MIDDELBURGSCHE
C O U R A N T.
Zondag
8 October.
N°- 461,
1865.
Editie van Zaturdag avond 8 uren.
Middelburg October.
Wij deelen in dit noraraer in hoofdzaak den inhoud
mede van de thans bij de tweede kamer ingediende cul-
tnurwet voor Nederlaudsch-lndië. Onze lèzers zullen
bemerken dat het ontwerp zeer belangrijke beginselen
omvat. Daaronder rekenen wij vooral de verandering van
het gemeenschappelijk landbezit door de inlanders in
individueel bezit, en de bepalingen waarbij alleen het
koffiemonopolie duurzaam wordt gehandhaafd en de
gouvernements-snikerteelt na iets meer dan tw intig
jaren wordt opgeheven.
Bij ministerieele beschikking van 2 dezer is aan
mr. T. A. Wagtho en W. J. M. de Visser, te Tholen, tot
wederopzegging, vergunning verleend voor eene stoom-
bootdienst tot vervoer van personen, goederen en vee,
alsmede tot het slepen van schepen van Tholen naar
Rotterdam en Dordrecht en tusschengelegen plaatsen.
De raad der gemeente Arnhem heeft de verordening
op de heffing eener belasting op de inkomsten aangeno
men met algemeene stemmen, behalve die der heeren van
Braam, de Ivempenaer en Böthlingk. De verordening op
de invordering dier belasting werd met algemeene stem
men aangenomen.
Een voorstel van den heer van Braam om de belasting
reeds te heffen van hen, die slechts een inkomen van
f300 hebben, werd verworpen met algemeene stemmen,
behalve die der heeren van Braam, van Leeuwen en
Scheidius. Het minimum, waarvan belasting geheven
wordt, is dus een inkomen van f 500 tot f 900.
De vrijstelling van een tiende der belasting voor elk
kind of kleinkind (boven de drie) dat de belastingschul
dige ten zijnen laste heeft, is op voorstel van burgemees
ter en wethouders beperkt tot de belastingschuldigen,
wier inkomen minder dan f 4000 bedraagt.
Op last van den miuistor van binnenlandsche zaken
zijn in de Staatscourant van gisteren opgegeven dc
voorwaarden, op welke die minister, namens den koning,
aan de heeren F. D. Rose c. s. te Londen, vertegenwoor
digd door P. F. W. Mouton te 's Gravenhage, concessie
heeft verleend voor een spoorweg van Rotterdam, langs
Delfshaven, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis, naar
den Hoek van Holland, en van daar langs 's Gravesande,
Monster en Loosduinen naar Scheveningen.
De Tijdspiegel bevat in het October-nommer eene be-
schouwiug over de laatste wijzigingen in de uniform
der infanterie. De schrijver hiervan, die echter zijn
naam verzwijgt, wijst vooral op de veel noodzakelij hei
werkzaamheden, waarniede men zich bij het departement
van oorlog zou hebbeu bezig te houden, op de onkosten
welke deze wijzigingen iu de kleeding telkens veroor
zaken en op de ondoelmatigheid van de thans in gebruik
zijnde nieuwe uniform. „De minister van oorlog zoo
lezen wij in het bedoelde stuk, hetwelk aanvangt met
een niet onaardig gesprek tusschen militaire leveranciers
over de noodzakelijkheid eener voor hen zoo voordeelige
uniform-verandering de minister van oorlog hecht aan
die zaak van de kleeding veel gewicht. Dit is duidelijk.
Vele zaken vorderen in ons krijgswezen herziening en
verbetering, zoodat men waarlijk niet weet wat men het
eerst zal opnoemen. De organisatie en de oefening der
infanterie, 's ministers lievelingswapen (sic) zijn beide
even gebrekkig, gelijk de jongste discussiën in de kamer
eindelijk buiten twijfel hebben gesteld en gelijk trou
wens door den minister zelf is erkend; de tractcraenten
der subalterne officieren en der onderofficieren vorderen
dringend verbetering; onze ouderwetsche administratie
en ons onpraktische, verwarde, dure stelsel van kleeding,
voeding enz. moeten verauderd worden; onze militaire
wetten roepen dagelijks om herziening, want dagelijks
blijkt hoe onbillijk, hoe dom en hoe slecht die zijn; som
mige deelen van het leger moeten uitgebreid, op anderen
aanmerkelijk bezuinigd worden; onze kustdefensie is
nog lang niet in orde; onze.zeegaten liggen ten deele
nog openAmsterdam ligt nog bloot voor eiken zeeroo-
ver; Bergen op Zoom om van de andere schadelijke ves
tingen niet tc spreken wacht nog altijd op uitvoering
van 'smiuisters belofte van slechting; de Utrechtscbe
liniemaar waar zouden wij eiDÜigen indien wij al die
belangrijke en minder belangrijke zaken wilden opnoe
men, welke nog voor den minister van oorlog te doen
overig blijven." Terwijl nu, zegt de schrijver, al die le-
vensquaestiën, waarmede de toekomst van ons krijgswezen
en van ons vaderland zoo nauw samenhangt, dringend
voorziening eischen, heeft de minister, zonder den inspec
teur der infanterie en andere ondervindingrijke officie
ren te raadplegen, nog tijd gevonden om zich bezig te
houden met chacots, petjes en pluimpjes en een uniform
voor te schrijven aan de infanterie, welke duurder en
even ondoelmatig is als de vroegere. Ten opzichte van de
groote onkosten, welke de uniform-verandering voor de
officieren na zich sleept, zegt de schrijver: „Wat te zeggen
van eene regeering, die op zulk eene wijze een geheel
officierscorps behandelt? Wanneer een officier een zijner
jongere kameraden verleidt tot uitgaven, die hem niet ge
legen komen, dan zou iedereen daarover te recht eene
strenge afkeuring uitspreken. Is het niet veel onzedelijker,
wanneer de regeering, gebruik makende van hare macht,
de officieren niet verbiedt maar dwingt tot uitgaven, die
het zelfs aan de meest spaarzame officieren onmogelijk
maakt het evenwicht tusschen inkomsten en uitgaven te
j bewaren?" De regeering brengt de jonge, niet gefortu-
neerde officieren door dit alles tot de redeneering: „van
j 52 gulden in de maand kan ik toch niet rondkomen en
i of ik nu 40 of 50 gulden meer of minder schuld heb, is
j mij volmaakt onverschillig. Jprès moi le déluge
I Wat overigens de doelmatigheid der nieuwe uniform
j betreft zegt de schrijver dat de nieuwe pet „met eene
impossible klep en een kinderachtig lusje met een oranje-
j kokardetje van voren, tegen zon noch regen beschut en
telkens vernieuwing zal vorderen," dat een dure chacot
moet gedragen worden bij alle marschen en op wacht,
j „Bij deze verschillende voordeelen van de nieuwe klee
ding voegt zich eindelijk nog dit groote voordeel, dat
I de officieren en soldaten altijd op verren afstand van
i elkander zullen te onderkennen zijn. Is de troep in groot
i tenue gekleed dan is de officier kenbaar aan de breede
I oranje sjerp; in klein tenue, dat is in de kapotjas en
kwartiermuts (pet), de beste kleeding in het veld, dan
j kent men den officier aan de andere soort van pet en de
i glisterende schouderbedekkingen, die door den soldaat
alleen in groot tenue gedragen worden. De vijand kan
zich das niet vergissen en ten overvloede is de sjerp
altijd daar, om aan zijne scherpschutters te wijzen wie
de officieren zijn."
De schrijver wijdt aan het slot van zijn „ernstig
woord over eene beuzeling" een paar bladzijden aan
het anti-nationale van de nieuwe uniform, hetwelk aan
de officieren een Pruisisch of Duitsch uiterlijk geeft; hij
vertrouwt echter dat ondanks dit Pruisisch kleed in het
gemoed der Nederlandsche officieren altijd die liefde
voor burgerlijke vrijheid en voor gepaste zelfstandig
heid zal blijven wonen, welke zij erfden van hunne
ouders en verplicht zijn, als een kostbaar erfdeel, aan
hunne kinderen na te laten.
Veeziekte.
Het hoofdbestuur der Maatschappij tot bevordering
van landbouw en veeteelt in Zeeland heeft eergisteren
een adres aan Z. M. den koning verzonden. Daarin wordt
bezorgdheid aan den dag gelegd omtrent de vreeselijke
verwoesting waardoor de Nederlandsche veestapel ge
troffen wordt en de tusschenkomst ingeroepen van
Z. M. als hoofd van den staat en beschermheer dei-
genoemde maatschappij, opdat nog meer ingrijpende en
afdoende maatregelen mogen genomen worden ter be
strijding en stuiting der runderpest. In de overtuiging
dat hetgeen tot dusverre door de regeering werd gedaan,
en ook gewaardeerd wordt, alleen de uitbreiding dier
ziekte niet kan tegengaan, verzoekt het hoofdbestuur
mitsdien in zijn adres dat het Z. M. behage te bevelen:
dat ten spoedigste alle in-, uit- en doorvoer van vee bui
ten- en binnenslands worde verboden; dat alle vee
markten worden geschorst; dat langs de openbare wegen
geen vervoer hoegenaamd van rundvee plaats vinde,
zonder voorzien te zijn van een gezondheids-certificaat;
dat waar de ziekte zich vertoont met duidelijke letters
het woord „runderpest" te lezen sta; dat alle besmet en
verdacht vee onmiddellijk worde onteigend, afgemaakt
en begraven; dat daar waar reeds te veel stallen mochten
zijn aangetast en de geheele afmaking ondoenlijk schijnt,
strenge afzondering in daartoe ingerichte plaatsen worde
bevolen en gehandhaafd; dat eindelijk schadevergoeding
alleen en bij uitsluiting, maar dan ook tegen de volle
getaxeerde waarde, worde toegekend aan hen, die buiten
eigen schuld en in weerwil van alle mogelijke voorzor
gen, door de ziekte zijn overvallen: door deze laatste
bepaling toe te passen zal, volgens het hoofdbestuur, de
algemeene en in dezen zoo onmisbare samenwerking der
veehouders allermeest bevorderd worden.
Van dit adres is een afdruk toegezonden aan al de
leden van de beide kamers der staten-generaal, alsmede
aan de verschillende maatschappijen van landbouw, welke
laatste bij den begeleidenden brief worden uitgenoodigd
om, indien de in het adres uitgedrukte gevoelens ge
deeld worden, van hunne adhaesie te willen doen blijken,
hetzij door een adres van ondersteuning, hetzij door een
adres van gelijken zin aan den koning aan te bieden.
Voorts heeft het hoofdbestuur aan al de landbouwers
in Zeeland, ten einde hen op de hoogte te houden van
hetgeen tot weering der rund veepest kan gedaan worden,
doen toekomen: een uittreksel uit het rapport van de
sub-commissie van veeartsen aan den minister van bin
nenlandsche zaken (Staatsconr. van 28 September jl.)
een afdruk der publicatie ter voorkoming en afwending
der runderpest, van 26 December 1793; een afdruk van
art. 5 der wet van 9 Juli 1842, en eindelijk een afdruk,
der verplichtingen die op de veehouders rusten volgens
de art. 459, 460 en 461 van het wetboek van strafrecht»
Uit Sommelsdijk schrijft men van 3 OctoberSedert
het eerste ziektegeval onder het rundvee op de West
plaat onder deze gemeente zijn tot en met heden aange
tast 59 runderen, waarvan 13 gestorven, 13 onteigend
en afgemaakt, 23 hersteld en op het oogenblik nog 10
lijdende zijn. Op het terrein zelf is thans een aanvang
gemaakt met het bouwen van eene loods, die, op doel
matige wijze ingericht, tot slachthuis zal strekken, waar
door onder het toezicht van het gemeentebestuur de
gelegenheid zal worden aangeboden het vette vee te
slachten, om het vleesch na scherpe keuring in con-
sumtie te brengen.
Naar men verneemt bestaat voorts bij bet bestuur het
plan om in de onmiddellijke nabijheid van de Westplaat
eenige stallen op te richten, tot opname van het vee,
voor het geval dat de weiden bij onstuimig weder door
het water mochten overstroomd worden en ondervloeien.
Die maatregel is zeker lofwaardig, als men bedenkt dat
op dit oogenblik nog 230 stuks runderen op dit gors
geweid worden.
EScaioeniingcii cii hcsluifeii.
ridderorden. Vergunning verleend aandr.E. F. M.H.
von Bylandt, te 's Gravenhage, tot liet aannemen en
dragen der versierselen van kommandenr der Wasa orde,
hem door Z. M. den koning van Zweden en Noorwegen
geschonken.
hechterdijke macht. Herbenoemd tot plaatsver
vangend kantonrechter: te Goes de heer mr. C. P. Lens
hoek, en te Cortgene de heer J. H. Bybau.
parusche tentoonstelling. Opgedragen aan eene
hoofdcommissie de regeling en behartiging der belangen
van Nederlandsche industrieelen en kunslenaars, bij de
tentoonstelling van voortbrengselen van landbouw, nij
verheid en schoone kunsten, welke in 1867 te Parijs zal
worden gehouden; en tot leden der hoofdcommissie
benoemda. tot lid en voorzitter de heer J. W. L. van
Oordt, directeur der Nederlandsche stoombootmaat
schappij te Rotterdam en directeur der Nederlandsche
maatschappij tot bevordering der nijverheid te Haarlem,
wonende te Rotterdamb. tot leden de heerenM. Coster,
te Parijs; H. L. Enthoven, fabrikant en lid van het hoofd
bestuur der Vereeniging tot bevordering van fabriek-