Zondag tegen middernacht is in de Rue Rivoli te Parijs óen omnibus omgeslagen, tengevolge waarvan de koetsier en de twaalf personen, die op de impériale zaten, met het grootste geweld op het trottoir neerstortten. De veertien personen, die in den wagen zaten, werden door elkander geworpen en hieven een akeligangstge- achrci aan. Er werd dadelijk doeltreffende hulp verleend. De wijnoogst zal, volgens een schrijven uit Parijs, dit jaar bij uitzondering overvloedig en van buiten- gemeene qualiteit zijn. In sommige streken kan men den wijn niet bergen. Alle verwachtingen zijn ver overtroffen Het wordt bevestigd dat de cholera zich ook te Parijs, Neuilly en Puteaux heeft vertoond, maar spora disch en niet epidemisch. De cholerine daarentegen neemt vooral in de hospitalen aanmerkelijk toe. Te Toulon is de cholera aan hevigheid weder toe genomen. Den 28 September zijn 62 personeu aan de ziekte overleden en den volgenden dag was dit getal reeds ingeschreven eeu uur voor het sluiten der bureaux. Te Solles-Pont, een stadje aau den spoorweg van Toulon naarNizza, zijn in een nacht 60 personen aangetast en de meesteu bezweken. De schrik maakte zich van dc bevol king meester; het grootste gedeelte verliet in allerijl de stad. Men heeft galeiboeven uit Toulon moeten ontbieden om de lijken te begraven. Te Tarascon heerscht de typhus iu hooge mate. Voor eeuige dagen deeldeu do dagbladen mede, dat Z. K. II. de prins van Oranje eene buitenlandsche reis van langen duur ondernemen zou. Een der corres pondenten van de Arnhemsche courant bericht nu, dat de prins zich naar Rusland zal begeven en voegt er bij, dat in 's Gravenhage het gerucht loopt, dat Z. IC. H. eenigen tijd in Russische krijgsdienst zal treden. In verband met die bnitenlandsche reis zijn onlangs de paarden van Z. K. H. in de manége ten verkoop aange- .boden, maar niet verkocht. Tlicrmoincterstaiid 4 Oct. 's av. LL u. 56 gr. 6 's morg.T u. 57 gr.'s midd. I u. 64 gr. 'a av. IL u. 51 gr. 6 's morg.7 u. 47 's midd. 1 u. 63 gr. HAAGSCHE BBIEVEN. \f Gravenhage3 October. Onze politieke machine is weder in vollen gang. De nieuwe zitting der kamers 1865—66 is geopend en de natie heeft uit den mond van het hoofd van den staat een gunstig tafereel van onzen toestand kunnen verne men; de minister van financiën heeft dit nader bevestigd bij de indiening van de begrooting. De schaduwzijde is de veeziekte, die in Zuid-Holland nog steeds woedt. De beide kamers hebben dat thema in den breede reeds behandeld, zoo bij het adres van antwoord in de eerste kamer, als bij de wet, waarbij f L00,000 tot onteigening van ziek vee is aangewezeu. De oppositie meent, dat de .regeering te min gedaan heeft en te langzaam heeft .gehandeld; de minister van binneulandsche zaken be weert, dat hij deed wat hij kon. Gelukkig heeft de oppositie nu twee nieuwe thema's, want de Arnhemsche courant zegt terecht: zieke koeien zijn geen regeeringsbeginsel. Onze opposanten hebben de begrooting en gisteren de cultuurwet ontvangen. De minister van financiën zegt: er is 5j millioen over van 1864, die ik niet zal aanraken; maar er is genoeg om alle gewone uitgaven te dekken, 13millioen voor spoor wegen, 15 millioen voor amortisatie, en eenige millioe- nen aan waterwegen, premiën voor aanvoer van immi- grauten in Suriname, droogmakingen, enz., alle buiten gewone uitgaven, te bestrijden. Neen, roept het Dagblad, dat is zoo niet; er is geen geld of het zal er niet zijn Wie te gelooven? Ik parieer ten gunste van den heer Betz. Hij zal intusschen een zwaren strijd te voeren heb ben, want ook de Limburgers zijn boos op hem, wegens het voorstel tot verhooging van hunne grondlasten, dat weder ingediend is. De heer Rochussen is het eens met het Dagblad. Bij het onderzoek van de bei-rrootingsweuen, dat snel in de afdeelingen vordert, heeft hij eene nota overgelegd over onzen financieelen toestand, natuurlijk in verbaud tot ons koloniaal armbestuur, in zijn oog. De berekeningen van den minister van financiën van 1843 zijn geheel anders dan van den tegenwoordigen dignitaris. De beste stuurlieden staan aau wal; zoo was 't altijd. Maar de vroegere reddingsplannen van den heer Rochussen bevielen niemand, toen hij eens daar zat. De jenever-belasting is ook een doorn in zijn oog; de staat mag jenever niet zoo hoog belasten, dat het een voornaam element van onze inkomsten en jenever duur is. De afschaffers, waartoe de heer Rochussen niet behoort, hebben hein onlangs in hunne alhier gehondene alge- meene vergadering, bij monde van den heer baron van Lijnden, een votum van dank gebracht, omdat bij gezorgd heeft, dat do afschaffers petitiën „niet iu den doofpot geraakten", zegt de Volksvriend van I October no. 232. Waarschijnlijk lezen niet al uwe lezers dat bladendaarom schrijf ik de motie van den heer van Lijnden af: „De algemeene vergadering, thans alhier vergaderd, spreekt haren dank uit jegens zijne excellentie den heer J. J. Rochussen, die, bij herhaling, en nu onlangs in de zitting van de tweede kamer der staten-generaal van 16 Mei 11., bij gelegenheid van het door de commissie voor de verzoekschriften uitgebracht rapport over een aantal adressen ter verkrijging van beperkende maatre gelen tegen drankverkoop en dronkenschap, van nieuws dit waarachtig volksbelang op waardige wijze heeft verdedigd tegen elke geringschatting. „Zij wenscht dat, bij toeneming, zijn edel voorbeeld tot navolging wekke, opdat er in den lande een gewenschte ijver levendig worde om het veelzijdig kwaad, meten door den drank over land en volk uitgestort, met gepaste mid delen, ook op wettelijk gebied te bestrijden. „En zij bidt, dat God de getrouwen sterke en steune, hen tot meerderen arbeid opwekke en bekwaam make, en dat aller vereenigde pogingen de heerschende voor- oordeelen omtrent het gebruik van sterken drank, als volksdrank, allengs mogen overwinnen." De heer van Lijnden vergat de liberale leden, beide Zeeuwen, die, even als de heer Rochussen, de verzending van afschaffers adressen naar de regeering hadden voor gesteld. Maar dat zijn ook liberalen! Wellicht zien wij, met de hulp der afschaffers-stemmen, den heer Rochussen nog eens minister van financiën; dan kan hij een tijdens zijn vroeger bestuur geopperd plan eens voorstellen, namelijk eene belasting op het celibaat. De jenever-belasting kan dan afgeschaft worden, tenzij de liberalen ons bankroet doen gaan. De kamer heeft reeds tot hoofdstuk VIII (oorlog) on derzocht. De minister van oorlog heeft onlangs inlich tingen aan de kamer gegeven over het beklag van den officier van gezondheid Gentis, die zes weken kamer arrest zonder acces had gekregen, omdat hij zonder vooraf permissie te vragen, een kandidaats-examen in de medicijnen had gedaan. Uit de inlichtingen blijkt, dat do minister dien heer volstrekt niet genlil vindt. Hij heeft toch op de vraag: waarom hebt gij geen verlof ge vraagd, in een uiterst lakoniek briefje geantwoord: „ik heb geen lust" mij op nieuw voor 10 jaien voor de dienst te verbinden en dit vordert uw verouderd reglement. Ik erken, met den minister, dat zoolang zulke reglementen, hoe verouderd ook, bestaan, vooral nu onze nieuwe genees kundige wetten zoo gunstig zijn voor ofiicieren van ge zondheid,die ontslag verzoeken,de regeering de reglemen ten moet handhaven. Maar 't is toch wat Pruisisch hetgeen wij aan het slot der inlichtingen lezen. De heer Gentis, zegt de raiuister, had een krijgsraad moeten bijeenroepen zoo hij zich wilde beklagen, maar heeft nu weder in strijd met de subordinatie gehaadeld door zich tot de staten- generaal te wenden. Eilieve, zijn nu al onze officieren en soldaten, miliciens inbegrepen, zoolang zij in dienst zijn, beroofd van de rechten, die de grondwet geeft? Staaf voor hen het recht van petitie ongeschreven Is het feit, dat zij daarvan gebruik maken, reeds in strijd 1 met de krijgswet? Dau is die wet in strijd met de grond wet eu mag niet blijven bestaan. Ik denk, dat men dit den minister wel zal beduiden. Genoeg politiek. Onze gemeenteraad werkt aan de begrooting. Jhr. Janssens, voormalig wethouder, heeft eene brochure geschreven, om al de inconsequëntiën van den raad aan te toonen op het stuk van belastingen. Hij rekent uit, dat men uiets noodig heeft dan 4/5 van het personeel en f 110.000 hoofdelijken omslag, zoo men wat zuinig is. De raad denkt in i860 toe te komen met de accijnsen, die tot 1 Mei blijven bestaan, benevens 40 (in plaats J5) opcenten op gebouwde eigeudommen, 10 (in plaats 5) op ongebouwde eigendommen en f 160.000 hoofdelijken omslag. Ik geloot, dat de heer Janssens meer in détails had moeten treden en opgeven, hoe men het plan van uitbreiding der stad moest uitvoeren, om toe te komen. Nu zijn 't louter cijfers op papier, waar tegenover burgemeester en wethouders overstellen: daar zijn riolen, daar straatsteenen, daar nieuwe straten onmisbaar, want er komen huizen of het werk is al half voltooid. Van de haven en den spoorweg naar Almelo hoort men niets. Ook burgemeester en wethouders zwijgen daar over; 't is treurig, zoo 'twaar is hetgeen de heer van Bosse in de tweede kamer bij de korte discussie over het adres van antwoord zeide, dat de concessie vervallen zou zijn. Ik voorspelde dit, als zeer mogelijk, reeds lang. Onze haven joue de malheur. Ware koning Willeui I éen jaar langer wellicht aan het roer gebleven, dan zouden wij sedert 1/4 eeuw dit werk hebben zien uitvoeren. Dertig jaren later zien wij de kans op spoedige verwezenlijking weder in rook opgaan. Wij Hollanders, mogen vele deug den hebben, wij zijn bitter langzaam. Z. K. H. de prins van Oranje heeft goedgevonden het jaarlijksch subsidie van ƒ2000 (1200 voor het Eransche en 800 voor het nationaal tooneel) in te trekken. Wij hebben hier een internationaal concert gehad, dat een louter humbug was; geen artist van talent deed zich hooren. Men belooft ons nu weder Patti-conceiten; de impresario Uhhnan komt met groote talenten. Het zomerseizoen neemt afscheid; op het badhuis en in het bosch wordt des namiddags geene muziek meer gegeven. Spoedig moet beslist worden of de raad het badhuis nog langer zal exploiteeren. staten-generaal. TWEEDK KAM Kil. Zitting van Woensdag, 4 October. Beraadslaging over het wetsontwerp, houdende buitengewone maatregelen tot weering van besmettelijke veeziekten en hare gevol gen; ingekomen wetsontwerpen. De heer Reinders keurde in het algemeen de voor dracht van bovengenoemd wetsontwerp goed. Hij drong echter bij de regeering aan om zoo spoedig mogelijk de veemarkten daar te schorsen, waar de gemeentebesturen weigerachtig bleven dit te doen, en ook den uitvoer niet geheel zonder toezicht te laten, nu de regeering dien uitvoer vrijgelaten heeft. De heer Wintgens betreurde het dat de regeering do maatregelen, voorgesteld door de commissie van vee artsen van 31 Augustus, niet genomen had, alles aan de gemeentebesturen heeft overgelaten, zich eenvoudig be paald heeft tot het geven van subsidie, en overigens zich op den achtergrond heeft gehouden. Hij bestreed dat stel sel, die theorie der regeering. Krachtige gouvernement» maatregelen zouden naar zijne overtuiging heilzamer zijn geweest tot stuiting van de ziekte. De kamer had ook meermalen blijken gegeven dat zij dat stelsel van regeeringsbeleid niet goedkeurde, en dat zij haar op dien weg niet wenschte te volgen. Hij wees op de ver werping der wet tot intrekking der publicatie van 1805 op de quarantaine, waarbij hetzelfde beginsel, alles aan de gemeentebesturen over te laten, was aangenomen; en op de motie, waarbij de kamer aandrong om de quaran taine bij de wet teregelen. De handelwijs der regee ring had dan ook tot uitbreiding der ziekte aanleiding gegeven. Dit wetsontwerp was de erkentenis, dat er niet genoeg gedaan was, en dat men ter elfder ure tot het nemen van maatregelen moest overgaan. Men heeft verzuimd te doen wat Frankrijken België hebbengedaan, te onderzoeken, welke wettelijke middelen de regeering had om het kwaad te keeren. Behalve de artikelen toch van het strafwetboek, had de regeering beliooren te wijzen op een arreté, dat hier te lande van kracht is, en bepalingen tegen de veeziekte behelst, op sommige bepalingen van den code rural van 1791, op de pnbicatie van 1799, op de wet van 1839 tegen het opdelven van beenderen en op die van 1842, welke dc bepalingen van het strafwetboek nog versterkt heeft. Wat de wet. zelve betrof, merkte hij op dat de bevoegd heid, thans aangevraagd, reeds aan de regeering verleend is bij de wet van 1791 en in die van 1842. Zij had dus reeds vroeger kunnen handelen, maar zij verkoos dit niet. Zij heeft niet gehandeld op het oogenblik toen er gehandeld moest worden, maar door het vasthouden aan het beginsel van legaliteit, het spreekwoord uit 't oog verloren: Cest la legalilé qui nous tue. Ook de heer van Nispen was van meening, dat bij ram pen als deze het gouvernement handelend moest op treden, en niet alles aan de gemeenten overlaten. Hij wenschte overigens de regeering de gevraagde bevoegd heid te verleenen, mits de wet een tijdelijk karakter erlange en de schadeloosstelling in elk geval verleend worde. De heer Godefroi kon zich evenmin vereenigen met het beginsel van decentralisatie, door den minister van binnenlandsche zaken in deze zaak gevolgd. Het gcvo]g is dat de thans voorgestelde maatregelen niet eerder zijn genomen. Hij vroeg voorts of de regeering, hetzij door den ambassadeur of door den consul-generaal te Londen, tij dig heeft kennis gekregen van de sedert Juli in En geland heerschende ziekte? Mocht dit niet het geval zijn, dan was dit eene verregaande achteloosheid, en drong hij nog aan op het opnemen eener strafbepaling in deze wet tegen het weigeren van visitatie. De heer Viruly ontwikkelde breedvoerig bet nadeeligo van gelegenheidswettcn. Men mist de noodige kalmte om ze te onderzoeken, men overdrijft don bestaanden toestand en men let niet genoeg op het kwaad dat men sticht door het nemen van maatregelen. Ilij verlangde dat de wet slechts een tij del ij k karakter zou hebben en wees op het belang van een tak van landbouw, de vetweiderij, die door dezen maatregel werd vernietigd. Daarom moesten de voorgestelde maatregelen slechts zoo lang werken, als volstrekt noodzakelijk was. De heer Iilserda betoogde, dat verbod van invoer dc besmetting niet zou weeren, maar dat een streng toezicht bij den invoer allernoodzakelijkst was. Hij drukte den wensch uit, dat de regeering, in de uitvoering dezer wet, de iuee*t mogelijke omzichtigheid zou in acht nemen. Verschillende sprekers jvoerden nog het woord. Som mige betreurden het langdurig verblijf van den minister te Diesden. Het lag niet in den geest der grondwet om uit het buitenland een depaitement. te be->tuien; een interimair minister had dan moeten benoemd zijn; die afwezigheid verhinderde met spoed te handelen. Zoo de minister tegenwoordig ware geweest, had hij andere maatregelen kunnen nemen enz. Men vroeg voorts of de wet van 1842 door deze werd afgeschaft? cn drong aan op herziening der onteigeningswet, met betrekking tot de schadeloosstelling. Men beweerde, dat alleen dade lijke afmaking de ziekte kon keeren, maar dat die afmaking verhinderd werd door de karigheid der regeering en der gemeenteu zooals uit het verslag der commissie van veeartsen bleek. De minister van binnenlandsche zaken beweerde we derom, dat het niet noodig was anders te handelen dan gedaan is; over zijne afwezigheid zou hij niet meer spreken. In België kon de regeering anders handelen omdat zij daartoe door de wet van 1831 gemachtigd is. Hier te lande ontbreekt tot nog toe zoodanige wet; de kracht toch der door eenige sprekers aangehaalde veror deningen is gebroken door de gemeentewet; men spreekt gedurig van krachtige maatregelen, maar men vergeet ze te noemen. Een algemeene last tot afmaking kon niet gegeven worden, vooral niet daar vele koeien her stellen; de eerste zorg berustte eerst bij den veehouder, dan bij het gemeentebestuur en ten laatste bij het gou vernement; do regeering had geene mededeeling van den ambassadeur of consul-generaal ontvangen, maar niemand dacht ook aan het onrustbarend karakter dei- ziekte; veefondsen vau gouvernementswege ingesteld, waarop aangedrongen was, waren verkeerd onteigening bij besmetting lag niet in den geest en de bedoeling der grondwet, want het roerend goed werd niet in bezit ge nomen, maar vernietigd; en vau volledige cn in allo gevallen te verleenen schadeloosstelling kan dus geen sprake zijn. Speciale punten zou de minister bij de artikelen behandelen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 2