededeelingen, toekeningen en andere
stukken, o. a. van het bestuur van liet Zeeuwsch genoot
schap der wetenschappen en van den heer K. E. Schijf,
bouwkundige alhier.
Onze Amsterdamsche correspondent schrijft ons
onder dagteekening van 8 dezer:
„Ik heb, sedert ik u laatst mijne meening over de
schilderijen-tentoonstelling en gros mededeelde, de aca
demiezalen herhaaldelijk bezocht, en, hoewel ik er bij
blijf dat deze niet tot de belangrijkste behoort, heb ik
toch het een en ander ontdekt wat waardig is nader
besproken te worden.
„Vergun mij mij-zei ven op eene aanzienlijke hoogte
te plaatsen. Ik wil eens niet alleen de kunst, neen zelfs
de critiek critiseeren. Ik wil mijn oordeel uitspreken
over het oordeel der jury, die de medailles heeft toege
wezen. Hare taak was niet gemakkelijk, want, is de
expositie niet rijk aan zeer uitmuutende, belangrijke
gewrochten, er zijn buitendien vele stukken ingezonden
met de voorwaarde: buiten mededinging. Vandaar
dat het doek wat het meeste succes heeft: „de spiegel"
van J. Cermak (niet Oermate, zooals de zetter heeft ge
lezen) niet is bekroond. Het is eene levensgroote voor
stelling van eene moeder met een paar kinderen. Het
jongste wordt opgeheven door de moeder om in een
spiegeltje te kijkeu, dat het oudste kind tot dat doel in
de hoogte houdt. Terwijl men de mama en het oudste
kind in het gelaat ziet, keeit ons het geheel naakte
wicht den in toon gehouden rug toe, doch wij zieu in
het zuiver spiegelglas liet door de zon en kindervreugde
opgehelderde bolle gezichtje. De voorstelling, hoe riant
op zich zelve, doet te veel denken aan de massa kinder-
tafcreeltjes, met wat meer of minder talent door de
schilders wedergegeven, om zoo dadelijk uwe sympathie
op te wekken. Eu toch is het onderwerp uitmuntend
gekozen, doch dat kan eerst hem duidelijk worden, die
het stuk heeft gezien, en dit is dunkt me op zich zelf
reeds eene groote verdienste. Daar is overgang van
licht en bruin in deze groep, daar is climax van licht op
de figuren en op liet kindergezichtje in den spiegel,
daar is op deze wijze eene concentratie van licht en
helderheid juist op het punt wat de geheele groep in
beweging brengt en bezielt, en dat alles is ongezocht,
goed beredeneerd, want de spiegel doet wat het stilstaand
water in het landschap verricht, hij werpt een verhoogden
glans, een sterk vernis over de voorwerpen, die hij ver
dubbelt. Overigens zijn er tegenwoordig moeilijk schil
ders te vinden die zóo toonen hun métier meester te
zijn, of met andere woorden, die zoo goed s c h i 1 d e r e
kunnen. De behandeling doet denken aan Ferdinand Bol
de poëtische opvatting eu lichtverdeeling aan Nieolaas
Maas, zoodat Cermak, die buitendien nog een fiksch
phantasieportret heeft ten toon gesteld en ook vroeger
met verdienstelijke schilderijen van kleiner omvang op
onze exposities succes heeft gehad, thans heeft bewezen
onder de allereerste Europeesche meesters te be
hooren.
„Wij moeten dus bij de beoordeeling van het werk
der jury niet vergeten dat niet alles wat een bekroonin
verdiende, in de termen viel. Hoe meer echter de cata
logus haar bond, des te minder had ze zich zelve nog
andere banden moeten aanleggen. Ze schijnt toch, even
als vroeger, ook nu tot maatstaf aangenomen te hebben
om de bekrooningen over de nationaliteiten, die belang
rijk vertegenwoordigd ziju, te verdeelen, en zoo schijnt
ze er toe gekomen te zijn om twee Nederlandsche, twee
Belgische, een Duitsch en een Fransch product te be
kroonen. Aangezien van de zes honderd vier en twinti
doeken, ongeveer negentien uit België, tachtig uit
Duitschland en zeventig uit Frankrijk zijn gekomen en
de overige nagenoeg allen door ons land zijn geleverd
zullen de vreemdelingen ons niet van onbeleefdheid be
schuldigen, veeleer de landgenooten klagen over anti
nationaliteit. Daar echter eene jury volstrekt niet
geroepen is om beleefd of nationaal, maar alleen om naar
haar beste vermogen strikt rechtvaardig te zijn, had ik
gewenscht dat ze zich boven al die vooroordeelen had
geplaatst om alleen deze vraag te beantwoorden: welke
zijn de beste stukken uit de verzameling, waarover ik
heb te oordeeleu? Hoogst waarschijnlijk zou dan aan
geen enkelen Nederlander, geen enkelen Franschman
eene medaille zijn uitgereikt.
„Dat zou toch hard zijn, geen enkele Nederlander
Niet te hard, immers al ware de hardheid van dat vonnis
niet reeds verzacht door de omstandigheid dat zoovele
Nederlandsche kunstenaars hebben gemeend buiten
mededinging te moeten blij ven, het door geen onpartij
digen beoordeelaar te loochenen verschijnsel dat de
werkelijk belangrijke schilderijen (weinig in getal) van
onze naburen zijn gekomen en dus zelfs op eene Neder
landsche tentoonstelling de Nederlander thans bij den
vreemdeling ongunstig afsteekt, verdient, in het belan
der Nederlandsche kunst zelve, gebrandmerkt te worden
„Of is er een enkele Nederlander die zal durven wed
ijveren met de meesterstukken van Cermak? Evenmin
als een Hollandscli kunstenaar het houden kan tegen
van Lerius, op wiens hoogst belangrijke doeken w
straks meer ampel terug komen, of tegen de voortbreng
selen van A. Markelbach, episodes uit het leven van den
Engelschen koning Karei I en diens gade, evenzeer aan
te prijzen wegens het gevoel van kleur en teekening, als
wegens de opvatting der belangwekkende hoofdfiguren
of wel, lastnot least, onder de Belgen, bij de kapitale, in
teekening en kleur verdienstelijke, doch in humoristi
sche opvatting onnavolgbare voorstelling der Zeeiuvsche
bruiloft door A. Dillens. Evenmin als er een Hollandsch
artist is, wiens werk dat van R. C. Zimmerman, te Mun
chen evenaart. Dit nu wat de figuursckilderijen betreft
maar aangezien het, dunkt mij, volstrekt geen vereischte
is om mij, even als de jury, daarbij te bepalen, zou ik
wel willen vragen welke Nederlandsche schilders een
zóo aangrijpend landschap als C. Scherres, te Dantzig in
zijn winter heeft ten toon gesteld, en wie zulke fraaie
beesten, als de Fransche Ch. Verlat heeft op het doek
gebracht? Het is waar, geen vreemdeling liet ons zeeën
zien als Louis Meyer en W. A. van Deventer, doch de
voorname reden daarvan is, dat in dit genre toevalli
liaast niets \an den vreemde gekomen is; de werken der
genoemde altisten tocli zijn onberispelijk fraai, doch
daarom juist niet zeer belangwekkend. En zoo is het
ook met de, in hunne soort uitmuntende stillevens van
mejufvrouw Vos, de bloemen van m(jufvrouw Haanen
met de verdienstelijke stadsgezichten van Weissenbruch
eu Springer, de dorpgezichten van Verveer en Karsen
„Laat ous billijk zijn, er is éen Hollandsche meester,
die in waarheid zou kunnen wedijveren, de geniale C. Ro
chussen, doch deze heeft zich aan de mededinging ont
trokken. Wat uitmuntende executie betreft, zon il
wellicht ook II. J. Scholten wat gevoel van expressie
verhoogd door eene poëtische verlichting, aangaat, zou
ik nog D. T. Jarnin kunnen noemen, doch de eerste heeft
zich zelveu buiten gesloten, de laatste is overleden
Intusschen maakt zelfs een penseel van Scholten het
oubeteekeneude der voorstelling niet geheel goed.
„Eenmaal het beginsel aangenomen zijnde, dat men