M1DDELBURGSGHE COUR ANT. N°' 147. Donderdag 1865. 14 September. Editie van Woensdag avond 4 uren. Middelburg 13 September. Wij vernemen dat Vrijdag avond te zes uren eeno muziekuitvoering op het Molenwater zal plaats hebben door het muziekkorps der schutterij. Ter vervulling der sedert 1859 bestaande vacature, door het verleend eervol ontslag aan den heer W. L. Wou- tersen, als secretaris der gemeente Domburg, is door den raad dier gemeente in zijne vergadering van den 12 dezer, tot die betrekking benoemd, de heer H. M. Kesteloo, aldaar •woonachtig. Het VlIIste Nederlandsch taal- en letterkundig con gres is thans te Rotterdam vergaderd. Zondag avond werden de leden ia de vergaderzaal van den gemeente raad door den burgemeester en de wethouders verwel komd. De toespraak van cerstgenoemden werd door professor de Vries beantwoord, die o. a. aanvoerde, dat allen met een gevoel van blijdschap bezield zijn, nu zij zich iu Rotterdam bevinden, hetwelk de beginselen van vrijzinnigheid vertegenwoordigt, die geheel Nederland en ook België'zoo dierbaar zijn. Deleden verzamelden zich later in de sociëteit Ilarmonie, waar ter eere van het congres een vauxhall gegeven werd. Op den volgenden morgen werd het congres geopend, met eene rede van dr. Groshans, welke zich hoofdzakelijk bewoog om het denkbeeld, dat België en Nederland staat kundig gescheiden, op 't spraakgebied éen moeten zijn. Als vrucht vau vorige congressen wees hij op het woordenboek", hetwelk tot eenheid in spelling leiden moet. Tot voorzitter wordt vervolgens gekozen de heer G. Mees en tot onder-voorzittex-s de heeren Heremans, uit Gent, M. de Vries en dr. Groshans, terwijl de heer L. G. Greeve tot secretaris wordt benoemd. Als redenaars traden op dr. A. de Jager, over „Het achtste taalcongres, eene stoffe tot bemoediging"; C. P. Tiele, over de ver wantschap van mythologie en taalwetenschap; prof. Brill leverde eene beschouwing over Vondel, waarbij hij tal van aanhalingen uit zijne gedichten in verband bracht met de gebeurtenissen van Vondel's tijd op staatkundig en godsdienstig gebied. De heer Nolet de Brauwere van Steeland droeg een boertig gedicht voor, waarin vele piquante opmerkingen over het congres, het woorden boek enz. voorkwamen. Dr. te Winkel hield eene ver handeling over de hooge waarde der taal en lokte door zijne stelling, dat de keunis van de taal een onmisbaar vereischte is voor het menschelijk denken, vrij levendige discussie uit. Aan de eene zijde bestreden door den voor zitter, werd de spreker door professor de Vries in verdedi ging genomen, die het voorbeeld aanhaalde van doofstom men. Wanneer deze tot geestontwikkeling komenmeende hij, is het juist door de taal die hen op de eene of andere wijze wordt medegedeeld. De directeur van bet Rotter- datnsch doofstommen-instituut, de heer Hirsch, neemt daarop het woord en beroept zich op zijne ondervinding ten bewijze dat, hoewel er tnsscben de eeDe doofstomme en de andere een ontzettend verschil bestaat, over het algemeen valt op te merken, dat ook bij hen de geest zweeft naar hooger, even als de bloem zich buigt naar het licht. Als van zelve ontwikkelt zich dan bij hen een eigen spraakgevoel. Dr. Beets hield vervolgens een voor dracht over neologismen, en de heer Wessels besloot de rei der redevoeringen met de verdediging der stelling dat de eerste mensch, even als met een voortreffelijk organisme, ook met de taal is begiftigd geweest, eene tegenstelling alzoo van de theorie der taalvorming. Men schrijft aan de Nieuwe Rott. courant uit 's Hage „Ten einde niet de meeste gestrengheid de verorde ningen betrekkelijk bet tegengaan der verspreiding van de heerschende veepest te doen naleven, zullen aan staanden Dinsdag van hier vertrekken 8 detachementen kavallerie, bestemd om onder toezicht van den len luit. Rijnbende, van het 2e regement dragonders alhier, in verschillende gemeenten in de provincie Zuidholland dienst te doen als hulp-marechaussée. Zij zullen den 12 in hunne standplaatsen aankomen." Uit Amsterdam schrijft men ons onder dagteekening vau 9 dezer „Wij leven tegenwoordig alhier in een vreemden toe stand. Vindt men aan de eene zijde drukte eu, zoo al geenesnellen, althans minderlangzamen vooruitgang,aan den anderen kant heerscht er eene doodeljjkc kalmte, eene apathie zooals slechts weinigen heugt. Wat hebben wij in de laatste jaren niet al nieuwe zaken zien ver rijzen! Te beginnen met het Paleis, aan de mj verheid gewijd, waaraan een terrein is gevoegd, dat grooter zou kunnen zijn, maar toch uitmuntende diensten doet. Een prachtig orchest, door sommigen gelijk gesteld met dat der Haagsche grenadiers, trekt de massa's onwederstaan'baar daarheen en altijd ziet men er weder nieuwe voorwerpen. Heeft men de machine om door hitte ijs te maken reeds vroeger aanschouwd, thans wordt zijden lint, met eene afbeelding van het nijverheidspalcis er in geweven, voor uwe oogen vervaardigd. Wat verder zijn Brnsselsche kantwerksters aan het werk en, tëfwiji gij de in werking zijnde naaimachines, die althans voor Amsterdammers niet nieuw meer zijn, voorbijgaat, bewondert gij terecht de fraaie verzameling photografiën van allerhande grootte, zoowel portretten als landschappen en monu menten, ook gekleurde, die mij echter het minste bevallen. Wat al prachtige meubelen, wat heerlijk bronswerk, welk een schat van nuttige insturaenteu! Hoe fiksch werkt de centrifugal-pomp om polders droog te maken! Geen wonder dat het gebouw door velen wordt bezocht, en evenwel komen ze thans niet om zooveel wat het dubbel waard is, te bezichtigen, niet om Koenen's orebest te hooren, evenmin om de bloeiende honderdjarige aloe's te aanschouwen (waar aan trouwens ook niets te zien is) neen, allen komen om een opgeblazen, Iangwerpigen, halven bol te zien, zoo groot dat een der beide vleugels van het kolossale lokaal er geheel mede gevuld is zoo hoog dat het ver- hevenste punt ver boven de gaanderij uitsteekt. Ik behoef u nauwlgks te melden dat ik de luchtballon le Géant, waarmede Nadar op zal gaan, bedoel. Het voorwerp is voor een derde deel met wind gevuld, en ligt aan eene zijde plat op den grond. Had men het gansche gevaarte in opgeblazen toestand willen vertoonen, het Paleis voor volksvlijt ware bepaald veel te klein geweest. De ballon is van licht geele zijde vervaardigd. Het luchtschip, zoo als het programma zegt, doch detenu: luchthuis zou beter uitdrukken wat den vorm luchtmand wat de stofte betreft het luchtschip dan is ook tentoongesteld. Wie zich daarvan iets fraais voorstelt, zal zich bedrogen vinden. Het is geheel van bindrotting vervaardigd, heeft twee verdiepingen en zeer beknopte vertrekjes om te slapen of wat te bergen. Het plateau heeft eene fiksche borstwee- ring en eenige lederen, opgevulde gordels en touwen om zich vast te houden. Klaarblijkelijk heeft de mand bij de vroegere opstijging of liever bij het uederkoraen,zeer veel geleden. De ankers, de ballast, het touwwerk, de houten cirkel, die onder den ballon hangt,en waaraan het lucht schip met touwen is gehecht, de groote buizen van bind rotting, die onder het schip komen te hangen om, bij bet nederkomen, de schokken te breken, dat alles is wel do moeite waard om er een kijkje van te nemen. Wat u wellicht minder belang inboezemen zou, en evenwel voor velen zeer interessant blijkt te zijn, is dat ook de heer Nadar zelf in het Paleis van Volksvlijt is te aan schouwen. Eindelijk hangt er nog een veel kleinere bal lon, bestemd om tegelijkertijd de wolken te klieven, eu eene schilderij voorstellende le Géant, drijvende over de wolken. Ik hoop de opstijging bij te wonen en er u een volledig verslag van te géven. „Dat Ie Géant in onze stad zal opgaan vind ik een op merkelijk verschijnsel. Het schijnt toch dat Nederlands hoofdstad meer dan vroeger de aandacht der vreemde lingen trekt. Dit voorzeker hebben wij voor een groot deel aan het paleis voor Volksvlijt te danken, voor een ander deel ook aan onze te recht beroemde zoölogische tuin, die steeds met on vermoeiden ijver wordt verbeterd en verfraaid. Ook daar kent men het geheim om telkens door nieuwe verrassingen het publiek duurzaam te boeien. De financieeJe toestand van dit genootschap mag men tegenwoordig uitmuntend noemen. De nieuwste zaken, aldaar in het leven geroepen, te beschrijven zou ons te ver leiden, doch het ethnologisch museum aldaar, hetwelk thans, doelmatig gearrangeerd in een smaakvol gebouw, reeds interessant is en nog veel meer belooft voor de toekomst, mag ik niet onvermeld laten. Waarlijk, wanneer met den tijd de grootsche kanaal werken door Holland op zijn smalst tot voor onze stad komen, en wan neer de groote pinocotheek, of bijeenbrenging van al onze oude kunst, gereed zal zijn, worden wij zeker door vreem delingen overstroomd. Wat echter de doorgraving betreft, zoo kan ik u verzekeren, dat er wel voortdurend maar niet hard aan wordt gewerkt. Men heeft nog te zeer te kampen met kleingeestigheid en bekrompenheid, die de onteigeniugen in den weg staan, en hoopt in 't volgende jaar met dubbele energie voort te werken. En nu de pinocotheek? Men hoort er niet meer van. Jammer toch! Ik was laatst op het stadhuis en was verbaasd over de prachtwerken van Bol, vau der Helst, Lingelbach. Als men alles wat Amsterdam van dien aard heeft bij elkan der brengt, dan verkrijgt men eene verzameling Oud- Hollandsche kunst, als nergens te vinden is. „Van de kunst kom ik op de tentoonstelling van wer ken van levende meesters, gehouden in de koninklijke akademie voor beeldende kunsten. Ze komt mij voor niet zeer belangrijk te zijn. Vooral de Nederlandsche kunst is er middelmatig vertegenwoordigd Zelfs Israels handhaaft zijn verkregen roem volstrekt niet. Velen dei- eerste mce3ters ontbreken geheel, en ik moet rondweg erkennen dat een zeer belangrijk doek van een Neder lander mij nog niet heeft getroffen. Mpu heeft het meer gezien, of her. ziet er uit alsof men het meer heeft gezien. Vraagt gij mij, wie heeft blijken van vooruitgang gege ven Zoo zou ik moeten antwoorden: ik geloof niemand. De helden in het strijdperk zijn de figuurschilders J. Oermate te Parijs en j. van Leriuste Antwerpen. Die werken eigenen zich echter beter om bezichtigd dan om beschreven te worden. „Voeg nu bij dit alles dat men in de Plantage aan den Amstel en nog op andere plaatsen groote blokken hui zen bouwt, en dat men overal druk bezig is de pleinen te betimmeren tegen de kermis, dan zult gij met mij eens zijn, dat het hier druk genoeg is. „Maar de keerzijde van de medaille! Helaas, met het voornaamste, met den handel, met de scheepvaart, met de zaken over het algemeen, gaat het zeer slecht. „Waaruit ontstaat die stille, die nu reeds zoo lang heeft geduurd eu ter slimmert dan beter wordt? De een zal u antwoorden dat het de schuld van de banken is. Toen ze pas verrezen waren, zouden ze ons redden. Daarop volgde teleurstelling en nu hebben ze in veler oogen alles misdaan! Een ander zal n zeggen, dat het ligt in de verandering die de Nederlandsche handel maatschappij in de koffieveilingen heeft gebracht. Zoo die verandering al nadeeling zij, iets wat door voorname handelaren wordt beweerd, kunnen toch de gevolgen daarvan zoo ingiijpend niet zijn. Een derde geeft de schuld aan de effectenbeurs, die de goederenhandel meer en meer zon verdringen, maar hij vergeet dat niet alleen j te Amsterdam, neen dat overal, in Rotterdam, in Ant- j werpen, in Engeland de handel tegenwoordig kwijnende I is. Het ligt hem niet zoo zeer in plaatselijke oorzaken, het ligt hem in den algemeenen toestand der maat- j schappij, misschien wel veroorzaakt voor een groot deel door de zucht van centralisatie, waardoor men, wil xnen j het terrein niet geheel verliezen, haast genoodzaakt I wordt groote kapitalen te wagen. Wie nagaat hoe een belangrijk deel van onzen handel afhangt van den toestand op Java, zal zich, bij de vele faillieten die I aldaar hebben plaats gehad, niet verwonderen, dat ook j wij in de algemeene ellende deelen, zij het dan ook J meer door de voorzichtigheid die wij moeten in acht j nemen en de daardoor ontstane winstderving dan door werkelijke grove verliezen. Het is trouwens eene erkende waarheid dat de Javaan tegenwoordig zeer arm is, en dus weinig of niets uitgeeft aan zijne eerste luxe, met name manufacturen. Vandaar dat de uitvoer naar Java gering is en de scheepvaart kwijnt. Gelukkig dat deretour- vrachten van Java eindelijk wat gestegen zijn. Het is nog al opmerkelijk, dat, niettegenstaande de slechte resultaten der scheepvaart, toch de scheepsbouw in den allerlaatsten tijd iets is toegenomen." De opstijging van Nadar, heeft uithoofde van den vrij hevigen wind, eergisteren niet plaats gehad en is nu op morgen bepaald. BSenoemlngen en besluiten. HiDnEHORDRN. Vergunning verleend aan den heer A. B. K. von Eichstorff, medecinae doctor t.e Smyrna, tot liet aannemen en dragen der versierselen van officier der orde van den Medjidié, hem door Z. M. den sultan van Turkije geschonken; aan den ritmeester jhv. P. O. H. Gevaerts van Simonshaven van het 2e ïegeraent dragonders, tot. het aannemen en dragen der versierselen van ridder der orde van het Zwaard,hem door Z. M. den koning van Zweden en Noorwegen geschonken. schutter ij rn. Benoemd tot 2e luitenant, bij de rus tende schutterij in de provincie Zeeland, de sergeant L. A. Croin. Kcclifszaken. behandeling van het geding tegen j. n. v;n der halen, a. paulussen en h. l. warnau. Zittiug van Maandag 11 September. Vervolg Ten aanzien van het aangevangen getuigenverhoor, I vestigen wij de aandacht op de verklaring van J. Hoogenboom, dat in de papieren uit den boedel van I wijlen zijn grootvader C. Hocke Jz. geen spoor te vinden is van eenige pretentie van C. J. van der Halen. Daaren.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 1