MIDDELBÜRGSCHE
C O R A IV T.
N°' 152.
Zaturdag
1865.
23 September.
Bij deze couranl behoort een bijvoegsel.
Editie van Vrijdag avond 4 uren.
Middelburg 22 September.
Tot voorzitter van de tweede kamer der staten-generaal
is door Z. M. den koning benoemd de heer mr. G.J.C.van
Reenen, die zijne betrekking bereids aanvaard heeft.
De 87e algemeene vergadering van dirigeerende en
honoraire leden der alhier gevestigde teeken-akademie
werd eergisteren gehouden. Zij werd bijgewoond door
jhr. W. H. de Jonge, waarnemend burgemeester, ver
tegenwoordigende het gemeentebestuur van Middelburg.
Nadat de secretaris verslag van den staat der inrich
ting had uitgebracht en mededeeling van eenige daartoe
betrekking hebbende bijzonderheden had gedaan, deed
de penningmeester verantwoording der geldmiddelen,
waarvan de rekening ten bewijze van goedkeuring door
twee der honoraire leden is onderteekend.
Ter aflossing werden weder uitgeloot twee aandeelen
a f 100 in de geldleening groot /"6000 en wel no. 51 en
no. 60.
Na opening der naambriefjes van de vervaardigers der
bekroonde prijsteekeningen werden opgeroepen tot aan
neming uit handen van den waarnemenden burgemeester
dezer gemeente der groote zilveren medaille van'skonings
wege te weten: Izaak Levinus van Wuyckhuijzen, primus
der bouwkunde; en der gewone zilveren medaille van
'skonings wege: Cornelis Johannes van Sluijs, primus
le klasse in de bouwkunde. Voorts zijn bronzen medailles,
geslagen op den stempel der akademie, en kleine bron
zen medailles, geslagen op een nieuwen stempel, be
nevens getuigschriften, door een der leden van het
bestuur uitgereikt aan de volgende primussen hunner
klasse, te wetengroote medaille in de 2e klasse naar
pleister aan Martinus Johannes Bosman; in de 2e klasse
der bouwkunde aan Bernardus Kanaar; kleine medaille
in de 2e klasse naar prent aan Abraham Hollebrandse
in de klasse naar ornament aan Elias Hollebrandse;
in de 4e klasse der bouwkunde aan Johan Jacob Abra
ham Sprenger.
Getuigschriften aan W. J. Schutz, R. A. Papegaay,
J. H. van der Harst, C. M. de Rijke, W. Jansen en P. Din-
gemause.
Daarna zijn door den beer A. H. G. Fokker, voorzitter
der commissie van het bestuur van de industrieschool,
boekgeschenken alsmede verschillende gereedschappen
of instrumenten voor timmerlieden uitgereikt aan de
volgende leerlingenJ. Mulder, B. Kanaar, W. Kanaar,
J. J. A. Sprenger, I. L. van Wuyckhuijzen, M. C. Roest,
J. Buys, A. A. de Man, J. P. de Broekert, G. P. Dekker,
J. P. Akkermans, A. J. Crucq en J. de Man.
De secretaris heeft de bekroonden doeltreffend toe
gesproken en bracht ten besluite de hulde der erkentenis
van dirigeerende leden aan de beoordeelaars der prijs
teekeningen en aan de leermeesters.
De leerlingen verkregen van 2 tot 3 uren de gelegen
heid om met den rang bekend te worden waarin hunne
prijsteekeningen na beoordeeling waren geplaatst, zijnde
ook dien dag en gisteren aan het publiek de gelegenheid
gegeven om de prijsteekeningen en het ten toon gestelde
te bezichtigen.
De gemeenteraad van Borssele heeft dezer dagen
besloten, naar aanleiding van de wijzigingen in de
gemeentewet te zullen beffen 40 opcenten van de hoofd
som der grondbelasting op de gebouwde, en 10 op die
van de ongebouwde eigendommen, 20 opcenten op de
hoofdsom van het personeel, een boofdelijken omslag
ten bedrage van hoogstens /"2200, en eindelijk, te zullen
beschikken over 4/5 van de opbrengst der rijks perso-
neele belasting.
Ook heeft de raad van dezelfde gemeente besloten om
een grindweg te leggen van af het dorp Borssele op den
Monsterweg tot aan den bestaanden grindweg van de
haven en van daar over den Molenweg en den Borssel-
schen dijk tot aan de kom der gemeente 's Heerenhoek.
Veeziekte.
In de zitting van de tweede kamer van gisteren is o. a.
ingekomen een wetsontwerp tot verleening van een
crediet van f 100,000, voor kosten ter afwering van het
gevaar voor den veestapel en tot schadeloosstelling bij
onteigening.
Bij den raad van state is een wetsontwerp aanhangig,
houdende maatregelen ter voorkoming van de versprei
ding der ziekte onder het rundvee. De aanbieding van
dat ontwerp aan de tweede kamer wordt spoedig te
gemoet gezien.
Benoemingen en besluiten.
ridderorden. Vergunning verleend aan den heer
J. G. E. Schüssler, te Stockholm, secretaris van H. M. de
j koningin van Zweden en Noorwegen, tot het aannemen
I en dragen der onderscheidingsteekenen van de ridder-
j orde van St. Olaf, hem door Z. M.den koning van Zweden
en Noorwegen geschonken; en aan den kapitein ter zee
I J. E. de Man, tot het aannemen en dragen der versierse
len van ridder der koninklijke Brïtsche Bathorde en van
kommandeur der keizerlijke Fransche orde van het
Legioen vau eer, hem geschonken door H. M. de konin
gin van Engeland en doorZ. M.den keizer der Franschen.
registratie. Benoemd tot ontvanger der registratie
van burgerlijke akten en successie-recht, te Middelburg
de heer G. B. Visscher thans ontvanger der registratie
en domeinen te Middelburg.
belastingen. Benoemd tot ontvanger der directe
belastingen en accijnsen te Beest de heer H. C. van
Doorn, thans in dezelfde betrekking te Terheijden
(Noord-Brabant); tot ontvanger der directe belastingen
en accijnsen te Wolvega c. a. de heer J. van Sandbergen
Buwalda, thans in dezelfde betrekking te Ternaard.
Kerknieuws.
De heer F. H. Nahuys, predikant te Biezelingo,
heeft voor het beroep naar de gemeente Neuzen bedankt.
Uit Utrecht schrijft men ons van 17 dezer:
„Heden middag werd alhier, om in de vacature, door
den dood van den heer Montijn ontstaan, te voorzien,
het navolgende drietal gevormd: de heeren Krijt,
predikant te Groningen, met 31; Drost, predikant te
Goes, met 29, en Guldenarm, predikant te Oosthem, met
27 stemmen.
„Door de vorming van dit drietal is een einde ge
maakt aan een veertiendaagschen strijd en twist. De
heer K., lid van den kerkeraad, heeft aangeboden een
vaste som te deponeeren, tot beroeping van een elfden
predikant, indien men ditmaal den Gljarigen predikant
Kohlbrugge, afgescheiden predikant te Elberfeld, wilde
beroepen.
„De kerkeraad intusschen schijnt toch begrepen te
hebben, dat dit een weinig al te zot was. Wel had hij
vrij wat stemmen, doch de meerderheid verklaarde zich
voor de drie genoemden. De heer Guldenarm heeft het
drietal moeten kampen met de heeren Molenaar, van
Harderwyk, en Hoog, te Bolsward."
Onderwijs.
Ter aanvulling van ons vroeger bericht dient, dat het
getal leerlingen aan de rijks hoogere burgerschool alhier,
door het bijkomen van nog een enkele, die verhinderd
werd zich op het daarvoor bestemde tydstip aan te
melden, op dit oogenblik bedraagt 110.
Marine en leger.
Volgens het Handelsblad bestaat het voornemen om
het invalidenhuis Bronbeek door uitbreiding ook toegan
kelijk te maken voor oude strijders vau het Nederland-
sche leger en die onzer marine.
De luitenants ter zee 2e klasse J. C. Schotel en
A. J. Dumont, laatst behoord hebbende tot het eskader
in Oost-Indië en onlangs iu Nederland teruggekomen,
zijn, de eerste met den 26 Juli jl. en de tweede met den
12 dezer, op non-activiteit gebracht.
Rechtszaken.
behandeling van het geding
TEGEN
J. N. VAN DER HALEN, A. PAULUSSEN EN H. L. WARNAU.
Zitting van Woensdag, 20 September.
Ter bespoediging van het vertrek der nog niet gehoorde
getuigen werd thans overgegaan tot de behandeling
van het zes en twintigste punt van beschuldiging.
Dit punt betreit in hoofdzaak eeue met een vorige in
verband staande schuldbekentenis, gedagteekend Brou
wershaven 10 Juli 1838, groot f 600, houdende acceptatie
om aan Susanna Rooij of order die som te betalen met
den intrest van zes percent in het jaar, waarde genoten,
geteekend van der Halen; daaronder staat: „solvit dooi
den heer J. N. van der Halen;" en daaronder „Susanna
Rooij"; ter zijde staat „voor aval J. N. van der Halen".
Op de keerzijde van het stuk komt voor eene overdracht
aan inej. C. van Doesburg wed. L. van der Ploeg, met
verzoek om deze f 600 te betalen aan J. N. van der
Halen; vervolgens een doorgeslagen dagteekening,
waarna: „om af te trekken op de schuldbekentenis afge
geven groot ƒ9375. Brouwershaven 30 Augustus 1860.
(Get.) vau der Halen." Nog staat daaronder„deze te
verrekenen met de 500 en intrest der schuldbekentenis
ten laste van den heer J. N. van der Halen, (get.) J. Hoo-
genboom." Na de afdoening en betaling dezer schuld
bekentenis heeft de eerste beschuldigde haar verscheurd.
De getuige Sazanna Rooij verklaarde o. a. dat, toen
in Februari 1838 hare moeder gestorven was, de notaris
C. J. vau der Halen te Brouwershaven in den boedel is
geweest en zij den beschuldigde J. N. van der Halen als
zaakwaarnemer heeft gebruikt. De grootte van haar
erfdeel heeft zij nooit geweten, alleen heeft zij van haar
zuster gehoord dat het 1036 in vaste goederen moet
hebben bedragen. Zij heeft echter eerst 300 en bij
latere gelegenheden kleinere bedragen van J. N. van der
Halen ontvangen, te zamen tot een bedrag van hoogstens
slechts f 500. Van het teekenen van eenig papier
door haar was haar niets bekend; zij wist zich daarvan
niets te herinneren, doch merkte op dat het ook reeds
zeven en twintig jaar geleden is. Ook verklaarde zij dat
de beschuldigde vau der Halen haar 6 percent jaarlijks
heeft beloofd van ƒ600, zijnde het bedrag van een wissel
die hij van baar hield, welke percenten zij echter steeds
te vergeefs gewacht heeft.
Adriana Rooij, de zuster van genoemde getuige, ver
klaarde onder uieer dat zij en haar man uit het erfdeel
harer moeder/1036 voor hun deel uit de vaste goederen
hebben gekregen, doch er van de losse goederen nimmer
rekening is gedaan.
Nog werden gehoord de getuigen Johanna Yerton en
W. van de Linde. Eerstgenoemde verklaarde weinig bij-
zonderbeden. De getuige van de Linde is van 1842 tot 1853
werkzaam geweest op het kantoor van den notaris C. J.
van der Halen. Daar hij geacht werd bekend te zijn
met het schrift van dien notaris, werd hij ook als des
kundige gehoord omtrent dit van valschïieid verdacht
stuk, waarvan hij de echtheid ook niet kon aannemen.
Op daartoe strekkende vragen antwoordde hij ook dat
hem niets bekend is van beweerde relatiën tusschen
wijlen den notaris van der Halen en le Sage ten Broek,
evenmin als van relatiën tusschen dien notaris en mr.Ber-
man, daar hij die personen nooit bij zijn patroon heeft
gezien en er voor zoo ver hij weet geene correspondentie
tusschen hen heeft plaats gehad. Op verzoek van den
eersten beschuldigde werd deu getuige ook gevraagd,
of hij wist dat de notaris van der Halen twintig jaar ge
leden meermalen het podagra in zijne hand had, hetgeen
veel invloed opzijn schrift uitoefende. De getuige wist
zich niet te herinneren dat de notaris van der Ilalen ooit
podagra in zijne hand gehad heeften ook niet dat dit
invloed op zijn schrift zou liebbeu uitgeoefend, welk
laatste door den beschuldigde echter werd volgehouden.
De heer J. Hoogenboom, die over de invordering van
dit stuk gehoord werdlegde een brief aau het hof over,
gedagteekend vau het jaar 1854, welke bij de procedure
gevoegd is. Uit de daarop gevolgde voorlezing bleek dat
het was een schrijven van J. N. van der Halen, die den
getuige meldde dat hij iu zeer moeilijke omstandigheden,
verkeerde, ten gevolge vau nader omschreven rampen
zoodat hij de vrijheid nam om eenige ondersteuning te
vragen en te verzoeken dat zijne acceptatie met/50
tegen 5 percent intrest mocht worden verhoogd. Van
verschillende zijden werd dezen getuige nogmaals ge
wezen op het bevreemdende dat hij steeds de gedane
vorderingen betaalde en vooral de hier bedoelde, omdat
toen zijne tantes reeds dood waren, ter wille van wie hij
de vroegere zegt betaald te hebben. De getuige ver
klaarde dat hij het zelf vreemd vindt, doch het ter wille
zijner familie heeft gedaan, terwijl hij voorts mededeelde
dat hij door den beschuldigde niet werd gedreigd maar
deze steeds als vriend sprak. Evenwel zou hij, ook
al ware deze procedure niet ontstaan, verder geene beta
lingen hebben gedaan. Gelijk deze getuige aan het
hof opgaf heeft hij ook aan den getuige mr. Moolenburgh
opgegevenlaatstgeuoeuide zeide dau ook dat „buitenspo
rige achting voor zijne familie" voor den heer Hoogen
boom een drang tot betaling is geweest. Als eigen mee-
Ding hieromtrent deelde de getuige Moolenburgh echter
mede hoezeer hij die later heeft laten varen en aan
schurkerij is gaan denken dat de oude heer Hocke in
het laatst van zijn leven verschillende zaken aan kant
heeft gedaan, welke hij niet ter kennis van anderen
wilde gebracht zien. De heer C. Hocke Hoogenboom
verklaarde dat hij, hoezeer niet kunnende begrijpen van
waar al die vordeningen haar oorsprong hadden, de
regeling hiervan steeds aan zijn broeder overliet. De
heer J. Hoogenboom zeide nogmaals dat hij steeds heeft
betaald om de eer zijner familie op te houden. Wat het
hier besproken stuk betreft, dit was aan toonder en van
der Halen had hem gezegd dat als hij het aan hem niet
betaalde het toch door anderen zou worden ingevorderd.
Nadat nog was gehoord de getuige C. Westplate om
trent de aanwezigheid van eenige pakketten op het kan-