worden medegedeeld; dat de vraag of niet alleen het
ziek vee, maar ook het verdachte behoorde afgemaakt te
worden, niet voor eene algemeene beantwoording vat
baar was, maar van omstandigheden afhing; dat de
regeering al het mogelijke gedaan heeft om de ziekte te
stuiten, zoodra de eerste mededeeling daarvan ter harer
kennis was gekomen en nog verder al die maatregelen
nemen zal die binnen haar bereik liggendat een wets
ontwerp, houdende verbod van in- uit en doorvoer den
volgenden dag zou inkomen; dat er maréchaussóes en
stoomschepen gestationeerd waren om aan de policieveror-
deniugen der gemeenten kracht bij te zettendat de beste
voorzorgmaatregelen echter niet in staat, zijn de ziekte af te
wenden, zooals het voorbeeld van België bewijst; dat
overigens de ziekte zich hoofdzakelijk tot Zuid-Holland
bepaalde; dat een volstrekt cordon vooralsnog niet noodig
of nuttig zou zijn, en dat het initiatief der te nemen
maatregelen niet van de regeering, maar van de gemeen
ten zelve behoorde uit te gaan, evenwel was samenwerking
hier een vereischte. Overigens verklaarde de minister,
dat voor het oogenblik de aanvraag van f 100.000 vol
doende was.
De heer van Nierop bestreed de stelling, der regeering,
dat de gemeentebesturen hier hoofdzakelijk zouden
moeten handelen. Hij was van meening, dat eenparigheid
in handeling bij 1200 gemeenten niet denkbaar was;
maar dat van gouvernementswege algemeene maatregelen
behoorden genomen te worden. De gemeentebesturen
toch kwamen in een strijd tusschen hun belang en hun
plicht, bij de onzekerheid of men volledig schadeloos
gesteld zou worden voor het afgemaakte vee. Ten
slotte stelde hij als amenendement voor om het cijfer
met f 400.000 te verhoogen en dus te brengen op
f 500.000, ten einde de regeering in staat te stellen de
maatregelen aan te vullen of uit te breiden.
De heer de Brauw wees er op, dat gedurende de
geheele maand Augustus niets door de regeering gedaan
is, hoewel het reeds voor 5 Augustus bekend was, dat
in Engeland eene besmettelijke ziekte heerschte, en nu
staat het intusschen vast dat de ziekte bij Schiedam is
uitgebroken, juist door vee, dat uit Engeland weder
hier was ingevoerd.
Avondzitting van Vrijdag, 22 September. Beraadslaging
over het wetsontwerp tot verhooging van hoofdstuk V
der staatsbegrooting voor 1865.
De heer Wintgens wenschte, dat de regeering al de
rapporten der deskundigen zon raededeelen, voorname
lijk dat der commissie, den 25 Augustus benoemd, en
die reeds den 30 Augustus verslag uitbracht. Al het tot
dusver door de regeering verrichtte is z. i. op verre na
uiet voldoende en steekt af bij hetgeen in Frankrijk en
Belgie is gebeurd. Daarom moet zooveel licht mogelijk
verspreid worden over hetgeen hier te lande door de
regeering is gedaan om het kwaad te keeren. Volgens
zijne informatiën zijn de voorgestelde maatregelen door
de regeering niet genomen, alshet afmaken van a 1
het zieke vee in de besmette streken; afsluiting door een
dubbel militair cordon dier besmette strekenverbod
van in-, uit- en doorvoer en van het houden van vee
markten; policietoezicht over den gezondheidstoestand
van het vee en regeling der schadeloosstelling.
De heer van Nispen drong iusgelijks op algemeene
maatregelen van regeeringswege aan en beweerde dat
de gemeentebesturen daartoe volstrekt niet bij machte
waren.
De heer van Goltstein ontwikkelde hetzelfde denkbeeld.
De heer Storm van 's Gravesande gaf in bedenking
deze discussie tot bij het adres van antwoord uit te
stellen.
De heer Taets van Amerongeu verlangde maatregelen
van gouvernementswege.
De heer van Bosse wees er op dat volgens de
grondwet de gemeentebesturen den doorvoer niet mogen
belemmeren en dat het daarom meer dan tijd was dat de
regeering handelend optrad.
De minister van binnenlandsche zakeu was eveneens
van oordeel dat de discussie over het adres van antwoord
gelegenheid zou aaubieden deze zaak verder te behan
delen. Hij beantwoordde echter de verschillende ge
maakte opmerkingen. Hij hield vol, dat de regeeriug
niet terugdeinsde voor krachtige maatregelen, maar zij
kon alleen die nemen, waartoe zij bevoegd was en die,
volgens haar, nuttig waren. Van de gemeentebesturen
moesten ze hoofdzakelijk uitgaan. Zij hadden belang om
het kwaad met dezelfde middelen, op hetzelfde oogenblik
te keeren. Overigens herhaalde de minister, dat hij de
voor publiciteit bestemde rapporten, zou overleggen.
Wat het amendement van den van Nierop betrof, de
minister verklaarde zich er niet tegen. Hij zou echter
niets meer uitgeven dan noodig was en ook niet de wet
uitvoeren in den geest, door den heer vjm Nierop ver
langd, namelijk de 500,000 te doen streken „tot vol
ledige schadeloosstelling der veehouders."
Het amendement van den heer van Nierop op het
artikel werd verworpen met 44 tegen 14 stemmen en het
eeuig artikel zelf goedgekeurd, nadat de heer Begram
nog verklaard had, dat hij het amendement ondersteunde
om te doen uitkomen, dat de volksvertegenwoordiging
krachtige maatregelen van de regeering verlangde.
Het wetsontwerp werd daarna met algemeene stemmen
aangenomen.
Zitting van Zaturdag 23 September. Aanbieding staats
begrooting voor 1866wetsontwerp maatregelen weering
veeziekte; nota leden rekenkamer aanmerkingen comp
tabiliteitswet.
In deze zitting heeft de minister van financiën, daar
toe bij koninklijk besluit gemachtigd, de staatsbegrooting
voor 1866 aangeboden.
De belangrijkste verklaringen in zijne rede waren, dat
de toestand onzer geldmiddelen gunstig is; dat geene
buitengewone voorzieningen noodig zijn bijv. verhoo
ging van den accijns op het geslacht of rechten op de
thee, dat op een bijdrage van f 25,000,000 uit Oost-Indië
voor 1866 kan worden gerekenddat de voortgezette
amortisatie eene krachtige voortzetting van den aanleg
der spoorwegen niet belemmert; dat op het einde van
1866 dan ook een belangrijk terrein en exploitatie zal
zijn; dat het cijfer der uitgaven (met inbegrip der bui
tengewone) bedraagt f 110,241,094; dat de buitengewone
uitgaven zijn f 36,235,914 en derhalve de gewone uitga
ven beloopen ruim f 74,000,000; dat de middelen bedra
gen f 110,249,838 en dat er geen achteruitgang is in het
brengen van evenwicht tusschen de gewone ontvangsten
en uitgaven.
Er is ingekomen een wetsontwerp tot het nemen van
maatregelen tot weering der besmettelijke ziekte en hare
gevolgen, luidende als volgt:
„Art. 1. Wanneer bij het bestaan, binnen of buiten
's lands, eener besmettelijke veeziekte, de zorg voor het
behoud van den veestapel en voor de gezondheid der
ingezetenen het vereischt, worden door ons in- en door
voer van vee van buiten 's lands, in-, uit- en doorvoer
van vee binnen 's lands, en het houden van veemarkten
verboden, en verbods- en andere bepalingen vastgesteld
op den verkoop en de behandeling van levend en dood
vee, vleescb, huiden en mest, alsmede op de middelen,
waarmede deze voorwerpen worden vervoerd.
„Art. 2. Deze wet treedt in werking met den dag harer
afkondiging in het Staatsblad."
Voorts eene nota van vijf leden der rekenkamer, hou
dende aanmerkingen op de Nederlandsche comptabili
teitswet.
Maandag 1 uren beraadslaging over het adres van
antwoord op de troonrede.
SNELPERSDRUKKER IJ VAN DE O E B KOKDEUS ABRAHAMS.