en. ,J, Hocke Cz. Voorts staat daarop: „Voor ml) aan toppeer dezer, waarde genoten bij afrekening met mr. J. Bcrman. W. J. P. Kroef," zonder dagteekening, als mede: „Voor wij aan toonder dezes J. Berman." Aan den voet van het stuk wordt eene boete van f 800 bedreigd togen de opvordering of kenbaarmaking dezer schuld bekentenis vroeger dan veertien dagen vóór den ver valdag. Uit een hierbij overgelegd stuk blijkt dat de erven C. Hocke Jz. bij eene acceptatie teNoordwelle en te Zon- nemaire op den 16 Januari 1862beloofd hebben den inhoud dezer schuldbekentenis te betalen en bijbeta ling van rente, met f 3,895, op den 15 Januari 1863. De derde beschuldigde heeft, blijkens zijne op het stuk staande kwijting, genoemd bedrag ontvargen. De getuigen J. Hoogenboom en mr. Moolenburgh legden hunne verklaringen af, waaruit geene bijzonder heden vielen op te teekenen. Dit was ook het geval met de opgaven van den beschuldigde Warnau, die geheel overeen kwamen met hetgeen omtrent vroegere punten reeds doorhem was aangevoerd. Alleen merkte de raads heer Lantsheer als een bezwaar op, dat een der voor naamste redenen van betaling bij de heeren Hoogen boom gelegen was in respect voor hunne tantes en dat nu juist dc derde beschuldigde in zijne aan den heer J. Hoogenboom geschreven brieven op die zwakke zijde van den heer Hoogenboom gewerkt heeft. Het antwoord van Warnau luidde: „Dat zal Paulussen mij zoo opgege ven hebben, want ik wist niet dat er tantes waren." De beschuldigde Paulussen zeide, dat hij dit stuk ook van van der Halen gekocht, het door Warnau laten teekenen eu tot den vervaldag onder zich gehouden heeft. Dat hij het liet teekenen was, zoo hij zeide, om ingeval Warnau kwam te overlijden, het aan een ander te kunnen endosseeren. De beschuldigde van der Halen zeide dat hij ook van dit stuk niets wist. De twee eti twintigste schuldbekentenis is gedagtee- kend Zonneraaire 18 Januari I84d, ten behoeve van rar. W. J. P. Kroef én J. Berman, of order of toonder, groot ƒ3400 zonder intrest, betaalbaar 15 Januari 1862, de waarde in effecten bij onderlinge vaststelling genoten, geteekend, „Corns. Ilocke Jz. en Johs. Hocke Cz. pro mijn vader." Daaronder staat met zeer bleeke inkt„voor ons aan toonder dezer schuldbekentenis, W. J. P. Kroef, J. Ber man." De tweede bladzijde dezer schuldbekentenis bevat eene voorwaarde van geheimhouding, op boete van f 600 en voorts quitantie voor „alle schuldvorderingen zoo in privé als in gemeenschap hebbende gehad," benevens be palingen omtrent staatspapieren die in bewaring waren gegeven. We gelooven hier èn de verklaringen der getuigen èn de opgaven der beschuldigden zwijgend tc mogen voor bijgaan, daar zij uageuoeg geheel en al met de vorige overeenkomen. De drie en twintigste schuldbekenienis draagt de dagteekening Zonneniaire S Februari 1840, en is groot 2500, ten behoeve van C. J. van der Halen, notaris te Brouwershaven, order of toonder, met of zonder intrest, met dien verstande dat geen intrest verschuldigd is wanneer door den dood van den crediteur de schuld wordt opgevorderd, betaalbaar 2 Januari 1S65, waarde I in contanten genoten; met verdere bedreiging van boete 1 ad fó00 tegen to vroege kenbaarmaking of opvordering, waaronder staat dc handteekening C. Hocke Jz. en J. j Hocke. Cz. en daarneven „voor mij aan toonder C. .1. van der Halen." De getuige le Sage ten Broek erkende dat hij door den eersten beschuldigde met de incasseering van dit stuk is belast tegen vergoeding van f 250. Omtrent de 1 omstandigheden waaronder deze inning heeft plaats gehad werd een uitgebreid verhaal door dien getuige gedaan. Onder meerder deelde hij mede dat de heer J. Hoot-enboom hem bij hunne onderhandelingen over de i betaling, op verzoek, door de achterdeur van zijne woning 1 bezocht, en hij dien getuige zou hebben aangeraden eene oproeping van schuldeischers te doen, waarop de heer Hoogenboom gezegd zou hebben„ge weet zeer goed dat er dingen met den ouden heer Hocke hebben plaatsgehad die geen daglicht mogen zien." De heer Hoogenboom erkende dat hij zich wel iets herinnerde dat le Sage ten Broek hem eene oproeping van schuldeischers ten laste zijns grootvaders zou hebben aangeraden; hij ontkende evenwel bepaald de boven beweerde en door ons aangehaalde bijvoeging. Ook verklaarde hij dat het waar was, dat hij op eigen verzoek Ie Sage ten Broek I door de achterdeur zijner woning bezocht, maar dit was I omdat hij wel eens had gehoord dat er met le Sage ton I Broek een of ander was gebeurd, waarom hij liever in het 1 openbaar niet met hem omging. De beschuldigde van der Halen erkende dat hij dit stuk aan le Sage ten Broek ter inning heeft ter hand ge- steld, doch hij daarvan slechts/1800 zou hebben genoten, zoo ten gevolge eener verlangde korting aan den heer I Hoogenboom als ten behoeve van le Sage ten Broek. Ook I zeide hij dat hij het stuk zou hebben ontvangen van wijlen Daniël Buyze. Zijne opgaven hieromtrent ontlokten evenwel den voorzit er de vraag„denkt ge dat dergelijke geschiedenissen bij ons ingang kunnen vinden?" De raadsheer Lantsheer bracht dezen beschuldigde ook nog ouder de aandacht dat Buyze op zijn sterfbed zijne kin deren tegen hem, van der Halen, heeft gewaarschuwd. „Ja, antwoordde deze beschuldigde, Buyze heeft op zijn sterlbed gezegd dat hij met mijnheer van der Halen niets meer had uitstaan, en daarin had hij gelijk." Toen de procureur-generaal hem erop wees dat er geen spoor van aanraking is tusschen Buyze en van der Halen, en hij hem nog eenigo andere bezwaren voorhield, antwoordde van der Halen: „Ik zeg wat ik weet, maar wanneer men van mij weten wil wat ik niet weet, dan kan ik het niet zeggen." Dc procureur-generaal vestigde er ook nog de aandacht op dat de notaris van der Halen maar arm gestorven is, maar hij de dooden zou laten rusten. Toen nu later de voorzitter hierop terugkwam, zeide van der Halen „De procureur-generaal heeft gezegd, mijnheer, dat men de dooden maar moet laten rusten." De punten 24—26 zijn reeds vroeger behandeld. Ten zeven en twintigste is ter betaling aangeboden eene schuldbekentenis, gedagteekend Zonnemaire l Fe bruari 1840, groot f 2950, waaide in contanten genoten, gegeven ten behoeve' van C. J. van der Halen, notaris te Brouwershaven, order of toonder, betaalbaar lf> Juli 1863, met bedreiging van f 500 korting bij te vroege kenbaarmaking of opvordering. Deze schuldbekentenis is onderteekend „Corn. Hocke Jz." en „pro mijn vader, Joh. Hocke Cz." Ter zijde staat „voor mij aan den heer mr. W. J. P. Kroef of aan toonder, de waaide genoten bij liquidatie met voorkennis van den lieer debiteur den heer Corn. Hocke Jz., C. J. van der Halen;" daaronder nog „voor mij' aan toonder dezes, W. J. P. Kroef," en geheel onder aan „II. L. Warnau." Deze schuld bekentenis is afgelost en eene latere bekentenis, dd. 15 Juli 1863, luidende ten behoeve van H. L. Warnau of order, groot f 2950 is door laatsfenoemden geïnd, blijkens het daaronder staande „Voldaan 15 October 1863, H. L. Warnau." Het acht en twintigste of laatste punt is eene schuld bekentenis, aanvangende met de woorden„afrekening met de heere/i N. Vetten en wijlen den griffier van Dort enz. Zij is gedagteekend Zonnemaire 1 Februari 1840 en groot ƒ3950 zonder intrest, gegeven door de onderge- teekenden „C. Hocke Jz. en J. ilocke Cz." ten behoeve van N. Vetten, kantonrechter tc Brouwershaven, order of toonder, waarde in contanten genoten. Ditmaal is de gewone strafbedreiging groot /'6D0, doch is vergunning gegeven om, bijaldien de betaling nier. gelegen inocht komen, deze schuldbekentenis in drie termijnen te vol doen, t. w. 15 Juli 1864, 65 en 66, telkens/1316.6'H met bijvoeging van vijl" pereent intrest. Onder de schuld bekentenis staat „voor mij aan toonder, N. Vetten," en onder het haudteeken „II. L. Warnau." De betaling heeft echter niet plaats gehad, daar de di ie beschuldigden bij het vervallen van den eersten termijn reeds vervolgd en in hechtenis waren. Eerstgenoemde schuldbekentenis is 15 October 1863 namens de erven Ilocke aan W. rnau betaald. Paulus sen gaf ook weder op dat hij die stukken van van der Halen heeft gekocht. Hem werd echter de opmer king gemaakt dat hij dit wel beweeit, doch van der Halen dit ontkent. Panlussen hield echter vol hoezeer hij moest erkennen dat er nimmer getuigen bij waren als hij de stukken ontving en hij geen bewijs er van kan overleggen. Hij voegde er evenwel bij: „Ge knnt mij gerust gelooven, president," hetgeen, zooals de voorzitter opmerkte, ook door de andere beschuldigden wordt beweerd. Deze beschuldigde verklaarde ten slotte, dat hij nimmer boek hield. De derde beschuldigde erkende de incasseering van het eerstgenoemde stuk. De zitting is te ongeveer vier uren gesloten en ver daagd tot des avonds te halfzeven uren. ftcmcnjilc I»eric5ïtei», Gisteren werd door het broeien van steenkolen dc stad Zicrikzee weder met brand bedreigd. Thans was het iu het kolenraagaziju van den heer li. F. C. de Kater op de Oude haven aldaar. Eergisteren in den laten avond werd hetontdekten maar juist tijdig genoeg, gelijkbleek bij de ontruiming waarmede men gedurende den geheelea nacht en gisteren voormiddag is bezig geweest, om brand te voorkomen. Er waren reeds verscheidene stuk ken aan het branden. De brandweer begat zich terstond met een tweetal spuiten naar de plaats des gevaars en is daar gedurende den geheelen nacht gebleven om des vereischt dienst te doen. Een Dooiniksch blad deelt het feit mede dat een inwoner dier stad twee zijner kinderen, van acht; en vier jaar, ondanks de tranen en het smeekeu der kleinen, aan een staatkunstenmaker heeft verkocht voor 325 francs. Hij stond nu op het punt om een meisje van tien jaar eveneens te verkoopen voor 528 francs. Bij de botsing op 15 dezer, in Lough Foyle, tus schen de stoomschepen Falcon en Garland hebben een 20tal reizigers het leven verlorenreeds had men 13 lijken uit zee opgcvischt en te Glasgow aangebracht. Sedert Donderdag bevindt zich te VVeenen prins Frederik der Nederlanden, die verscheidene militaire inrichtingen in oogenschouw heeft genomen. Laatstleden Woensdag werd bij Billingsgate zulk eene enorme massa haringen aangebracht, dat al de opkoopers er mede verlegen geraakten en niet wisten hoe zij die binnen een zekeren tijd van de hand zonden zetten. Voor den middag wasevenwelalles reeds verkocht, terwijl de uitvpnters verzekerden nog wel meer voorraad te kunnen nemen, omdat zoo vele (luizende personen re Londen tegenwooidig geen vleesch eten, zoowel wegens de duurte ais wegens de onzekerheid of het wellicht van zieke koeien is, waarom dan ook de haring nn bij menig een recht welkom is, al kan deze het gemis van het voedzame vleesch niet geheel vergoeden. Vcrlioopinscii en aanbesfeiïingen. Te Vlissingen zijn den 26 dezer publiek le koop aange boden: een pakhuis in de Breevvaterstraat, wijk D no. 150 aldaar: ingehouden; een dito aldaar, wijk D no. 151: ver kocht voor f 426; een woonhuis, mede in de Breewa- terstraat aldaar, wijk D no. 136: verkocht voor *626. Thcrnionicterstaml. 26 Sept.'s av. 11 u. 61 gr. 27 's niorg.7 u. 56 's midd. 1 u. 72 gr. Utafen-scncraal. TWRKDE KAMER. Zitting van Maandag 25 September. Beraadslaging over het adres van antwoord op do troonrede; ingekomen wetsontwerpen; benoeming van rapporteurs. Het ontwerpadres van antwoord op de troonrede luidt als volgt: l. De tweede kamer der staten-generaal, gelukkig uwe majesteit in haar midden te zien, vernam met be langstelling den vvinndschappelijken aard onzer betrek kingen met andere mogendheden en het streven der regeering naar bevordering van het internationaal verkeer. §2. Wij waardeeren den loffelijken ijver, waarmede zee- en landmacht voortgaan zich te kwijten van haren plicht, en ontvingen met genoegen de mededeeling, dat van hef wapenfeit in Japan, waarbij onze zeelieden zich onderscheidden, goede gevolgen waren waargenomen. 3. Verblijdde het ons den toestand onzer overzee- sche bezittingen over het algemeen gunstig te hooven noemen, met smart vervult ons de ramp die Midden-Java trof. Het welzijn onzer koloniën gaat ons bij uitnemend heid ter harte. Wij begeeren niets liever dan den bloei dier kostbare bezittingen te helpen bevorderen en zien met verlangen de beloofde wetsontwerpen te gemoet. 4. In den ijver tot aanleg van verschillende werken van algemeen nut, die allerwege waargenomen wordt, openbaart zich een levendig besef der behoeften van onzen tijd. Wij kunnen de krachtige voortzetting der l werkzaamheden, gevorderd tot spoedige voltooiing onzer staatsspoorwegen, niet te zeer aanbevelen. 5. Dankbaar voor velerlei zegen, slaan wij evenwel met. ernstige bekommering de verwoesting gade, welke eene zich snel voortplantende ziekte onder het rundvee in eenige deelen van ons rijk aanricht. Gepaste maat regelen tot stuiting van het icwaad zullen wij volgaarne ondersteunen. 6. Hoe honger de stoffelijke welvaart door den voor spoed der groote takken van volksbedrijf stijgt, des te meer behoort het ouderwijs te beantwoorden aan de eischen eener toenemende beschaving. Wij verheugen ons in de deelneming, die het middel baar onderwijs aanvankelijk ondervindt, en vleien ons, dat wij fot regeling van het hooger onderwijs spoedig zullen werden geroepen. 7. Welkom was ons de toezegging van gewichtige weisvoordiachien en aangenaam de verzekering, dat de sfaat onzer geldmiddelen het vragen van nieuwe offers ten behoeve der schatkist onnoodig maakt en tevens met schulddelging kan worden voortgegaan. 8. Wij aanvaarden onze werkzaamheden in dc vaste hoop, dat onder hongeren zegen onze beraadslagingen mogen strekken tot heil des vaderlands en tot verster king der banden van liefdeen trouw, waarmede het volk dat wij vertegenwoordigen, aan u, sire, en aan uw door luchtig huis zich onder alle omstandigheden verknocht gevoelt. Zonder beraadslaging werd de algemeene strekking daarvan en de vijf eerste paragrafen goedgekeurd. B:j 6 trad de heer van Zuylen van Nyevelt, uit Arnhem, in eene vrij uitvoerige beschouwing over het lager onderwijs hier te lande, de werking (Ier wet op liet lager onderwijs van 1857 en de verschillende par tijen, die met betrekking tot deze wet, hier bestaan. Christelijk onderwijs was, volgens den spieker, een behoefte vooi dc natie en hij drukte daarom den wensch u\t, dat al meer en meer toenadering mocht ontstaan tusschen hen, die daaromtrent verschillende inzichten koesterden. Namens de commissie werd door den heer Limburg Brouwer geantwoord, dat dit kleurloos adres de gelegen heid niet aanbood om het gewichtig onderwerp van het- lager onderwijs te behandelen. IntiHSchen was ieder het eens, dat godsdienst voor ontwikkeling en beschaving een vereischte was. De vraag was alleen wat ondergods- dienst is te begrijpen. Was men met de werking der wet op het lager ouderwijs niet tevreden, uien had het recht van initiatief, om daarin verandering te brengen, of men kon dit doen bij wijze van motie. De werd daarna aangenomen. Bij 7 kwamen de heeren de Bieberstein en van der Mnesen met kracht op tegen de weder indiening der wet op de grondbelasting in Limburg. De regce- ring was daardoor ontrouw aan de verklaring in do troonrede geworden, dat „na de afschaffing der plaat selijke accijnsen geene nieuwe lasten op de natie gelegd zouden woiden." De wet gaf tot groot misnoegen aan leiding, want de provincie Limburg werd daardoor in het bijzonder gedrukt. Voor ben was dit eene reden om tegen de te stemmen. De heer Kappeyue (lid der commissie) antwoordde, dat wel is waar in de troonrede gezegd is, dat geene nieuwe lasten op de natie zouden komen, maar (lat do wi-derindiening van bedoelde wet daarom geen reden mocht zijn om tegen dc te stemmen. Bij dc discussie over de wet kon men die immers bestrijden. De heer van Bosse drong van zijne zijde aan op de wederindiening der wet op de concession. 7 werd daarop aangenomen met 61 togen 3 stemmen, van cc heerende Lom, van der Maesen en dj Bieberstein. 8 werd daarop goedgekeurd. Ten slotte werd het gehcele adres met algemeene stemmen aangenomen. Het zal Z. M. worden aangebodeu door de commissie

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 2